Column uit De Telegraaf van gisteren.
-------------------------------------------------------------------------------------
Het klinkt misschien gek, maar in Brazilië kun je voor welgeteld 153 realen (60 euro) een voorspoedig 2012 aanschaffen. Een koopje, nietwaar? Ik liep er op een warme decemberdag tegenaan in de Mondiale Kerk van de Macht van God (IMPD), de snelst groeiende pinkstergemeente van Brazilië.
De dienst, genaamd ’Milagre Urgente’ (Noodwonder), werd gehouden in een enorme fabriekshal in de sjofele buurt Brás, ook wel ’het Jeruzalem van São Paulo’ genoemd vanwege de vele pinksterkerken.
Op het podium stonden rolstoelers die hoopten op een wonder van de populaire ’bisschop’ Valdemiro Santiago. Volgens de IMPD kan hij ook kankerpatiënten genezen en mensen uit de schulden helpen.
Beroemd is een uitzending (de IMDP is de hele dag door op de Braziliaanse televisie te zien) waarin een gelovige vertelt hoe hij op een avond een gezegend handdoekje tegen de dichte deur van zijn bank drukte. Een week later werd hem door zijn bankmanager verteld dat de schuld op zijn rekening (van 7500 euro) tot op de laatste cent verdwenen was.
„Jezus heeft hem betaald!” riep de man. „Alleen God kan zoiets doen!”, jubelde de priester van de IMPD.
Voor niets gaat echter de zon op. Om kans te maken op wonderen moet een gelovige namelijk eerst met geld over de brug komen.
In de kerk lopen mannen in zwarte pakken rond om enveloppen uit te delen. Ik kon kiezen tussen onder meer de ’Dízimo da Alegria’ (vrij vertaald: ‘een tiende van je inkomen in ruil voor vrolijkheid’) en een envelop die een sleutel van nepgoud bevatte.
Deze wondersleutel zou toegang geven tot een "nieuw leven in 2012" en "grote veroveringen". Daarvoor moest dan wel een bedrag van 153 realen worden gestort op één van de rekeningnummers die achterop de envelop stonden.
Het meest wonderlijke blijft toch wel dat tientallen miljoenen Brazilianen zich laten bedotten door charlatankerken als de IMPD. Gehaaide predikanten als Valdemiro worden steenrijk van hun zogeheten ’welvaartstheologie’ (’wie geld geeft aan de kerk, krijgt dat op de één of andere manier dubbel en dwars terug’).
Ook op andere continenten zijn Braziliaanse pinksterkerken in opkomst, tot in het nuchtere Nederland aan toe. Hoeveel je daar kwijt bent om je van een voorspoedig nieuwjaar te verzekeren is mij onbekend.
zaterdag, december 31, 2011
woensdag, december 21, 2011
Eerste Braziliaanse 'Febo' alweer dicht
Uit de Financiële Telegraaf van vandaag.
-------------------------------------------------------------------------------------
De eerste Braziliaanse snackbar volgens Febo-concept is alweer dicht. In juni werd de automatiek, Quickies genaamd, nog met veel tamtam geopend in het centrum van São Paulo.
Initiatiefnemer Marcus Vinicius de Lima, een Braziliaan die jarenlang in Nederland woonde, zei toen dat hij 180 vestigingen wilde openen in zijn geboorteland.
Volgens de ondernemer is dat plan onveranderd. “Mensen die nu gaan roepen dat het concept mislukt is, spreek ik over tien jaar nog wel.”
De Lima legt uit dat de locatie van zijn eerste zaak ongeschikt was. Het pand was te groot (500 vierkante meter) en te duur (7500 euro huur per maand).
De Braziliaan werkt echter aan een doorstart. “Binnenkort begin ik op drie betere locaties in São Paulo, waar veel meer mensen voorbij komen. Eén daarvan is de Rua 25 de Março, de drukste winkelstraat van Zuid-Amerika.”
Brazilië loopt wel degelijk warm voor Nederlandse snacks, stelt De Lima. “De introductie kost alleen tijd. Ook fastfoodketens als KFC zijn hier langzaam begonnen.”
In de straat van zijn eerste snackmuur wordt er getreurd om de vroegtijdige sluiting. “Ik vind het zonde hoor, ik at er elke dag”, zegt kioskhouder Mario Luiz Benedetti. “Kaassoufflés, kroketten, bamischijven, heerlijk allemaal. Maar kennelijk kwamen er toch niet genoeg klanten.”
------------------------------------------------------------------------------------
Update
Er kunnen in São Paulo weer kroketten uit de muur worden getrokken. De Lima heeft begin februari een nieuwe Quickies geopend in het centrum, op de Ladeira Porto Geral.
-------------------------------------------------------------------------------------
De eerste Braziliaanse snackbar volgens Febo-concept is alweer dicht. In juni werd de automatiek, Quickies genaamd, nog met veel tamtam geopend in het centrum van São Paulo.
Initiatiefnemer Marcus Vinicius de Lima, een Braziliaan die jarenlang in Nederland woonde, zei toen dat hij 180 vestigingen wilde openen in zijn geboorteland.
Volgens de ondernemer is dat plan onveranderd. “Mensen die nu gaan roepen dat het concept mislukt is, spreek ik over tien jaar nog wel.”
De Lima legt uit dat de locatie van zijn eerste zaak ongeschikt was. Het pand was te groot (500 vierkante meter) en te duur (7500 euro huur per maand).
De Braziliaan werkt echter aan een doorstart. “Binnenkort begin ik op drie betere locaties in São Paulo, waar veel meer mensen voorbij komen. Eén daarvan is de Rua 25 de Março, de drukste winkelstraat van Zuid-Amerika.”
Brazilië loopt wel degelijk warm voor Nederlandse snacks, stelt De Lima. “De introductie kost alleen tijd. Ook fastfoodketens als KFC zijn hier langzaam begonnen.”
In de straat van zijn eerste snackmuur wordt er getreurd om de vroegtijdige sluiting. “Ik vind het zonde hoor, ik at er elke dag”, zegt kioskhouder Mario Luiz Benedetti. “Kaassoufflés, kroketten, bamischijven, heerlijk allemaal. Maar kennelijk kwamen er toch niet genoeg klanten.”
------------------------------------------------------------------------------------
Update
Er kunnen in São Paulo weer kroketten uit de muur worden getrokken. De Lima heeft begin februari een nieuwe Quickies geopend in het centrum, op de Ladeira Porto Geral.
Spruitjesteelt biedt ontsnapping aan Argentijns landbouwbeleid
Uit de Financiële Telegraaf.
-------------------------------------------------------------------------------------
Terwijl de Argentijnse pampa afgelopen tien jaar in één grote sojazee veranderde, bleef teler Adri Botman zweren bij zijn oer-Hollandse spruitjes en witlof.
Het geduld van de pionier uit het Westfriese Venhuizen wordt beloond, want na een moeizame start groeit zijn bedrijf Endivias Belgrano (omzet: € 2,2 miljoen) met ruim 20% per jaar.
Botman (54) begon zijn Argentijnse avontuur nadat hij zijn exportbedrijf Botman International in 1998 had verkocht.
“Het was me al jaren voor de wind gegaan, dus ik dacht het hier ook wel even te gaan flikken. Het klimaat en de bodems zijn gunstig en Buenos Aires lijkt op het eerste gezicht een Europese stad. Maar dat gezicht is vals. Het lijkt hier soms meer op Nigeria.”
De Nederlander kreeg zijn eerste financiële mokerslag toen de Argentijnse peso in 2001 plots werd gedevalueerd. “Ik had toen nog drie ton aan btw tegoed van de Argentijnse fiscus en kreeg er uiteindelijk maar één terug. Dat zou ik zonder eigen vermogen nooit overleefd hebben.”
Er volgde meer ellende voor zijn bedrijf op 160 kilometer van Buenos Aires, zoals insectenplagen, extreme droogten en gesteggel met corrupte douanebeambten.
De agrariër maakte ook fouten, zo vindt hij zelf. “Ik dacht in die tijd nog te veel als handelaar en te weinig als teler. Ik ging te snel groot, met te veel soorten groenten. Terwijl specialisatie juist het geheim is van de Nederlandse vollegrondsteelt en tuinbouw.”
Tegenwoordig beperkt Botman zich voor 75% tot witlof en spruiten. Al zijn machines en zaden komen uit Nederland. “Het is de kunst om vast te houden aan de geavanceerde Nederlandse teeltmethoden. Qua kennis zit je in Argentinië op een eiland. De groentesector is veel minder ontwikkeld dan die van fruit en soja.”
Een groot voordeel van het telen van exotische Hollandse groenten is dat Botman onder de radar van het boeronvriendelijke Argentijnse landbouwbeleid blijft. De regering controleert de prijzen van producten in de Argentijnse voedselmand om het inflatiecijfer (officieel 9%, in werkelijkheid 25%) te drukken.
“Ik zou hier nooit in tomaten, paprika’s of aardappelen gaan. Als de prijs een keer gunstig uitvalt voor die producenten, dan pakt de regering het van hen af.”
Ook heeft Endivias Belgrano geen last van de hoge Argentijnse exportbelasting (35%) op commodities als soja.
Een tweede voordeel is het gebrek aan concurrentie. Mede daardoor is een kilo spruitjes in de Argentijnse supermarkt ruim 25% duurder dan in Nederland.
Maar Botman rekent zich niet rijk. De volgende stok tussen zijn spaken dient zich alweer aan. “Het minimumloon stijgt zo snel dat mijn loonkosten afgelopen jaar bijna verdubbeld zijn."
Zo is er altijd wat. "Ik wil geen mooi weer spelen: ondernemen in Argentinië is altijd knokken.”
-------------------------------------------------------------------------------------
Terwijl de Argentijnse pampa afgelopen tien jaar in één grote sojazee veranderde, bleef teler Adri Botman zweren bij zijn oer-Hollandse spruitjes en witlof.
Het geduld van de pionier uit het Westfriese Venhuizen wordt beloond, want na een moeizame start groeit zijn bedrijf Endivias Belgrano (omzet: € 2,2 miljoen) met ruim 20% per jaar.
Botman (54) begon zijn Argentijnse avontuur nadat hij zijn exportbedrijf Botman International in 1998 had verkocht.
“Het was me al jaren voor de wind gegaan, dus ik dacht het hier ook wel even te gaan flikken. Het klimaat en de bodems zijn gunstig en Buenos Aires lijkt op het eerste gezicht een Europese stad. Maar dat gezicht is vals. Het lijkt hier soms meer op Nigeria.”
De Nederlander kreeg zijn eerste financiële mokerslag toen de Argentijnse peso in 2001 plots werd gedevalueerd. “Ik had toen nog drie ton aan btw tegoed van de Argentijnse fiscus en kreeg er uiteindelijk maar één terug. Dat zou ik zonder eigen vermogen nooit overleefd hebben.”
Er volgde meer ellende voor zijn bedrijf op 160 kilometer van Buenos Aires, zoals insectenplagen, extreme droogten en gesteggel met corrupte douanebeambten.
De agrariër maakte ook fouten, zo vindt hij zelf. “Ik dacht in die tijd nog te veel als handelaar en te weinig als teler. Ik ging te snel groot, met te veel soorten groenten. Terwijl specialisatie juist het geheim is van de Nederlandse vollegrondsteelt en tuinbouw.”
Tegenwoordig beperkt Botman zich voor 75% tot witlof en spruiten. Al zijn machines en zaden komen uit Nederland. “Het is de kunst om vast te houden aan de geavanceerde Nederlandse teeltmethoden. Qua kennis zit je in Argentinië op een eiland. De groentesector is veel minder ontwikkeld dan die van fruit en soja.”
Een groot voordeel van het telen van exotische Hollandse groenten is dat Botman onder de radar van het boeronvriendelijke Argentijnse landbouwbeleid blijft. De regering controleert de prijzen van producten in de Argentijnse voedselmand om het inflatiecijfer (officieel 9%, in werkelijkheid 25%) te drukken.
“Ik zou hier nooit in tomaten, paprika’s of aardappelen gaan. Als de prijs een keer gunstig uitvalt voor die producenten, dan pakt de regering het van hen af.”
Ook heeft Endivias Belgrano geen last van de hoge Argentijnse exportbelasting (35%) op commodities als soja.
Een tweede voordeel is het gebrek aan concurrentie. Mede daardoor is een kilo spruitjes in de Argentijnse supermarkt ruim 25% duurder dan in Nederland.
Maar Botman rekent zich niet rijk. De volgende stok tussen zijn spaken dient zich alweer aan. “Het minimumloon stijgt zo snel dat mijn loonkosten afgelopen jaar bijna verdubbeld zijn."
Zo is er altijd wat. "Ik wil geen mooi weer spelen: ondernemen in Argentinië is altijd knokken.”
zaterdag, december 17, 2011
Eindelijk herenigd met Wieke
Uit de krant van gisteren.
-------------------------------------------------------------------------------------
De zeiltocht naar Zuid-Amerika van Albert Verhulst (72) uit Broek op Langedijk liep uit op een nachtmerrie. Na twee reddingsoperaties door het Braziliaanse leger kon de aangeslagen kapitein deze week eindelijk zijn vrouw Wieke de Schipper in de armen sluiten. “Ik ben ontvoerd door een Braziliaanse vissersboot. Ik was te moe om verzet te bieden.”
Het schipperspaar ontvangt De Telegraaf op de kotter De Rolleman, die voorlopig gestrand is in de marinehaven van de Zuid-Braziliaanse stad Itajaí. Zij is net per bus aangekomen uit buurland Uruguay, waar ze samen van hun pensioen willen gaan genieten.
De boot moest daarom de oceaan over en het was Verhulst die zich opwierp om dat klusje te klaren. Op 29 augustus begon hij in IJmuiden aan een reis van elfduizend kilometer.
“Bij de Zeeuwse eilanden kreeg ik al motorpech. Gelukkig reisden er toen nog twee vrienden mee die me konden helpen”, vertelt de graatmagere kunstenaar in de knusse kajuit van De Rolleman.
Na de gevaarlijke drukte van Het Kanaal en de woeste baren van de Golf van Biskaje werd Verhulst door een zware schimmelinfectie aan zijn geslachtsdeel gedwongen tot noodstops in Marokko en op de Canarische Eilanden.
Hij vaarde alleen verder en maakte algauw een doodsmak op het dek, wat hem vlak voor vertrek overigens ook al was overkomen. “Het was een smerige val, die bijna einde oefening betekende."
Rond de evenaar zakte de moed hem verder in de schoenen door dagenlange windstiltes.
Volgende tegenslag: bij het naderen van Brazilië kwam er een onderdeel van zijn roer los te zitten. “Ik was bang dat het zou afbreken en stuurde uit voorzorg een hulpsignaal via mijn GPS-apparaatje. Maar ik vertelde er via de scheepsradio bij dat er nog geen reddingsoperatie nodig was. Een Zweedse kapitein zou dit via een email aan Wieke doorgeven.”
Maar dat bericht kwam nooit aan. Zijn ongeruste vrouw schakelde via het Nederlandse consulaat in Rio de Janeiro de Braziliaanse luchtmacht in. Die kreeg na een lange zoektocht te horen dat Verhulst gewoon door kon varen.
Twee weken later ging het alsnog goed mis met de Nederlander. Zijn voorzeil scheurde in een zware storm, "met golven tot wel zes meter hoog. Het lukte me niet om het wapperende doek aan boord te halen. Verder navigeren was onmogelijk, dus ik sloeg alarm.”
Via de Braziliaanse marine kwam hij in contact met een nabijgelegen Maltees schip. “Terwijl ik in nood was, begon de kapitein om geld te vragen. Pure afpersing. En de enige hulp die hij wilde bieden was mij meeslepen naar zijn bestemming Buenos Aires. Mijn boot ter hoogte van Uruguay loskoppelen kon zogenaamd niet. Ik ging akkoord omdat ik geen keus had, maar vond zijn handelswijze erg pijnlijk."
Gelukkig ging de wind de volgende ochtend liggen. Het lukte Verhulst nu wel om het gescheurde zeil binnen te halen. “Ik had nog wat brandstof en meldde dat ik verder kon. Maar de marine wilde eerst een schip sturen om verslag te maken van de situatie. Dat zou tien uur gaan duren, ik wachtte netjes."
Die avond dook er echter een vissersboot op bij De Rolleman. “Ik dacht eerst dat ze vis kwamen verkopen, maar ze sprongen aan boord en begonnen mijn boot met kabels weg te slepen.”
Verhulst voelde alle krachten wegvloeien uit zijn taaie lichaam. “Ik had me toen moeten verzetten, maar het licht ging bij me uit. Ik was dolgedraaid.”
Tegen zijn zin werd de Nederlander naar de haven van Itajaí gesleept. “Naar het noorden, uit de richting dus. Ik denk dat er een misverstand met de marine is geweest. Maar het voelde voor mij aan als een deportatie.”
Na reparatie van het zeil wil het herenigde stel alsnog doorvaren naar Uruguay. “Ik laat hem nu niet meer gaan”, lacht De Schipper.
Waarop de romantische kapitein een liefdeslied voor haar inzet: “Wij varen, varen, varen maar en zijn eeuwig, eeuwig voor elkaar.”
De zingende kapitein
-------------------------------------------------------------------------------------
De zeiltocht naar Zuid-Amerika van Albert Verhulst (72) uit Broek op Langedijk liep uit op een nachtmerrie. Na twee reddingsoperaties door het Braziliaanse leger kon de aangeslagen kapitein deze week eindelijk zijn vrouw Wieke de Schipper in de armen sluiten. “Ik ben ontvoerd door een Braziliaanse vissersboot. Ik was te moe om verzet te bieden.”
Het schipperspaar ontvangt De Telegraaf op de kotter De Rolleman, die voorlopig gestrand is in de marinehaven van de Zuid-Braziliaanse stad Itajaí. Zij is net per bus aangekomen uit buurland Uruguay, waar ze samen van hun pensioen willen gaan genieten.
De boot moest daarom de oceaan over en het was Verhulst die zich opwierp om dat klusje te klaren. Op 29 augustus begon hij in IJmuiden aan een reis van elfduizend kilometer.
“Bij de Zeeuwse eilanden kreeg ik al motorpech. Gelukkig reisden er toen nog twee vrienden mee die me konden helpen”, vertelt de graatmagere kunstenaar in de knusse kajuit van De Rolleman.
Na de gevaarlijke drukte van Het Kanaal en de woeste baren van de Golf van Biskaje werd Verhulst door een zware schimmelinfectie aan zijn geslachtsdeel gedwongen tot noodstops in Marokko en op de Canarische Eilanden.
Hij vaarde alleen verder en maakte algauw een doodsmak op het dek, wat hem vlak voor vertrek overigens ook al was overkomen. “Het was een smerige val, die bijna einde oefening betekende."
Rond de evenaar zakte de moed hem verder in de schoenen door dagenlange windstiltes.
Volgende tegenslag: bij het naderen van Brazilië kwam er een onderdeel van zijn roer los te zitten. “Ik was bang dat het zou afbreken en stuurde uit voorzorg een hulpsignaal via mijn GPS-apparaatje. Maar ik vertelde er via de scheepsradio bij dat er nog geen reddingsoperatie nodig was. Een Zweedse kapitein zou dit via een email aan Wieke doorgeven.”
Maar dat bericht kwam nooit aan. Zijn ongeruste vrouw schakelde via het Nederlandse consulaat in Rio de Janeiro de Braziliaanse luchtmacht in. Die kreeg na een lange zoektocht te horen dat Verhulst gewoon door kon varen.
Twee weken later ging het alsnog goed mis met de Nederlander. Zijn voorzeil scheurde in een zware storm, "met golven tot wel zes meter hoog. Het lukte me niet om het wapperende doek aan boord te halen. Verder navigeren was onmogelijk, dus ik sloeg alarm.”
Via de Braziliaanse marine kwam hij in contact met een nabijgelegen Maltees schip. “Terwijl ik in nood was, begon de kapitein om geld te vragen. Pure afpersing. En de enige hulp die hij wilde bieden was mij meeslepen naar zijn bestemming Buenos Aires. Mijn boot ter hoogte van Uruguay loskoppelen kon zogenaamd niet. Ik ging akkoord omdat ik geen keus had, maar vond zijn handelswijze erg pijnlijk."
Gelukkig ging de wind de volgende ochtend liggen. Het lukte Verhulst nu wel om het gescheurde zeil binnen te halen. “Ik had nog wat brandstof en meldde dat ik verder kon. Maar de marine wilde eerst een schip sturen om verslag te maken van de situatie. Dat zou tien uur gaan duren, ik wachtte netjes."
Die avond dook er echter een vissersboot op bij De Rolleman. “Ik dacht eerst dat ze vis kwamen verkopen, maar ze sprongen aan boord en begonnen mijn boot met kabels weg te slepen.”
Verhulst voelde alle krachten wegvloeien uit zijn taaie lichaam. “Ik had me toen moeten verzetten, maar het licht ging bij me uit. Ik was dolgedraaid.”
Tegen zijn zin werd de Nederlander naar de haven van Itajaí gesleept. “Naar het noorden, uit de richting dus. Ik denk dat er een misverstand met de marine is geweest. Maar het voelde voor mij aan als een deportatie.”
Na reparatie van het zeil wil het herenigde stel alsnog doorvaren naar Uruguay. “Ik laat hem nu niet meer gaan”, lacht De Schipper.
Waarop de romantische kapitein een liefdeslied voor haar inzet: “Wij varen, varen, varen maar en zijn eeuwig, eeuwig voor elkaar.”
De zingende kapitein
woensdag, december 14, 2011
Column Dienstmeisjes
Uit de krant van vandaag.
-------------------------------------------------------------------------------------
Brazilianen die bij mij over de vloer komen, zijn doorgaans niet onder de indruk van de hygiëne in mijn huis. Woningen zijn hier over het algemeen namelijk veel schoner dan in Nederland. Maar voor hoe lang nog?
Zondag stond ik op een champagnebrunch in São Paulo te praten met een paar vrouwelijke journalisten. Ze zaten met de handen in het haar, omdat het in Brazilië steeds moeilijker is om dienstmeisjes te vinden.
Zij zijn het geheim achter die propere Braziliaanse stulpjes. Miljoenen vrouwen zijn dag in, dag uit aan het poetsen, wassen, strijken, winkelen en babysitten voor de baas. In ruil ontvangen ze een schamel loon, soms aangevuld met kost en inwoning in een piepklein kamertje.
Deze erfenis van de slavernij is echter op zijn retour. Dienstmeisjes profiteren van de zonnige economische ontwikkelingen en de vijftien miljoen banen die er bij zijn gekomen sinds 2003. Ze scholen zich bij en hangen hun bezem aan de wilgen voor beter betaald werk. Eindelijk weg achter het aanrecht!
Dit is vooral lastig voor tweeverdieners met kinderen. Crèches zijn er veel te weinig in Brazilië, dus wie past er op het kroost? Doe jij de afwas, schat?
„Ik heb echt geen tijd om dat allemaal zelf te doen”, zei één van mijn collega’s terwijl ze nog een slokje champagne nam.
Een bekende Braziliaanse reclamemaker schreef onlangs een wanhopig krantenartikel. „Ik ben blij met de ingrijpende veranderingen in ons land, maar ik zit nu wel in de vreselijke situatie dat ik geen kokkin meer kan vinden”, aldus zijn verkapte personeelsadvertentie.
Uiteraard zitten de lonen van dienstmeisjes aardig in de lift door de ontstane schaarste.
Wat mijzelf betreft. Ook de tijd dat een Europeaan de rijke buitenlander kon uithangen in Brazilië is zo stilaan wel voorbij. Het is zelfs sappelen geblazen met die slappe euro van tegenwoordig.
Vorig jaar liet ik mijn woning nog één keer in de twee weken schoonmaken, maar nu doe ik het zelf dus maar weer. Dat dit minpunten oplevert bij sommige gasten, moet dan maar voor lief worden genomen.
-------------------------------------------------------------------------------------
Brazilianen die bij mij over de vloer komen, zijn doorgaans niet onder de indruk van de hygiëne in mijn huis. Woningen zijn hier over het algemeen namelijk veel schoner dan in Nederland. Maar voor hoe lang nog?
Zondag stond ik op een champagnebrunch in São Paulo te praten met een paar vrouwelijke journalisten. Ze zaten met de handen in het haar, omdat het in Brazilië steeds moeilijker is om dienstmeisjes te vinden.
Zij zijn het geheim achter die propere Braziliaanse stulpjes. Miljoenen vrouwen zijn dag in, dag uit aan het poetsen, wassen, strijken, winkelen en babysitten voor de baas. In ruil ontvangen ze een schamel loon, soms aangevuld met kost en inwoning in een piepklein kamertje.
Deze erfenis van de slavernij is echter op zijn retour. Dienstmeisjes profiteren van de zonnige economische ontwikkelingen en de vijftien miljoen banen die er bij zijn gekomen sinds 2003. Ze scholen zich bij en hangen hun bezem aan de wilgen voor beter betaald werk. Eindelijk weg achter het aanrecht!
Dit is vooral lastig voor tweeverdieners met kinderen. Crèches zijn er veel te weinig in Brazilië, dus wie past er op het kroost? Doe jij de afwas, schat?
„Ik heb echt geen tijd om dat allemaal zelf te doen”, zei één van mijn collega’s terwijl ze nog een slokje champagne nam.
Een bekende Braziliaanse reclamemaker schreef onlangs een wanhopig krantenartikel. „Ik ben blij met de ingrijpende veranderingen in ons land, maar ik zit nu wel in de vreselijke situatie dat ik geen kokkin meer kan vinden”, aldus zijn verkapte personeelsadvertentie.
Uiteraard zitten de lonen van dienstmeisjes aardig in de lift door de ontstane schaarste.
Wat mijzelf betreft. Ook de tijd dat een Europeaan de rijke buitenlander kon uithangen in Brazilië is zo stilaan wel voorbij. Het is zelfs sappelen geblazen met die slappe euro van tegenwoordig.
Vorig jaar liet ik mijn woning nog één keer in de twee weken schoonmaken, maar nu doe ik het zelf dus maar weer. Dat dit minpunten oplevert bij sommige gasten, moet dan maar voor lief worden genomen.
zondag, november 27, 2011
Oranjecamping in Brazilië
Uit De Telegraaf.
----------------------------------------------------------------------------------
De Oranjecamping gaat internationaal. Na Engeland en Duitsland aast nu ook Brazilië op de kant-en-klare Nederlandse feestcampings bij grote sportevenementen.
“We zijn al acht jaar bezig en willen onze expertise nu ook voor buitenlandse supporters inzetten. Maar dan zonder oranje tenten natuurlijk”, vertelt directeur Jokko de Wit in de Braziliaanse megastad São Paulo.
De oprichter van Oranjecamping is met veertig Nederlandse bedrijven op handelsmissie in het swingende BRIC-land dat in volle voorbereiding is op het WK Voetbal (2014) en de Olympische Spelen (Rio 2016).
Eén van de grootste knelpunten bij de organisatie is het gebrek aan hotelkamers in de twaalf Braziliaanse WK-steden. “Wij kunnen dat beddentekort deels opvangen, óók in steden waar Oranje niet speelt”, zegt de 34-jarige Bredanaar die door de nieuwsgierige WK-autoriteiten van São Paulo en Rio de Janeiro is gevraagd om zijn concept uit de doeken te doen.
Brazilië heeft geen kampeercultuur en nauwelijks campings.
Oranjecamping kreeg afgelopen week al groen licht voor de Olympische Spelen in Londen van volgend jaar. Het bedrijf (omzet € 3,5 miljoen in 2010) veroverde drie mooi gelegen percelen aan de Thamesrivier in het hart van de Britse hoofdstad, pal naast de O2-arena.
“We reserveren het grootste perceel voor de Oranjefans, het tweede voor de feesttent en het derde voor fans uit andere landen. Engeland en Duitsland hebben zich al gemeld.”
Oranjecamping werd door het financieel tegenvallende WK van vorig jaar gedwongen om over de grens te kijken. In Zuid-Afrika viel de bezetting tegen door de vrees voor geweld en de ijskoude winternachten.
Koud zal het in Brazilië in ieder geval niet worden in 2014 en 2016. En De Wit gaat maandag alvast op zoek naar veilige campinglocaties in Rio, om te beginnen in de strandwijk Recreio. Ook zit hij om de tafel met vliegmaatschappij Gol om chartervluchten te reserveren.
“Daarbij gaan we er natuurlijk van uit dat Oranje zich voor het WK plaatst. Omdat de afstanden in Brazilië zo enorm zijn, is er 80% kans dat er dan gevlogen moet worden tussen de groepswedstrijden."
Het lastige is dat de loting pas in december 2013 plaatsvindt. Om op alles te zijn voorbereid, verkent De Wit al voor die tijd de kampeermogelijkheden in elf van de twaalf speelsteden. “Je bent te laat als je daar eind 2013 mee begint.”
Bij de voormalige Nederlandse stad Recife liet hij zijn oog al vallen op een mooi historische plekje naast Fort Oranje op het eiland Itamaracá. Alleen de Amazonestad Manaus lijkt hem sowieso ongeschikt voor een Oranjecamping.
Aanstaande vrijdag wordt in Kiev de loting voor het EK Voetbal van volgend jaar verricht. Oranje speelt zijn groepswedstrijden in het Poolse Gdansk of het Oekraïense Charkov. In beide steden heeft De Wit al een optie op een kampeerlocatie. En met de gemeente Kiev, waar de EK-finale wordt gespeeld, is hij reeds akkoord over een Oranjecamping.
Jokko de Wit in São Paulo
Oranjecamping in Zuid-Afrika
----------------------------------------------------------------------------------
De Oranjecamping gaat internationaal. Na Engeland en Duitsland aast nu ook Brazilië op de kant-en-klare Nederlandse feestcampings bij grote sportevenementen.
“We zijn al acht jaar bezig en willen onze expertise nu ook voor buitenlandse supporters inzetten. Maar dan zonder oranje tenten natuurlijk”, vertelt directeur Jokko de Wit in de Braziliaanse megastad São Paulo.
De oprichter van Oranjecamping is met veertig Nederlandse bedrijven op handelsmissie in het swingende BRIC-land dat in volle voorbereiding is op het WK Voetbal (2014) en de Olympische Spelen (Rio 2016).
Eén van de grootste knelpunten bij de organisatie is het gebrek aan hotelkamers in de twaalf Braziliaanse WK-steden. “Wij kunnen dat beddentekort deels opvangen, óók in steden waar Oranje niet speelt”, zegt de 34-jarige Bredanaar die door de nieuwsgierige WK-autoriteiten van São Paulo en Rio de Janeiro is gevraagd om zijn concept uit de doeken te doen.
Brazilië heeft geen kampeercultuur en nauwelijks campings.
Oranjecamping kreeg afgelopen week al groen licht voor de Olympische Spelen in Londen van volgend jaar. Het bedrijf (omzet € 3,5 miljoen in 2010) veroverde drie mooi gelegen percelen aan de Thamesrivier in het hart van de Britse hoofdstad, pal naast de O2-arena.
“We reserveren het grootste perceel voor de Oranjefans, het tweede voor de feesttent en het derde voor fans uit andere landen. Engeland en Duitsland hebben zich al gemeld.”
Oranjecamping werd door het financieel tegenvallende WK van vorig jaar gedwongen om over de grens te kijken. In Zuid-Afrika viel de bezetting tegen door de vrees voor geweld en de ijskoude winternachten.
Koud zal het in Brazilië in ieder geval niet worden in 2014 en 2016. En De Wit gaat maandag alvast op zoek naar veilige campinglocaties in Rio, om te beginnen in de strandwijk Recreio. Ook zit hij om de tafel met vliegmaatschappij Gol om chartervluchten te reserveren.
“Daarbij gaan we er natuurlijk van uit dat Oranje zich voor het WK plaatst. Omdat de afstanden in Brazilië zo enorm zijn, is er 80% kans dat er dan gevlogen moet worden tussen de groepswedstrijden."
Het lastige is dat de loting pas in december 2013 plaatsvindt. Om op alles te zijn voorbereid, verkent De Wit al voor die tijd de kampeermogelijkheden in elf van de twaalf speelsteden. “Je bent te laat als je daar eind 2013 mee begint.”
Bij de voormalige Nederlandse stad Recife liet hij zijn oog al vallen op een mooi historische plekje naast Fort Oranje op het eiland Itamaracá. Alleen de Amazonestad Manaus lijkt hem sowieso ongeschikt voor een Oranjecamping.
Aanstaande vrijdag wordt in Kiev de loting voor het EK Voetbal van volgend jaar verricht. Oranje speelt zijn groepswedstrijden in het Poolse Gdansk of het Oekraïense Charkov. In beide steden heeft De Wit al een optie op een kampeerlocatie. En met de gemeente Kiev, waar de EK-finale wordt gespeeld, is hij reeds akkoord over een Oranjecamping.
Jokko de Wit in São Paulo
Oranjecamping in Zuid-Afrika
woensdag, november 16, 2011
Poch als proefkonijn
Column uit de krant van vandaag
-------------------------------------------------------------------------------------
Er hangt een opgetogen sfeer op de federale rechtbank in Buenos Aires. Het is stralend lenteweer, bijna weekend en de kranten koppen dat weer enkele juntabeulen levenslang hebben gekregen.
Ik ben op bezoek om te praten over Julio Poch, de vermeende ’moordpiloot’ uit Zuidschermer. Twee hoge functionarissen willen de zaak graag toelichten, mits anoniem.
De Argentijnse justitie worstelt met het „erg complexe” dossier, vertellen ze. Ruim twee jaar na Pochs arrestatie is er nog geen bewijs dat hij ’vluchten des doods’ bestuurde in de juntatijd (1976-1983).
Logisch, aldus het duo. Het macabere executieritueel voltrok zich immers in het diepste geheim. De slachtoffers zijn in zee gegooid, de meeste daders zwijgen als een graf. „Het is vrijwel onmogelijk om aan te tonen dat Poch op die en die dag vloog met dat en dat slachtoffer aan boord.”
Waarom de aanklacht dan toch wordt doorgezet?
De gewezen Transaviavlieger, die alle aantijgingen van de hand wijst, blijkt een proefkonijn. Ze zijn op de rechtbank zo gebrand op een eerste Argentijnse veroordeling van een ’piloot des doods’ dat men hoopt af te kunnen met een minder strenge bewijsvoering.
„Het is namelijk wel waarschijnlijk dat hij erbij betrokken was”, zeggen de bronnen. Een "belangrijke aanwijzing" is de getuigenis van de Transavia-collega’s die Poch tijdens een verhit etentje op Bali dubieuze uitspraken hoorden doen (’We threw them in the sea!’).
Verder put de aanklacht uitvoerig uit het boek El Vuelo (De Vlucht). Daarin bekent de voormalige Argentijnse marinekapitein Adolfo Scilingo dat de hele marine betrokken was bij de doodsvluchten. „Ze kwamen uit het hele land aan de beurt. Iemand kan eraan ontsnapt zijn, maar dat is dan een uitzondering.”
Poch was weliswaar een straaljagerpiloot in de juntatijd, maar dat pleit hem niet vrij, zo vinden de bronnen.
„Uit zijn logboeken blijkt dat hij vóór 1976 ook kleine passagiersvliegtuigen heeft gevlogen. Er zijn voor doodsvluchten ook kleinere vliegtuigen gebruikt. En Poch kan ook copiloot of bemanningslid zijn geweest.”
Tja, alles kan natuurlijk. Maar hoe kan de Nederlander zich verdedigen tegen zulke argumenten? „Door met een alibi te komen.”
Poch wordt intussen beschuldigd van 29 verdwijningen (eerder waren dat er 950) tussen mei 1976 en februari 1978. Deze zouden verspreid over negen maanden hebben plaatsgevonden (de data zijn onbekend).
Een wel erg lange periode om een alibi voor te regelen. De 'topgun' van weleer wacht op zijn oude dag misschien wel de zwaarste missie van zijn leven in een Argentijnse rechtszaal.
-------------------------------------------------------------------------------------
Er hangt een opgetogen sfeer op de federale rechtbank in Buenos Aires. Het is stralend lenteweer, bijna weekend en de kranten koppen dat weer enkele juntabeulen levenslang hebben gekregen.
Ik ben op bezoek om te praten over Julio Poch, de vermeende ’moordpiloot’ uit Zuidschermer. Twee hoge functionarissen willen de zaak graag toelichten, mits anoniem.
De Argentijnse justitie worstelt met het „erg complexe” dossier, vertellen ze. Ruim twee jaar na Pochs arrestatie is er nog geen bewijs dat hij ’vluchten des doods’ bestuurde in de juntatijd (1976-1983).
Logisch, aldus het duo. Het macabere executieritueel voltrok zich immers in het diepste geheim. De slachtoffers zijn in zee gegooid, de meeste daders zwijgen als een graf. „Het is vrijwel onmogelijk om aan te tonen dat Poch op die en die dag vloog met dat en dat slachtoffer aan boord.”
Waarom de aanklacht dan toch wordt doorgezet?
De gewezen Transaviavlieger, die alle aantijgingen van de hand wijst, blijkt een proefkonijn. Ze zijn op de rechtbank zo gebrand op een eerste Argentijnse veroordeling van een ’piloot des doods’ dat men hoopt af te kunnen met een minder strenge bewijsvoering.
„Het is namelijk wel waarschijnlijk dat hij erbij betrokken was”, zeggen de bronnen. Een "belangrijke aanwijzing" is de getuigenis van de Transavia-collega’s die Poch tijdens een verhit etentje op Bali dubieuze uitspraken hoorden doen (’We threw them in the sea!’).
Verder put de aanklacht uitvoerig uit het boek El Vuelo (De Vlucht). Daarin bekent de voormalige Argentijnse marinekapitein Adolfo Scilingo dat de hele marine betrokken was bij de doodsvluchten. „Ze kwamen uit het hele land aan de beurt. Iemand kan eraan ontsnapt zijn, maar dat is dan een uitzondering.”
Poch was weliswaar een straaljagerpiloot in de juntatijd, maar dat pleit hem niet vrij, zo vinden de bronnen.
„Uit zijn logboeken blijkt dat hij vóór 1976 ook kleine passagiersvliegtuigen heeft gevlogen. Er zijn voor doodsvluchten ook kleinere vliegtuigen gebruikt. En Poch kan ook copiloot of bemanningslid zijn geweest.”
Tja, alles kan natuurlijk. Maar hoe kan de Nederlander zich verdedigen tegen zulke argumenten? „Door met een alibi te komen.”
Poch wordt intussen beschuldigd van 29 verdwijningen (eerder waren dat er 950) tussen mei 1976 en februari 1978. Deze zouden verspreid over negen maanden hebben plaatsgevonden (de data zijn onbekend).
Een wel erg lange periode om een alibi voor te regelen. De 'topgun' van weleer wacht op zijn oude dag misschien wel de zwaarste missie van zijn leven in een Argentijnse rechtszaal.
donderdag, november 03, 2011
Unilever wil scoren bij Braziliaanse vrouwen
Uit de Financiële Telegraaf van vandaag.
-----------------------------------------------------------------------------------
Unilever begint deze week een charmeoffensief bij één van de ijdelste wezens op aarde: de Braziliaanse vrouw. De Brits-Nederlandse levensmiddelenreus lanceert 86 nieuwe shampoo- en conditionervarianten en mikt daarmee vooral op de groeiende middenklasse die al honderd miljoen Brazilianen telt.
Vrouwen uit deze zogeheten ‘C-klasse’ (met een gezinsinkomen van € 450 tot € 1900) gaven vorig jaar € 8,2 miljard aan cosmetica uit, ruim drie keer zoveel als in 2002. De Braziliaanse schoonheidssector groeit in 2011 met 14,5%, voorspelt Euromonitor.
Braziliaanse vrouwen steken relatief veel geld in haarverzorging. Een mogelijke verklaring is dat de meeste dames in het Zuid-Amerikaanse land donker en/of krullend haar hebben, terwijl steile blonde kapsels zoals dat van topmodel Gisele Bündchen gelden als het schoonheidsideaal.
Dames besteden hier gemiddeld 35 minuten per dag aan hun haar. Drie op de tien vrouwen zit minstens één keer per week in de kapsalon.
Unilever is met een aandeel van 29% marktleider in haarverzorging, maar voelt de hete adem van concurrent Procter & Gamble in de nek. Unilevers belangrijkste Braziliaanse merk Seda verloor sinds 2007 9% marktaandeel aan Pantene, het boegbeeld van de Amerikaanse rivaal.
Tijd voor nieuw elan daarom. „Dit wordt de belangrijkste campagne van de afgelopen tien jaar voor het bedrijf”, aldus vicepresident Andrea Salgueiro van Unilevers Braziliaanse tak voor Persoonlijke Verzorging.
De multinational heeft € 210 miljoen en een jaar tijd uitgetrokken voor de introductie van de nieuwe productlijn. Streven is een marktaandeel van 35% in 2015.
-----------------------------------------------------------------------------------
Unilever begint deze week een charmeoffensief bij één van de ijdelste wezens op aarde: de Braziliaanse vrouw. De Brits-Nederlandse levensmiddelenreus lanceert 86 nieuwe shampoo- en conditionervarianten en mikt daarmee vooral op de groeiende middenklasse die al honderd miljoen Brazilianen telt.
Vrouwen uit deze zogeheten ‘C-klasse’ (met een gezinsinkomen van € 450 tot € 1900) gaven vorig jaar € 8,2 miljard aan cosmetica uit, ruim drie keer zoveel als in 2002. De Braziliaanse schoonheidssector groeit in 2011 met 14,5%, voorspelt Euromonitor.
Braziliaanse vrouwen steken relatief veel geld in haarverzorging. Een mogelijke verklaring is dat de meeste dames in het Zuid-Amerikaanse land donker en/of krullend haar hebben, terwijl steile blonde kapsels zoals dat van topmodel Gisele Bündchen gelden als het schoonheidsideaal.
Dames besteden hier gemiddeld 35 minuten per dag aan hun haar. Drie op de tien vrouwen zit minstens één keer per week in de kapsalon.
Unilever is met een aandeel van 29% marktleider in haarverzorging, maar voelt de hete adem van concurrent Procter & Gamble in de nek. Unilevers belangrijkste Braziliaanse merk Seda verloor sinds 2007 9% marktaandeel aan Pantene, het boegbeeld van de Amerikaanse rivaal.
Tijd voor nieuw elan daarom. „Dit wordt de belangrijkste campagne van de afgelopen tien jaar voor het bedrijf”, aldus vicepresident Andrea Salgueiro van Unilevers Braziliaanse tak voor Persoonlijke Verzorging.
De multinational heeft € 210 miljoen en een jaar tijd uitgetrokken voor de introductie van de nieuwe productlijn. Streven is een marktaandeel van 35% in 2015.
dinsdag, november 01, 2011
Column Rua Augusta
Uit de krant van vandaag.
------------------------------------------------------------------------------------
Monsieur Maurice Plas (84) is een curieuze verschijning tussen de prostituees, punkers en daklozen die de stoepen van mijn buurtje bevolken. De deftige Franse kleermaker is een begrip in São Paulo, waar hij in 1954 een haute-couturewinkeltje opende in de Rua Augusta, de spannendste straat van deze wereldstad.
„Toen ik begin jaren vijftig aankwam in Brazilië, was dit deel van ’de’ Augusta nog een elegante winkelstraat”, vertelt hij in een muf atelier vol kostuums, hoeden en Franse baretten. „Braziliaanse ’mademoiselles’ kwamen hier flaneren en de laatste Parijse mode bij me kopen. Het waren gouden tijden.”
Totdat er in andere wijken grote winkelcentra uit de grond begonnen te schieten. „Alle andere winkels trokken weg vanaf eind jaren zeventig. Ik zat ineens alleen in het hart van de rosse buurt. Een verschrikking! Geen dame op stand durfde nog naar mijn winkel te komen.”
Dankzij wat trouwe klanten hield Plas het hoofd net boven water. En terwijl zijn buurtje verder en verder verpauperde, werd het andere uiteinde van de Augusta rijker en rijker. Daar eindigt de 3,5 kilometer straat, die wordt gesplitst door de bekende Avenida Paulista, nu bij puissant dure modewinkels en showrooms van Lamborghini, Aston Martin en Spyker.
„De Augusta verbindt ‘lixo’ met ‘luxo’” (afval met luxe), zegt de Argentijnse nachtclubhouder Facundo Guerra, de officieuze koning van São Paulo’s fameuze nachtleven. Die titel dankt hij vooral aan zijn lef om in 2005 een populaire disco (Vegas) te openen tussen de bordelen aan de lage kant van de straat, vlak bij de zaak van Plas.
Zes jaar later is de buurt van de Fransman uitgegroeid tot het jongste stapmekka van de stad. Vele tientallen clubs en bars hebben het voorbeeld van Vegas gevolgd. Omdat de hoeren er ook nog steeds tussen staan, wordt dit deel van de Augusta nu vergeleken met de hippe Londense hoerenbuurt Soho.
Plas: „Het ergste is voorbij. Alleen jammer dat die stappers ‘s nachts tegen mijn etalage pissen.”
Toch peinst hij er niet over om naar zo’n veilige, schone shopping mall te verhuizen. „Dat heeft toch helemaal geen charme. Dan liever de Augusta, één van de weinige straten van São Paulo die altijd leeft.”
Monsieur Plas
------------------------------------------------------------------------------------
Monsieur Maurice Plas (84) is een curieuze verschijning tussen de prostituees, punkers en daklozen die de stoepen van mijn buurtje bevolken. De deftige Franse kleermaker is een begrip in São Paulo, waar hij in 1954 een haute-couturewinkeltje opende in de Rua Augusta, de spannendste straat van deze wereldstad.
„Toen ik begin jaren vijftig aankwam in Brazilië, was dit deel van ’de’ Augusta nog een elegante winkelstraat”, vertelt hij in een muf atelier vol kostuums, hoeden en Franse baretten. „Braziliaanse ’mademoiselles’ kwamen hier flaneren en de laatste Parijse mode bij me kopen. Het waren gouden tijden.”
Totdat er in andere wijken grote winkelcentra uit de grond begonnen te schieten. „Alle andere winkels trokken weg vanaf eind jaren zeventig. Ik zat ineens alleen in het hart van de rosse buurt. Een verschrikking! Geen dame op stand durfde nog naar mijn winkel te komen.”
Dankzij wat trouwe klanten hield Plas het hoofd net boven water. En terwijl zijn buurtje verder en verder verpauperde, werd het andere uiteinde van de Augusta rijker en rijker. Daar eindigt de 3,5 kilometer straat, die wordt gesplitst door de bekende Avenida Paulista, nu bij puissant dure modewinkels en showrooms van Lamborghini, Aston Martin en Spyker.
„De Augusta verbindt ‘lixo’ met ‘luxo’” (afval met luxe), zegt de Argentijnse nachtclubhouder Facundo Guerra, de officieuze koning van São Paulo’s fameuze nachtleven. Die titel dankt hij vooral aan zijn lef om in 2005 een populaire disco (Vegas) te openen tussen de bordelen aan de lage kant van de straat, vlak bij de zaak van Plas.
Zes jaar later is de buurt van de Fransman uitgegroeid tot het jongste stapmekka van de stad. Vele tientallen clubs en bars hebben het voorbeeld van Vegas gevolgd. Omdat de hoeren er ook nog steeds tussen staan, wordt dit deel van de Augusta nu vergeleken met de hippe Londense hoerenbuurt Soho.
Plas: „Het ergste is voorbij. Alleen jammer dat die stappers ‘s nachts tegen mijn etalage pissen.”
Toch peinst hij er niet over om naar zo’n veilige, schone shopping mall te verhuizen. „Dat heeft toch helemaal geen charme. Dan liever de Augusta, één van de weinige straten van São Paulo die altijd leeft.”
Monsieur Plas
zondag, oktober 30, 2011
Droom prins begraven onder vulkaanas
Uit respectievelijk De Telegraaf van afgelopen woensdag en zaterdag.
-----------------------------------------------------------------------------------
Kroonprins Willem-Alexander en prinses Máxima hebben zich “slecht laten adviseren” bij grondaankoop in het exclusieve Argentijnse bergdorp Villa La Angostura, dat sinds een zware vulkaanuitbarsting op 4 juni ligt begraven in as en zand.
Dat zeggen lokale rampenbestrijders.
“Rijke mensen denken dat ze zich hier inkopen in het paradijs, maar dit is één van de gevaarlijkste plekjes op aarde”, stelt noodhulpcoördinator Cristián Sandoval.
Villa La Angostura ligt onder de rook van een cordon jonge, actieve Chileense vulkanen, waaronder de op 4 juni uitgebarsten Puyehue (op 40 km afstand), de Casablanca (21 km) en de Pantoja (18 km).
Uitbarsting van de Puyehue (credit: Defensa Civil Villa La Angostura)
Sandoval: “Door de noordwestelijke winden krijgen wij hier als eerste de volle laag. Verder hebben we hier aardbevingen, bosbranden, tsunami’s (in 1960 na de vorige uitbarsting van de Puyehue, KK) en lawines. Zeg jullie kroonprins maar dat hij de volgende keer eerst advies bij ons mag komen inwinnen.”
Het prinselijk paar is eigenaar van twee percelen in de luxe bosrijke privéwijk Muelle de Piedra, met uitzicht op het meer (Nahuel Huapi) dat in 1960 door een tsunami werd getroffen. Het kristalheldere water is door de ramp verworden tot een doffe soep vol slierten van vulkanisch puimsteen. Het dorp, dat bekend stond als de 'Tuin van Patagonië' vanwege zijn bonte natuurschoon, is veranderd in een asgrauw horrordecor.
Schuin tegenover de rampenbestrijding wordt het restaurant van Máxima’s broer Martín Zorreguieta nog altijd omringd door vulkaanzand. “Het is zó veel”, zegt zijn kok Federico Perez, die overdag met schep en kruiwagen in de weer is. “We willen de boel voor 1 januari hebben ontruimd, want dan begint ons zomerseizoen.” Tot die tijd wordt de lokale horeca met steun van de overheid op de been gehouden.
Kok Federico Perez op de veranda van restaurant Tinto Bistro
“We zijn aardig op weg als je nagaat dat dit volgens de VN in omvang de 18e natuurramp ooit was”, vertelt burgemeester Ricardo José Alonso op het gemeentehuis.
“Het is een wonder dat er geen doden zijn gevallen. De bevolking heeft een maand lang zonder water en licht binnen moeten zitten, terwijl er continu aardschokken waren.”
Alonso schat dat 30% van zijn bevolking vertrokken is. Ook erg vervelend is dat de toeristen massaal wegblijven. “Zeventig procent van de werkende bevolking is afhankelijk van het toerisme. De rest is ambtenaar."
De prijzen van onroerend goed in Villa La Angostura zijn door de ramp zo’n 20% gedaald, zegt een makelaar van FB Propiedades, dat de percelen in Muelle de Piedra verhandelt. “Maar rijke mensen wachten gewoon af tot de prijzen zich herstellen. Voor hen is het hier toch een tweede of derde huis.”
-------------------------------------------------------------------------------------
Nadat zijn dag al verpest was door deprimerende vulkanische asregens, kreeg Martin Zorreguieta (39) afgelopen woensdagavond welgeteld één klant in zijn chique fusion restaurant Tinto Bistro in Bariloche.
“Dit is mijn levenswerk. De tent sluiten is geen optie, hoewel ik het geestelijk zwaar heb”, vertelt de broer van prinses Máxima aan De Telegraaf.
Martin Zorreguieta
Bariloche is veranderd in een spookstad, net als het nabijgelegen Villa La Angostura, waar Zorreguieta nog twee restaurants heeft. Het berggebied, het zogeheten ‘Zwitserland van Argentinië’, is economisch volledig afhankelijk van toerisme. In de hoofdstraat worden de weinige bezoekers wanhopig aangeklampt door verkopers van dure 'Zwitserse' chocolade.
Het vliegveld van Bariloche is gesloten vanwege de tergend lange uitbarsting (al bijna vijf maanden) van de Chileense Puyehue-vulkaan. Het reisalternatief vanuit de hoofdstad Buenos Aires is een bus- of autorit van een uur of twintig.
Zorreguieta: “Ik draai 15% van mijn gebruikelijke omzet. Hoe ik het overleef, weet ik niet. Komende zomer (januari tot maart, red) kan ik de schade hopelijk beperken en volgende winter (juli tot september, red) moet de zaak dan weer bloeien. We krijgen financiële steun van vooral de provincie. Verder wordt het een kwestie van toveren."
Op het naastgelegen Nahuel Huapi-meer maakt kapitein Raul Coronado zijn dagelijkse boottocht op de ‘Koning van de Argentijnse meren’. Het regent as op het dek en de enige twee toeristen op de catamaran voor 64 personen kunnen geen tien meter ver kijken. Coronado: “Het ergste is dat niemand weet hoe lang het nog gaat duren.”
Op 4 juni stond de kapitein om drie uur ’s middags aan het roer bij het begin van de uitbarsting, die zelfs voor dit wel wat gewende vulkaangebied de zwaarste ooit was.
“De hemel werd gitzwart en het wateroppervlak zag wit van de vallende vulkaansteentjes. Een surrealistisch gezicht. Daarna donderde het twee dagen lang, het leek het einde van de wereld wel.”
Het meer bij het begin van de vulkaanuitbarsting en op een 'gewone' dag. (credit: Susana Dib)
Ook Zorreguieta vond de uitbarsting “een emotionele ervaring. Ik kende de gevaren van de regio, maar de heftigheid van deze ramp heeft ons allemaal verbaasd.”
Hij heeft hij een haat-liefdeverhouding met de vulkanen. “Voor ons mag dit nu rampzalig zijn, maar aan de andere kant is dit gebied dankzij de vruchtbare vulkanische bodems een natuurparadijs. Het hoort er gewoon bij, hoe zwaar het nu ook is.”
-----------------------------------------------------------------------------------
Kroonprins Willem-Alexander en prinses Máxima hebben zich “slecht laten adviseren” bij grondaankoop in het exclusieve Argentijnse bergdorp Villa La Angostura, dat sinds een zware vulkaanuitbarsting op 4 juni ligt begraven in as en zand.
Dat zeggen lokale rampenbestrijders.
“Rijke mensen denken dat ze zich hier inkopen in het paradijs, maar dit is één van de gevaarlijkste plekjes op aarde”, stelt noodhulpcoördinator Cristián Sandoval.
Villa La Angostura ligt onder de rook van een cordon jonge, actieve Chileense vulkanen, waaronder de op 4 juni uitgebarsten Puyehue (op 40 km afstand), de Casablanca (21 km) en de Pantoja (18 km).
Uitbarsting van de Puyehue (credit: Defensa Civil Villa La Angostura)
Sandoval: “Door de noordwestelijke winden krijgen wij hier als eerste de volle laag. Verder hebben we hier aardbevingen, bosbranden, tsunami’s (in 1960 na de vorige uitbarsting van de Puyehue, KK) en lawines. Zeg jullie kroonprins maar dat hij de volgende keer eerst advies bij ons mag komen inwinnen.”
Het prinselijk paar is eigenaar van twee percelen in de luxe bosrijke privéwijk Muelle de Piedra, met uitzicht op het meer (Nahuel Huapi) dat in 1960 door een tsunami werd getroffen. Het kristalheldere water is door de ramp verworden tot een doffe soep vol slierten van vulkanisch puimsteen. Het dorp, dat bekend stond als de 'Tuin van Patagonië' vanwege zijn bonte natuurschoon, is veranderd in een asgrauw horrordecor.
Schuin tegenover de rampenbestrijding wordt het restaurant van Máxima’s broer Martín Zorreguieta nog altijd omringd door vulkaanzand. “Het is zó veel”, zegt zijn kok Federico Perez, die overdag met schep en kruiwagen in de weer is. “We willen de boel voor 1 januari hebben ontruimd, want dan begint ons zomerseizoen.” Tot die tijd wordt de lokale horeca met steun van de overheid op de been gehouden.
Kok Federico Perez op de veranda van restaurant Tinto Bistro
“We zijn aardig op weg als je nagaat dat dit volgens de VN in omvang de 18e natuurramp ooit was”, vertelt burgemeester Ricardo José Alonso op het gemeentehuis.
“Het is een wonder dat er geen doden zijn gevallen. De bevolking heeft een maand lang zonder water en licht binnen moeten zitten, terwijl er continu aardschokken waren.”
Alonso schat dat 30% van zijn bevolking vertrokken is. Ook erg vervelend is dat de toeristen massaal wegblijven. “Zeventig procent van de werkende bevolking is afhankelijk van het toerisme. De rest is ambtenaar."
De prijzen van onroerend goed in Villa La Angostura zijn door de ramp zo’n 20% gedaald, zegt een makelaar van FB Propiedades, dat de percelen in Muelle de Piedra verhandelt. “Maar rijke mensen wachten gewoon af tot de prijzen zich herstellen. Voor hen is het hier toch een tweede of derde huis.”
-------------------------------------------------------------------------------------
Nadat zijn dag al verpest was door deprimerende vulkanische asregens, kreeg Martin Zorreguieta (39) afgelopen woensdagavond welgeteld één klant in zijn chique fusion restaurant Tinto Bistro in Bariloche.
“Dit is mijn levenswerk. De tent sluiten is geen optie, hoewel ik het geestelijk zwaar heb”, vertelt de broer van prinses Máxima aan De Telegraaf.
Martin Zorreguieta
Bariloche is veranderd in een spookstad, net als het nabijgelegen Villa La Angostura, waar Zorreguieta nog twee restaurants heeft. Het berggebied, het zogeheten ‘Zwitserland van Argentinië’, is economisch volledig afhankelijk van toerisme. In de hoofdstraat worden de weinige bezoekers wanhopig aangeklampt door verkopers van dure 'Zwitserse' chocolade.
Het vliegveld van Bariloche is gesloten vanwege de tergend lange uitbarsting (al bijna vijf maanden) van de Chileense Puyehue-vulkaan. Het reisalternatief vanuit de hoofdstad Buenos Aires is een bus- of autorit van een uur of twintig.
Zorreguieta: “Ik draai 15% van mijn gebruikelijke omzet. Hoe ik het overleef, weet ik niet. Komende zomer (januari tot maart, red) kan ik de schade hopelijk beperken en volgende winter (juli tot september, red) moet de zaak dan weer bloeien. We krijgen financiële steun van vooral de provincie. Verder wordt het een kwestie van toveren."
Op het naastgelegen Nahuel Huapi-meer maakt kapitein Raul Coronado zijn dagelijkse boottocht op de ‘Koning van de Argentijnse meren’. Het regent as op het dek en de enige twee toeristen op de catamaran voor 64 personen kunnen geen tien meter ver kijken. Coronado: “Het ergste is dat niemand weet hoe lang het nog gaat duren.”
Op 4 juni stond de kapitein om drie uur ’s middags aan het roer bij het begin van de uitbarsting, die zelfs voor dit wel wat gewende vulkaangebied de zwaarste ooit was.
“De hemel werd gitzwart en het wateroppervlak zag wit van de vallende vulkaansteentjes. Een surrealistisch gezicht. Daarna donderde het twee dagen lang, het leek het einde van de wereld wel.”
Het meer bij het begin van de vulkaanuitbarsting en op een 'gewone' dag. (credit: Susana Dib)
Ook Zorreguieta vond de uitbarsting “een emotionele ervaring. Ik kende de gevaren van de regio, maar de heftigheid van deze ramp heeft ons allemaal verbaasd.”
Hij heeft hij een haat-liefdeverhouding met de vulkanen. “Voor ons mag dit nu rampzalig zijn, maar aan de andere kant is dit gebied dankzij de vruchtbare vulkanische bodems een natuurparadijs. Het hoort er gewoon bij, hoe zwaar het nu ook is.”
maandag, oktober 24, 2011
'Koningin Cristina' oppermachtig
Een schets van de Argentijnse actualiteit in vierhonderd woorden, uit de krant van vandaag.
-----------------------------------------------------------------------------------
De Argentijnse president Cristina Kirchner is gisteren met een oppermachtige 54% van de stemmen herkozen.
De centrum-linkse kandidate van het Front voor de Victorie haalde ook een meerderheid in beide kamers van het parlement, waardoor ze komende jaren vanuit haar roze paleis in Buenos Aires aan alle touwtjes kan trekken in de sterk presidentiële Argentijnse democratie.
Onder ‘Koningin Cristina’ en haar vorig jaar overleden man Néstor is het Zuid-Amerikaanse land op spectaculaire wijze opgekrabbeld na het failliet van 2001.
De economie groeide met 80% in de afgelopen acht jaar. Werkloosheid en armoede raakten in een vrije val, met dalingen van respectievelijk 20% naar 7% en 54% naar 20%. Tien jaar nadat de Argentijnen in één klap tweederde van hun in peso's opgebouwde spaargeld zagen verdampen door een devaluatie, kopen ze meer auto’s en koelkasten dan ooit.
“Cristina is net zo goed voor de armen als Evita”, vertelt de gepensioneerde metaalbewerker Gil Ernesto Omar (71) op een stoep tussen de twintig rijstroken van de Avenida 9 de Julio in hartje Buenos Aires. Achter hem hangt een enorm portret van Eva Perón aan de buitenmuur van het Ministerie van Sociale Ontwikkeling.
Omar krijgt een brok in zijn keel. “In 1947 was Evita in mijn dorp. Ze gaf me een zoen. ‘Hier heb je tien pesos, voor je moeder’, zei ze. En op oudejaarsdag gaf ze arme families zoet brood en twee flessen cider. Ze was een engel.”
Ook de peronistische Kirchner voert een beleid van steeds hogere staatsuitgaven (stijging van 14% naar 26% van het BNP sinds 2003). De 58-jarige advocate geeft miljarden uit om het openbaar vervoer en gas, water en licht goedkoop te houden en heeft miljoenen ouderen, moeders en zwangere vrouwen aan extra uitkeringen geholpen. Veruit de meeste werkgelegenheid is afgelopen jaren in de publieke sector gecreëerd, terwijl het bedrijfsleven klaagt over een reeks grillige politieke ingrepen in de particuliere sector (zoals prijscontroles en export- en importbeperkingen).
Dit alles wordt voor een groot deel betaalt dankzij een 35%-belasting op de explosief gestegen soja-exporten naar vooral China. Tot afgrijzen van veel economen gebruikt de regering ook geld van de genationaliseerde pensioenfondsen en de reserves van de centrale bank.
Volgens critici loopt dit zogeheten 'Model K' onherroepelijk spaak bij een afkoeling van de economie. Maar Kirchner debatteert niet met haar tegenstanders en voerde een campagne die bovenal inspeelde op emoties (‘Evita leeft! Néstor leeft!’). Geen woord over eventuele plannen om de torenhoge inflatie (officieel 9% maar in werkelijkheid 25%) komende jaren te beteugelen.
Om haar man net als Evita tot martelaar te verheffen, opent de president donderdag een groot praalgraf voor hem in de zuidelijke pinguïnstad Rio Gallegos. Ook worden door het hele land straten en pleinen vernoemd naar Néstor Kirchner.
Gil Ernesto Omar met op de achtergrond het portret van zijn heldin Evita
-----------------------------------------------------------------------------------
De Argentijnse president Cristina Kirchner is gisteren met een oppermachtige 54% van de stemmen herkozen.
De centrum-linkse kandidate van het Front voor de Victorie haalde ook een meerderheid in beide kamers van het parlement, waardoor ze komende jaren vanuit haar roze paleis in Buenos Aires aan alle touwtjes kan trekken in de sterk presidentiële Argentijnse democratie.
Onder ‘Koningin Cristina’ en haar vorig jaar overleden man Néstor is het Zuid-Amerikaanse land op spectaculaire wijze opgekrabbeld na het failliet van 2001.
De economie groeide met 80% in de afgelopen acht jaar. Werkloosheid en armoede raakten in een vrije val, met dalingen van respectievelijk 20% naar 7% en 54% naar 20%. Tien jaar nadat de Argentijnen in één klap tweederde van hun in peso's opgebouwde spaargeld zagen verdampen door een devaluatie, kopen ze meer auto’s en koelkasten dan ooit.
“Cristina is net zo goed voor de armen als Evita”, vertelt de gepensioneerde metaalbewerker Gil Ernesto Omar (71) op een stoep tussen de twintig rijstroken van de Avenida 9 de Julio in hartje Buenos Aires. Achter hem hangt een enorm portret van Eva Perón aan de buitenmuur van het Ministerie van Sociale Ontwikkeling.
Omar krijgt een brok in zijn keel. “In 1947 was Evita in mijn dorp. Ze gaf me een zoen. ‘Hier heb je tien pesos, voor je moeder’, zei ze. En op oudejaarsdag gaf ze arme families zoet brood en twee flessen cider. Ze was een engel.”
Ook de peronistische Kirchner voert een beleid van steeds hogere staatsuitgaven (stijging van 14% naar 26% van het BNP sinds 2003). De 58-jarige advocate geeft miljarden uit om het openbaar vervoer en gas, water en licht goedkoop te houden en heeft miljoenen ouderen, moeders en zwangere vrouwen aan extra uitkeringen geholpen. Veruit de meeste werkgelegenheid is afgelopen jaren in de publieke sector gecreëerd, terwijl het bedrijfsleven klaagt over een reeks grillige politieke ingrepen in de particuliere sector (zoals prijscontroles en export- en importbeperkingen).
Dit alles wordt voor een groot deel betaalt dankzij een 35%-belasting op de explosief gestegen soja-exporten naar vooral China. Tot afgrijzen van veel economen gebruikt de regering ook geld van de genationaliseerde pensioenfondsen en de reserves van de centrale bank.
Volgens critici loopt dit zogeheten 'Model K' onherroepelijk spaak bij een afkoeling van de economie. Maar Kirchner debatteert niet met haar tegenstanders en voerde een campagne die bovenal inspeelde op emoties (‘Evita leeft! Néstor leeft!’). Geen woord over eventuele plannen om de torenhoge inflatie (officieel 9% maar in werkelijkheid 25%) komende jaren te beteugelen.
Om haar man net als Evita tot martelaar te verheffen, opent de president donderdag een groot praalgraf voor hem in de zuidelijke pinguïnstad Rio Gallegos. Ook worden door het hele land straten en pleinen vernoemd naar Néstor Kirchner.
Gil Ernesto Omar met op de achtergrond het portret van zijn heldin Evita
zondag, oktober 09, 2011
Column Barsten
Uit de krant van afgelopen donderdag.
----------------------------------------------------------------------------------
Dat Brazilië uit zijn voegen barst, merk je meteen bij aankomst op het smoezelige internationale vliegveld van São Paulo, Guarulhos.
Onlangs landde ik ’s ochtends vroeg met een kist vol gretige Europese zakenlieden. Voor de nieuwkomers onder hen werd het een ontnuchterende kennismaking met het hippe Zuid-Amerikaanse land.
Als ’gringo’ sta je in de stampvolle aankomsthal zo een uur in de rij voor de paspoortcontrole. Met een beetje geluk pluk je een halfuur later je koffer van de band en kun je achter de douane aansluiten in de volgende lange rij bij de koffiebar of de taxistandplaats.
„Leuke ontvangst na een vlucht van twaalf uur”, mopperde een Portugese medepassagier, die naar Brazilië was gereisd om de eurocrisis te ontvluchten.
Ruim een uur complete verkeerschaos later ben je dan eindelijk in de stad beland. Ook hier puilen de voorzieningen uit. De hotels, de restaurants, de winkelcentra; het is overal druk en duur (landelijk is de inflatie opgelopen tot ruim 7%).
Ook in kleinere steden zie je de infrastructuur dichtslibben. De nieuwe Braziliaanse middenklasse is massaal aan het consumeren geslagen, maar de investeringen blijven ver achter.
Terwijl al bijna één op de drie Brazilianen een eigen auto of motor heeft, is nog maar 12% van de wegen verhard. Het aantal binnenlandse vluchten stijgt met circa 20% per jaar, maar nu pas wordt een begin gemaakt met het gedeeltelijk privatiseren van vier vastgelopen staatsvliegvelden, waaronder Guarulhos.
Met minder dan duizend dagen te gaan tot het WK voetbal, is de organisatie een race tegen de klok geworden. Brazilië beloofde de FIFA bijna vijftig bouwprojecten om de mobiliteit in de gaststeden te verbeteren. Vier jaar later is bij 80% daarvan nog niets eens een begin gemaakt.
Terwijl de Braziliaanse pers al rept over de ‘Copa van de gemiste kansen’, denkt minister van Planning Miriam Belchior hardop na over creatieve oplossingen. Zo wil ze feestdagen maken van de wedstrijddagen, zodat de reizende voetbalfans niet door forenzen in de weg worden gezeten.
„Waardeloos”, reageerde Kamerlid Romário de Souza Faria op het voorstel. De kritische oud-PSV’er zou het kwalijk vinden als de barsten in 'booming' Brazilië „met een beetje make-up besmeerd worden.”
----------------------------------------------------------------------------------
Dat Brazilië uit zijn voegen barst, merk je meteen bij aankomst op het smoezelige internationale vliegveld van São Paulo, Guarulhos.
Onlangs landde ik ’s ochtends vroeg met een kist vol gretige Europese zakenlieden. Voor de nieuwkomers onder hen werd het een ontnuchterende kennismaking met het hippe Zuid-Amerikaanse land.
Als ’gringo’ sta je in de stampvolle aankomsthal zo een uur in de rij voor de paspoortcontrole. Met een beetje geluk pluk je een halfuur later je koffer van de band en kun je achter de douane aansluiten in de volgende lange rij bij de koffiebar of de taxistandplaats.
„Leuke ontvangst na een vlucht van twaalf uur”, mopperde een Portugese medepassagier, die naar Brazilië was gereisd om de eurocrisis te ontvluchten.
Ruim een uur complete verkeerschaos later ben je dan eindelijk in de stad beland. Ook hier puilen de voorzieningen uit. De hotels, de restaurants, de winkelcentra; het is overal druk en duur (landelijk is de inflatie opgelopen tot ruim 7%).
Ook in kleinere steden zie je de infrastructuur dichtslibben. De nieuwe Braziliaanse middenklasse is massaal aan het consumeren geslagen, maar de investeringen blijven ver achter.
Terwijl al bijna één op de drie Brazilianen een eigen auto of motor heeft, is nog maar 12% van de wegen verhard. Het aantal binnenlandse vluchten stijgt met circa 20% per jaar, maar nu pas wordt een begin gemaakt met het gedeeltelijk privatiseren van vier vastgelopen staatsvliegvelden, waaronder Guarulhos.
Met minder dan duizend dagen te gaan tot het WK voetbal, is de organisatie een race tegen de klok geworden. Brazilië beloofde de FIFA bijna vijftig bouwprojecten om de mobiliteit in de gaststeden te verbeteren. Vier jaar later is bij 80% daarvan nog niets eens een begin gemaakt.
Terwijl de Braziliaanse pers al rept over de ‘Copa van de gemiste kansen’, denkt minister van Planning Miriam Belchior hardop na over creatieve oplossingen. Zo wil ze feestdagen maken van de wedstrijddagen, zodat de reizende voetbalfans niet door forenzen in de weg worden gezeten.
„Waardeloos”, reageerde Kamerlid Romário de Souza Faria op het voorstel. De kritische oud-PSV’er zou het kwalijk vinden als de barsten in 'booming' Brazilië „met een beetje make-up besmeerd worden.”
vrijdag, september 16, 2011
Column Helden op Sokken
Uit de krant van vandaag.
-------------------------------------------------------------------------------------
Weten linkse jongeren die T-shirts van Ché Guevara dragen dat hun held Cubanen naar werkkampen stuurde omdat ze rockmuziek speelden of te lang haar hadden?
En dat Ché een psychopaat was die zeker 216 executies op zijn geweten heeft, zonder enige vorm van proces?
En wat was er zo nobel aan het korte leven van Eva Perón, de heldin van Argentinië?
Eva was een berooide B-actrice die in 1944 een couppleger aan de haak sloeg, Juan genaamd. Ze begon als first lady belastinggeld uit te delen aan arme Argentijnen. Eva vergat zichzelf daarbij niet. Bij haar dood in 1952 liet ze een vermogen van ruim 8,5 miljoen dollar na.
En dan Juan Perón, ook zo’n nationale held op sokken. Hij was een pedofiel die gevluchte nazi’s als Adolf Eichmann en Joseph Mengele opving en zijn vrouw Eva verwende met juwelen van vermoorde joden. Ook hielp hij de tot dan toe bloeiende Argentijnse economie naar de knoppen, onder meer door buitenlands kapitaal het land uit te jagen.
Het staat allemaal in de net uitgebrachte Politiek Incorrecte Gids van Latijns-Amerika. Een afrekening met ’de valse helden van het continent’, zo staat er op de achterflap. De Braziliaanse schrijvers Leandro Narloch en Duda Teixeira ergeren zich namelijk aan de gangbare verhalen over hun werelddeel.
De officiële geschiedenis is kortweg als volgt: sinds Columbus in 1492 voet aan wal zette, worden arme donkere latino’s onderdrukt door blanke buitenlandse elites. Maar gelukkig zijn er lokale linkse helden die ’het’ volk proberen te redden uit dit tranendal van kolonialisme en kapitalisme.
„Het is tijd om tomaten te gooien naar dat politiek correcte verhaal”, vinden de auteurs. „In de 20e eeuw geloofden we dat de wereld bestond uit blanken en zwarten, sterken en zwakken en winnaars en verliezers. Maar geschiedenis is geen soap van good & bad guys.”
Andere mikpunten van deze tomaten zijn bekende ’good guys’ als de Inca’s (‘circa de helft van de Andes-indianen was in de 16e eeuw blij dat de Spanjaarden hen verlosten van de ‘communistische’ Inca’s met hun religieuze dwingelandij en gedwongen volksverhuizingen’) en Simón Bolívar (‘een blanke, rechtse grootgrondbezitter die zich na de Venezolaanse onafhankelijk tot dictator ontpopte omdat hij bang was dat zwarten en indianen aan de macht zouden komen in een democratie').
In het eerste boek van Narloch, de Politiek Incorrecte Geschiedenis van Brazilië, wordt betoogd dat de indianen ook baat hadden bij de komst van de Portugezen in de 16e eeuw. Zo konden ze hun Braziliaanse hout en papegaaien ruilen voor mooie messen uit Europa en in één keer de ijzertijd binnen springen.
Helaas raakten veel indianen aan de drank en besmet met nieuwe ziekten. De Portugezen maakten op hun beurt kennis met tabak en syfilis in Zuid-Amerika. En zo relativeert het boekje vrolijk verder.
Narloch maakt weinig vrienden met zijn vlot geschreven verhalen. Maar hij bestormt er in Brazilië wel de bestsellerlijsten mee.
-------------------------------------------------------------------------------------
Weten linkse jongeren die T-shirts van Ché Guevara dragen dat hun held Cubanen naar werkkampen stuurde omdat ze rockmuziek speelden of te lang haar hadden?
En dat Ché een psychopaat was die zeker 216 executies op zijn geweten heeft, zonder enige vorm van proces?
En wat was er zo nobel aan het korte leven van Eva Perón, de heldin van Argentinië?
Eva was een berooide B-actrice die in 1944 een couppleger aan de haak sloeg, Juan genaamd. Ze begon als first lady belastinggeld uit te delen aan arme Argentijnen. Eva vergat zichzelf daarbij niet. Bij haar dood in 1952 liet ze een vermogen van ruim 8,5 miljoen dollar na.
En dan Juan Perón, ook zo’n nationale held op sokken. Hij was een pedofiel die gevluchte nazi’s als Adolf Eichmann en Joseph Mengele opving en zijn vrouw Eva verwende met juwelen van vermoorde joden. Ook hielp hij de tot dan toe bloeiende Argentijnse economie naar de knoppen, onder meer door buitenlands kapitaal het land uit te jagen.
Het staat allemaal in de net uitgebrachte Politiek Incorrecte Gids van Latijns-Amerika. Een afrekening met ’de valse helden van het continent’, zo staat er op de achterflap. De Braziliaanse schrijvers Leandro Narloch en Duda Teixeira ergeren zich namelijk aan de gangbare verhalen over hun werelddeel.
De officiële geschiedenis is kortweg als volgt: sinds Columbus in 1492 voet aan wal zette, worden arme donkere latino’s onderdrukt door blanke buitenlandse elites. Maar gelukkig zijn er lokale linkse helden die ’het’ volk proberen te redden uit dit tranendal van kolonialisme en kapitalisme.
„Het is tijd om tomaten te gooien naar dat politiek correcte verhaal”, vinden de auteurs. „In de 20e eeuw geloofden we dat de wereld bestond uit blanken en zwarten, sterken en zwakken en winnaars en verliezers. Maar geschiedenis is geen soap van good & bad guys.”
Andere mikpunten van deze tomaten zijn bekende ’good guys’ als de Inca’s (‘circa de helft van de Andes-indianen was in de 16e eeuw blij dat de Spanjaarden hen verlosten van de ‘communistische’ Inca’s met hun religieuze dwingelandij en gedwongen volksverhuizingen’) en Simón Bolívar (‘een blanke, rechtse grootgrondbezitter die zich na de Venezolaanse onafhankelijk tot dictator ontpopte omdat hij bang was dat zwarten en indianen aan de macht zouden komen in een democratie').
In het eerste boek van Narloch, de Politiek Incorrecte Geschiedenis van Brazilië, wordt betoogd dat de indianen ook baat hadden bij de komst van de Portugezen in de 16e eeuw. Zo konden ze hun Braziliaanse hout en papegaaien ruilen voor mooie messen uit Europa en in één keer de ijzertijd binnen springen.
Helaas raakten veel indianen aan de drank en besmet met nieuwe ziekten. De Portugezen maakten op hun beurt kennis met tabak en syfilis in Zuid-Amerika. En zo relativeert het boekje vrolijk verder.
Narloch maakt weinig vrienden met zijn vlot geschreven verhalen. Maar hij bestormt er in Brazilië wel de bestsellerlijsten mee.
donderdag, augustus 11, 2011
Column Eiland
Uit De Telegraaf.
-------------------------------------------------------------------------------------
„Wat wilt u drinken?” vraagt een stewardess van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij (SLM) aan mijn buurman op de vlucht van de Braziliaanse stad Belém naar Paramaribo.
De Braziliaan kijkt haar aan alsof ze Chinees spreekt. Na een lange stilte wijst hij een blikje Parbo-bier aan op haar karretje. „Alstublieft”, zegt ze.
Ook haar collega blijft onverstoord Nederlands praten tegen de overwegend Braziliaanse passagiers, die even later een al net zo onbegrijpelijk Nederlandstalig douaneformulier krijgen voorgeschoteld.
SLM heeft echter heuglijk nieuws voor Brazilianen. Tussen Paramaribo en Belém (na Amsterdam de belangrijkste bestemming voor SLM) reist voortaan een stewardess mee die het Portugees machtig is. Verder wordt de frequentie opgevoerd van drie naar zeven vluchten per week. Ook wil SLM haar vleugels uitslaan naar andere Braziliaanse steden.
Suriname probeert van zijn eiland af te komen in Zuid-Amerika. Veel oog voor de latino-buren heeft het nooit gehad en die desinteresse was geheel wederzijds. In Braziliaanse kranten lees je vrijwel nooit iets over Suriname, het enige buurland waarmee Brazilië niet eens een wegverbinding heeft.
Maar onder de anti-Nederlandse president Desi Bouterse is Suriname op zoek naar nieuwe vrienden. De drugsveroordeling die aan zijn broek hangt, belet de oud-dictator niet er lustig op los te reizen in Zuid-Amerika.
Hij sprak met Brazilië af om een weg te bouwen over de onherbergzame grens. Ook moeten er bruggen komen over de Corantijn en de Marowijne, de rivieren die Suriname scheiden van respectievelijk Guyana en Frans-Guyana.
Een gezonde ontwikkeling, lijkt me. De wereld is nu eenmaal groter dan ons kikkerlandje. En via bedrijven als Ballast Nedam en MNO Vervat pikt Nederland een graantje mee van de Surinaamse bouwdrift.
Al voordat Bouterse vorig jaar aan de macht kwam, waren Den Haag en Paramaribo het trouwens eens dat het tijd werd voor een meer afstandelijke en gelijkwaardige relatie. Bijna 36 jaar na de onafhankelijkheid is de bodem in zicht van de geldpot van 3,5 miljard gulden die Nederland in 1975 aan Suriname meegaf. Nog veertig miljoen euro en de pot met ontwikkelingshulp is leeg.
Nu maar hopen dat Suriname met het openen van zijn luiken geen ’gewoon’ Zuid-Amerikaans land wordt. De vernederlandste enclave is nu nog een oase van gemoedelijkheid op een ruig continent. De moordcijfers liggen er bijvoorbeeld ruim zes keer zo laag als in Brazilië.
-------------------------------------------------------------------------------------
„Wat wilt u drinken?” vraagt een stewardess van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij (SLM) aan mijn buurman op de vlucht van de Braziliaanse stad Belém naar Paramaribo.
De Braziliaan kijkt haar aan alsof ze Chinees spreekt. Na een lange stilte wijst hij een blikje Parbo-bier aan op haar karretje. „Alstublieft”, zegt ze.
Ook haar collega blijft onverstoord Nederlands praten tegen de overwegend Braziliaanse passagiers, die even later een al net zo onbegrijpelijk Nederlandstalig douaneformulier krijgen voorgeschoteld.
SLM heeft echter heuglijk nieuws voor Brazilianen. Tussen Paramaribo en Belém (na Amsterdam de belangrijkste bestemming voor SLM) reist voortaan een stewardess mee die het Portugees machtig is. Verder wordt de frequentie opgevoerd van drie naar zeven vluchten per week. Ook wil SLM haar vleugels uitslaan naar andere Braziliaanse steden.
Suriname probeert van zijn eiland af te komen in Zuid-Amerika. Veel oog voor de latino-buren heeft het nooit gehad en die desinteresse was geheel wederzijds. In Braziliaanse kranten lees je vrijwel nooit iets over Suriname, het enige buurland waarmee Brazilië niet eens een wegverbinding heeft.
Maar onder de anti-Nederlandse president Desi Bouterse is Suriname op zoek naar nieuwe vrienden. De drugsveroordeling die aan zijn broek hangt, belet de oud-dictator niet er lustig op los te reizen in Zuid-Amerika.
Hij sprak met Brazilië af om een weg te bouwen over de onherbergzame grens. Ook moeten er bruggen komen over de Corantijn en de Marowijne, de rivieren die Suriname scheiden van respectievelijk Guyana en Frans-Guyana.
Een gezonde ontwikkeling, lijkt me. De wereld is nu eenmaal groter dan ons kikkerlandje. En via bedrijven als Ballast Nedam en MNO Vervat pikt Nederland een graantje mee van de Surinaamse bouwdrift.
Al voordat Bouterse vorig jaar aan de macht kwam, waren Den Haag en Paramaribo het trouwens eens dat het tijd werd voor een meer afstandelijke en gelijkwaardige relatie. Bijna 36 jaar na de onafhankelijkheid is de bodem in zicht van de geldpot van 3,5 miljard gulden die Nederland in 1975 aan Suriname meegaf. Nog veertig miljoen euro en de pot met ontwikkelingshulp is leeg.
Nu maar hopen dat Suriname met het openen van zijn luiken geen ’gewoon’ Zuid-Amerikaans land wordt. De vernederlandste enclave is nu nog een oase van gemoedelijkheid op een ruig continent. De moordcijfers liggen er bijvoorbeeld ruim zes keer zo laag als in Brazilië.
zaterdag, augustus 06, 2011
Reparatie cv-ketel geregeld via de tropen
Uit de Financiële Telegraaf van vandaag.
------------------------------------------------------------------------------------
Terwijl er elders in Paramaribo nog druk gedanst wordt, zijn tientallen Surinaamse telefonisten midden in de zaterdagnacht aan het werk in een kantoorpand aan de rand van de hoofdstad. Daar helpen ze Nederlanders die 7500 kilometer en vijf tijdzones verderop met een haperende cv-ketel of internetverbinding kampen.
Een groeiend aantal Nederlandse bedrijven verplaatst zijn klantenservice naar Suriname. „We zijn vijf jaar geleden begonnen met zes stoelen in een internetcafé”, vertelt directeur Stijn Lathouwers (34) van Telenamic, het grootste callcenter van Suriname dat inmiddels vijfhonderd medewerkers telt.
Telenamic is een samenwerkingsverband van het Nederlandse callcenter Unamic/ HCN a Xerox Company en het Surinaamse telecombedrijf Telesur.
Lathouwers: „Het is prettig om de infrastructuur van Telesur binnen het bedrijf te hebben, want de internetverbinding is onze levensader.” De communicatie met Nederland loopt via twee zeekabels. Als de ene kabel storingen vertoont, kan worden overgeschakeld naar de andere.”
Een nadeel van Suriname is dat de internetverbindingen veel duurder zijn dan in Nederland. Toch is Telenamic rond de 30% goedkoper dan callcenters in Nederland. Het bedrijf betaalt namelijk zo’n 40% minder loon dan de overzeese concurrentie.
Het verlies aan werkgelegenheid aan een lagelonenland als Suriname zorgt voor gefronste wenkbrauwen bij Nederlandse vakbonden. Suriname kent geen vakbonden in deze branche. Dat outsourcing gevoelig ligt, blijkt uit het feit dat Telenamic de namen van zijn klanten (openbaarvervoerbedrijven, energieleveranciers, telecombedrijven en internetwinkels) angstvallig geheim houdt.
Toch heeft Lathouwers het idee dat „de koudwatervrees wel weg is na vijf jaar”. Hij wijst op de stormachtige ontwikkeling van Telenamic (58% omzetstijging in 2010, tot € 4,5 miljoen) en op kleinere concurrenten die als paddenstoelen uit de grond schieten in Suriname.
„Het concept is eerder door andere partijen in Zuid-Afrika uitgeprobeerd. Dat land had als voordeel dat het er net zo laat is als in Nederland. Maar de taalverschillen bleken toch te groot. Andere kandidaten zijn Curaçao en Aruba, maar daar is weinig geschikt personeel.”
Surinamers spreken doorgaans beter Nederlands dan Antillianen. En het Zuid-Amerikaanse land heeft een jonge beroepsbevolking die happig is op het callcenterwerk, mede doordat de dienstensector verder klein is in een economie die voor 80% leunt op inkomsten uit bauxiet-, goud- en oliewinning. Dankzij de ruime arbeidsmarkt kan Telenamic een vwo-opleiding en een lopende of afgeronde hbo- of universitaire opleiding eisen van zijn personeel.
„Voor Surinaamse begrippen is het salaris goed,” zegt medewerker Roswitha Lioe-Anji (28). „En je krijgt veel cursussen”, aldus collega Moreno Kenswiel. „Dit is een dikke plus voor mijn carrière.”
Roswitha Lioe-Anji
Minder prettig vindt Kenswiel de discriminerende opmerkingen van sommige ontevreden bellers. „’Klotesurinamer, ik wil een Nederlander aan de lijn!’, krijg je dan naar je hoofd geslingerd.”
Om te wennen aan het Nederlands van Nederlanders volgen de Surinaamse telefonisten een taaltraining. Ze leren de gebiedende wijs minder snel te gebruiken (’geef me je naam!’ klinkt niet onbeleefd in Suriname) en uitdrukkingen als ’wilt u even aanhouden?’ (’heeft u een momentje?’) achterwege te laten.
Daarnaast krijgt het personeel video’s te zien om volledig vertrouwd te raken met in Suriname onbekende fenomenen als cv-ketels, meterkasten, treinen, de waterbus en het kijken naar digitale televisie.
„In het begin was het abracadabra voor me, maar nu kan ik me die dingen wel inbeelden”, vertelt Benjamin Esperance. „Ik hoop zelf ook eens in zo’n hsl-trein te zitten. Met dit werk kan ik sparen voor een vliegticket.”
------------------------------------------------------------------------------------
Terwijl er elders in Paramaribo nog druk gedanst wordt, zijn tientallen Surinaamse telefonisten midden in de zaterdagnacht aan het werk in een kantoorpand aan de rand van de hoofdstad. Daar helpen ze Nederlanders die 7500 kilometer en vijf tijdzones verderop met een haperende cv-ketel of internetverbinding kampen.
Een groeiend aantal Nederlandse bedrijven verplaatst zijn klantenservice naar Suriname. „We zijn vijf jaar geleden begonnen met zes stoelen in een internetcafé”, vertelt directeur Stijn Lathouwers (34) van Telenamic, het grootste callcenter van Suriname dat inmiddels vijfhonderd medewerkers telt.
Telenamic is een samenwerkingsverband van het Nederlandse callcenter Unamic/ HCN a Xerox Company en het Surinaamse telecombedrijf Telesur.
Lathouwers: „Het is prettig om de infrastructuur van Telesur binnen het bedrijf te hebben, want de internetverbinding is onze levensader.” De communicatie met Nederland loopt via twee zeekabels. Als de ene kabel storingen vertoont, kan worden overgeschakeld naar de andere.”
Een nadeel van Suriname is dat de internetverbindingen veel duurder zijn dan in Nederland. Toch is Telenamic rond de 30% goedkoper dan callcenters in Nederland. Het bedrijf betaalt namelijk zo’n 40% minder loon dan de overzeese concurrentie.
Het verlies aan werkgelegenheid aan een lagelonenland als Suriname zorgt voor gefronste wenkbrauwen bij Nederlandse vakbonden. Suriname kent geen vakbonden in deze branche. Dat outsourcing gevoelig ligt, blijkt uit het feit dat Telenamic de namen van zijn klanten (openbaarvervoerbedrijven, energieleveranciers, telecombedrijven en internetwinkels) angstvallig geheim houdt.
Toch heeft Lathouwers het idee dat „de koudwatervrees wel weg is na vijf jaar”. Hij wijst op de stormachtige ontwikkeling van Telenamic (58% omzetstijging in 2010, tot € 4,5 miljoen) en op kleinere concurrenten die als paddenstoelen uit de grond schieten in Suriname.
„Het concept is eerder door andere partijen in Zuid-Afrika uitgeprobeerd. Dat land had als voordeel dat het er net zo laat is als in Nederland. Maar de taalverschillen bleken toch te groot. Andere kandidaten zijn Curaçao en Aruba, maar daar is weinig geschikt personeel.”
Surinamers spreken doorgaans beter Nederlands dan Antillianen. En het Zuid-Amerikaanse land heeft een jonge beroepsbevolking die happig is op het callcenterwerk, mede doordat de dienstensector verder klein is in een economie die voor 80% leunt op inkomsten uit bauxiet-, goud- en oliewinning. Dankzij de ruime arbeidsmarkt kan Telenamic een vwo-opleiding en een lopende of afgeronde hbo- of universitaire opleiding eisen van zijn personeel.
„Voor Surinaamse begrippen is het salaris goed,” zegt medewerker Roswitha Lioe-Anji (28). „En je krijgt veel cursussen”, aldus collega Moreno Kenswiel. „Dit is een dikke plus voor mijn carrière.”
Roswitha Lioe-Anji
Minder prettig vindt Kenswiel de discriminerende opmerkingen van sommige ontevreden bellers. „’Klotesurinamer, ik wil een Nederlander aan de lijn!’, krijg je dan naar je hoofd geslingerd.”
Om te wennen aan het Nederlands van Nederlanders volgen de Surinaamse telefonisten een taaltraining. Ze leren de gebiedende wijs minder snel te gebruiken (’geef me je naam!’ klinkt niet onbeleefd in Suriname) en uitdrukkingen als ’wilt u even aanhouden?’ (’heeft u een momentje?’) achterwege te laten.
Daarnaast krijgt het personeel video’s te zien om volledig vertrouwd te raken met in Suriname onbekende fenomenen als cv-ketels, meterkasten, treinen, de waterbus en het kijken naar digitale televisie.
„In het begin was het abracadabra voor me, maar nu kan ik me die dingen wel inbeelden”, vertelt Benjamin Esperance. „Ik hoop zelf ook eens in zo’n hsl-trein te zitten. Met dit werk kan ik sparen voor een vliegticket.”
'Schoolboekjes geen zaak van de politiek'
Uit de krant van vandaag.
-----------------------------------------------------------------------------------
“Hoe kan het afdrukken van een foto nou geschiedvervalsing zijn?”, vraagt de Surinaamse oppositieleider Chandrikapersad Santokhi zich af in een interview met deze krant.
De nieuwe voorzitter van de Vooruitstrevende Hervormingspartij (VHP) vindt het “zeer kwalijk” dat de regering Bouterse zich bemoeit met de inhoud van een geschiedenisboek voor Surinaamse basisscholieren.
Hierin staat ‘Bouterse moordenaar’ te lezen op een foto van een demonstratie in Nederland tegen de Decembermoorden in 1982. De tekst licht toe dat de toenmalige legerleider zestien critici van zijn schrikbewind liet arresteren en dat vijftien van hen een dag later werden vermoord.
Volgens Bouterse werden zij echter ‘op de vlucht’ doodgeschoten, waarvoor geen enkele concrete aanwijzing is. De president voelt zich “gecriminaliseerd” door de “geschiedvervalsing”, die zou zijn gevoed vanuit Nederland. Hij wijst erop dat het proces over de Decembermoorden, waarin hij hoofdverdachte is, nog gaande is.
Bouterse eist het hoofd van onderwijsdirecteur Robert Soentik en alles wijst erop dat hij zijn zin krijgt. Soentiks partijvoorzitter Paul Somohardjo raadt hem alvast aan met verlof te gaan.
Onnodig, aldus Santokhi. “Het boek is geschreven door gezaghebbende wetenschappers. Hun integriteit wordt onterecht in twijfel getrokken. Dit is geen zaak voor de politiek.”
Op veel Surinaamse scholen worden stokoude geschiedenisboeken gebruikt. “Des te triester dat dit nu gebeurt met een boek dat de recente Surinaamse geschiedenis wel met diepgang behandelt”, aldus Santokhi.
Bouterse kreeg bij de verkiezingen van vorig jaar veel stemmen van jonge Surinamers. Zij weten vaak niet van het bloedvergieten tijdens zijn militaire regime in de jaren tachtig.
Surinames nieuwe oppositieleider Santokhi
-----------------------------------------------------------------------------------
“Hoe kan het afdrukken van een foto nou geschiedvervalsing zijn?”, vraagt de Surinaamse oppositieleider Chandrikapersad Santokhi zich af in een interview met deze krant.
De nieuwe voorzitter van de Vooruitstrevende Hervormingspartij (VHP) vindt het “zeer kwalijk” dat de regering Bouterse zich bemoeit met de inhoud van een geschiedenisboek voor Surinaamse basisscholieren.
Hierin staat ‘Bouterse moordenaar’ te lezen op een foto van een demonstratie in Nederland tegen de Decembermoorden in 1982. De tekst licht toe dat de toenmalige legerleider zestien critici van zijn schrikbewind liet arresteren en dat vijftien van hen een dag later werden vermoord.
Volgens Bouterse werden zij echter ‘op de vlucht’ doodgeschoten, waarvoor geen enkele concrete aanwijzing is. De president voelt zich “gecriminaliseerd” door de “geschiedvervalsing”, die zou zijn gevoed vanuit Nederland. Hij wijst erop dat het proces over de Decembermoorden, waarin hij hoofdverdachte is, nog gaande is.
Bouterse eist het hoofd van onderwijsdirecteur Robert Soentik en alles wijst erop dat hij zijn zin krijgt. Soentiks partijvoorzitter Paul Somohardjo raadt hem alvast aan met verlof te gaan.
Onnodig, aldus Santokhi. “Het boek is geschreven door gezaghebbende wetenschappers. Hun integriteit wordt onterecht in twijfel getrokken. Dit is geen zaak voor de politiek.”
Op veel Surinaamse scholen worden stokoude geschiedenisboeken gebruikt. “Des te triester dat dit nu gebeurt met een boek dat de recente Surinaamse geschiedenis wel met diepgang behandelt”, aldus Santokhi.
Bouterse kreeg bij de verkiezingen van vorig jaar veel stemmen van jonge Surinamers. Zij weten vaak niet van het bloedvergieten tijdens zijn militaire regime in de jaren tachtig.
Surinames nieuwe oppositieleider Santokhi
zaterdag, juli 23, 2011
Brazilië eist hoofd 'voetbaldictator'
Uit de krant van vandaag.
------------------------------------------------------------------------------------
Tienduizenden Brazilianen eisen het hoofd van ’voetbaldictator’ Ricardo Teixeira (64). Politici en voetbalfans zijn woedend over de schaamteloze uitspraken van de baas van de Braziliaanse voetbalbond (CBF) en het organisatiecomité van het WK in 2014.
„Ik kan in 2014 alles flikken wat ik wil”, bluft Teixeira in de laatste editie van het blad Piauí. „De meest ondenkbare, machiavellistische streken: journalisten en toeschouwers weigeren, speeltijden veranderen. En weet je wat er zal gebeuren? Niets. Want in 2015 stap ik toch op.”
Na 25 jaar aan het roer van de CBF wil ’Tricky Ricky’ (zijn bijnaam in de Britse pers) zijn vriend Joseph Blatter dan opvolgen als voorzitter van de voetbalbond FIFA.
Maar niet als het aan een snelgroeiend aantal Brazilianen ligt. De eergisteren opgerichte beweging ’Weg met Teixeira’ telde gisteren al 25.000 leden. Volgende week zaterdag wordt er in Rio de Janeiro een protestmars gehouden.
Ook krijgt het Kamerlid Romário (de oud-PSV’er) steeds meer politieke steun voor een parlementair onderzoek naar de trage en almaar duurdere WK-organisatie van Teixeira. De zwaarlijvige bankierszoon wordt beschuldigd van grootschalige fraude en corruptie en is niet langer welkom bij president Dilma Rousseff, die strenger optreedt tegen corruptie dan haar voorganger Lula.
„Ik poep op alle aantijgingen”, reageert Teixeira, die zijn topfunctie dankt aan zijn vorige huwelijk met de dochter van oud-FIFA-voorzitter João Havelange. „De CBF is een bedrijf. Er gaat geen overheidsgeld in om, dus waar bemoeit iedereen zich mee?”
De Braziliaanse voetbalbond is feitelijk eigenaar van het Braziliaanse elftal.
Teixeira beslist over de uitzend- en sponsorrechten, waardoor de grootste tv-zender van het land, Globo, bij hem aan de ketting ligt. De laatste keer dat Globo zijn verdacht grote vermogen aan de kaak stelde, in 2001, nam Teixeira wraak door de aftrap van een belangrijke wedstrijd te vervroegen. „Zo overlapte die twee soaps en het achtuurjournaal” (van Globo), gniffelt hij over zijn chantagetruc.
„Voetbal is van het volk”, aldus de boze initiatiefnemers tot de protestmars, die het Brazilië van Teixeira afgelopen week ook nog eens uitgeschakeld zagen worden in de kwartfinale van de Copa América.
Brazilianen gaan over het algemeen niet snel de straat op om te demonstreren, maar als er één onderwerp is dat een kleine ’Braziliaanse lente’ kan veroorzaken, dan is het de huidige crisis in het voetbal, de nationale passie.
------------------------------------------------------------------------------------
Tienduizenden Brazilianen eisen het hoofd van ’voetbaldictator’ Ricardo Teixeira (64). Politici en voetbalfans zijn woedend over de schaamteloze uitspraken van de baas van de Braziliaanse voetbalbond (CBF) en het organisatiecomité van het WK in 2014.
„Ik kan in 2014 alles flikken wat ik wil”, bluft Teixeira in de laatste editie van het blad Piauí. „De meest ondenkbare, machiavellistische streken: journalisten en toeschouwers weigeren, speeltijden veranderen. En weet je wat er zal gebeuren? Niets. Want in 2015 stap ik toch op.”
Na 25 jaar aan het roer van de CBF wil ’Tricky Ricky’ (zijn bijnaam in de Britse pers) zijn vriend Joseph Blatter dan opvolgen als voorzitter van de voetbalbond FIFA.
Maar niet als het aan een snelgroeiend aantal Brazilianen ligt. De eergisteren opgerichte beweging ’Weg met Teixeira’ telde gisteren al 25.000 leden. Volgende week zaterdag wordt er in Rio de Janeiro een protestmars gehouden.
Ook krijgt het Kamerlid Romário (de oud-PSV’er) steeds meer politieke steun voor een parlementair onderzoek naar de trage en almaar duurdere WK-organisatie van Teixeira. De zwaarlijvige bankierszoon wordt beschuldigd van grootschalige fraude en corruptie en is niet langer welkom bij president Dilma Rousseff, die strenger optreedt tegen corruptie dan haar voorganger Lula.
„Ik poep op alle aantijgingen”, reageert Teixeira, die zijn topfunctie dankt aan zijn vorige huwelijk met de dochter van oud-FIFA-voorzitter João Havelange. „De CBF is een bedrijf. Er gaat geen overheidsgeld in om, dus waar bemoeit iedereen zich mee?”
De Braziliaanse voetbalbond is feitelijk eigenaar van het Braziliaanse elftal.
Teixeira beslist over de uitzend- en sponsorrechten, waardoor de grootste tv-zender van het land, Globo, bij hem aan de ketting ligt. De laatste keer dat Globo zijn verdacht grote vermogen aan de kaak stelde, in 2001, nam Teixeira wraak door de aftrap van een belangrijke wedstrijd te vervroegen. „Zo overlapte die twee soaps en het achtuurjournaal” (van Globo), gniffelt hij over zijn chantagetruc.
„Voetbal is van het volk”, aldus de boze initiatiefnemers tot de protestmars, die het Brazilië van Teixeira afgelopen week ook nog eens uitgeschakeld zagen worden in de kwartfinale van de Copa América.
Brazilianen gaan over het algemeen niet snel de straat op om te demonstreren, maar als er één onderwerp is dat een kleine ’Braziliaanse lente’ kan veroorzaken, dan is het de huidige crisis in het voetbal, de nationale passie.
donderdag, juli 14, 2011
Romário: 'Bedankt Nederland, dat je een man van me hebt gemaakt'
Uit het zomernummer van Elsevier.
-------------------------------------------------------------------------------------
Romário de Souza Faria (45) debuteerde dit jaar in de Braziliaanse Kamer van Afgevaardigden. De oud-PSV’er vindt de politiek ‘erg zwaar en erg leuk’ en droomt al hardop van het burgemeesterschap van Rio de Janeiro. ‘Ik heb in vijf maanden meer gewerkt dan in vijftien jaar voetballerij.’
Het is druk bij de ingang van kamer 411 van het parlement in Brasília. ‘Deputado Romário’ staat er op de deur. De gewezen nummer 11 van het Braziliaanse elftal blijkt nog altijd populair.
In de wachtkamer zitten enkele van de bijna 150.000 Brazilianen die de 'spits van duizend doelpunten' ook politieke kwaliteiten toedichtten bij de verkiezingen van vorig jaar. ‘Zeg hem maar dat er een ‘amigo’ op hem wacht’, slijmt een man bij de twee jonge, knappe secretaressen. Hij komt zijn ‘vriend’ Romário om een gunst vragen.
Een oude dame wil met hem op de foto. ‘De mensen begrijpen niet hij hier als parlementariër zit en niet als voetbalidool’, verzucht secretaresse Janaína nadat de fans sip zijn afgedropen.
De afspraak met de Hollandse pers gaat voor. Een voorlichter wenkt en de deur van Romário’s kantoor zwaait open. De man uit Rio de Janeiro oogt fit en jeugdig, los van de grijze haren op zijn slapen.
‘Van welk blad ben je?’, vraagt hij. ‘Elsevier, dat ken ik. Leuk’, klinkt het in correct Nederlands.
De voormalige beste voetballer van de wereld (1994) zit strak in het pak. Hoe bevalt de overgang van het informele Rio naar het formele Brasília? De Braziliaanse hoofdstad heeft geen bruisend nachtleven en geen stranden om voetvolley te spelen, toch twee oude hobby’s van Romário.
‘Ik vind Brasília een fijne stad. Ik kom er al vijftien jaar, ik heb veel vrienden hier. Nu woon ik er van dinsdag tot donderdag en de levenskwaliteit is hoog, heel hoog. Je kunt hier best uitgaan. Dat doe ik soms ook, want wie als bohemien geboren wordt, sterft ook als bohemien,’ lacht hij.
Het politieke hart van Brazilië is tevens de rijkste stad van het land. Logisch met zoveel corruptie, denkt de gemiddelde Braziliaan. Dat beeld wordt vandaag nog eens bevestigd. De belangrijkste minister onder president Dilma Rousseff, Antônio Palocci, neemt vlak na het afnemen van het interview ontslag.
Een krant had onthuld dat zijn vermogen twintig keer zo groot was geworden in de laatste vier jaar, toen Palocci senator was. Allemaal dankzij consultancywerk naast de politiek, zo verdedigde hij zich tevergeefs.
Toch relativeert Romário het slechte imago van zijn nieuwe gilde. ‘Ik dacht net als 99% van de Brazilianen dat alle politici corrupte dieven zijn. Door deze schandalen lijkt het één grote beerput. Maar er is ook een nieuwe generatie Kamerleden die hier echt zit om goede dingen te doen.’
Daar rekent hij zichzelf ook toe. Romário ontkent dat geld zijn drijfveer is, zoals veel Brazilianen denken. Hij kampte immers met schulden en werd in 2009 door justitie gedwongen om zijn miljoenenappartement in Rio te veilen. Het riante salaris van een Kamerlid, 11.300 euro en een hoop extra’s, leek dus goed van pas komen.
‘Welnee, dat salaris stelt niks voor’, riposteert Romário. ‘Wist je dat ik vier alimentaties betaal?’ De Braziliaanse Don Juan, die ooit pochte met duizend vrouwen het bed te hebben gedeeld, heeft zes kinderen bij vier vrouwen.
‘Nou, van mijn loon kan ik hooguit twee alimentaties betalen, dus dat schiet niet op. Echt geld verdienen doe ik via mijn bedrijf Romário Sports. Dat verkoopt mijn imagorechten en die van andere sporters.’
De financiële problemen zijn ‘goddank voor 90% opgelost’. Wat er twee jaar geleden gebeurde, vond hij heel pijnlijk. Romário zat zelfs een nacht in de cel wegens een wanbetaling.
'Het was mijn eigen schuld, ik had een slechte advocaat. Maar weet je, ik heb nog 30 miljoen euro tegoed van mijn oude clubs Fluminense, Vasco da Gama en Flamengo. Dus waarom zou ik me een breuk werken voor dat Kamerloon?’
Graag wil hij nog een misverstand uit de wereld helpen. Omdat Kamerleden maar drie dagen per week hoeven op te draven in Brasília, wordt gedacht dat ze een luizenleventje leiden.
‘Ik heb in vijf maanden méér gewerkt dan in vijftien jaar voetballerij! Ik kom hier dinsdagochtend om negen uur aan en de plenaire vergadering duurt soms tot één, twee uur ’s nachts. Op maandag en vrijdag werk ik in Rio. Zelfs op zaterdag en zondag zijn er altijd politieke bezigheden. Kortom, ik ben zwaar de pineut!’
Romário lacht veel en gesticuleert hevig. Hij is ontspannen en doorspekt zijn zinnen met vlot jargon uit Rio. Met het hart op de tong, het lijkt alsof hij niets te verbergen heeft. De voorlichter staat er ietwat beduusd naar te luisteren.
‘Afgelopen zaterdag was het 33 graden in Rio. Iedereen op het strand en ik weer op kantoor zitten. En komend weekend moet ik naar een partijcongres in Tocantins, in één of ander afgelegen gat!’
Romário is lid van de Braziliaanse Socialistische Partij (PSB), een kleine linkse partij die – toeval of niet – flink is gegroeid sinds hij zich in 2009 aansloot. Maar dit blijkt niet zo veel te zeggen over zijn ideologische geaardheid.
‘Zo links ben ik niet hoor. Laten we zeggen dat ik een gematigde socialist ben.’ De oud-PSV’er koos om praktische redenen voor de PSB. ‘Het is een sympathieke partij. Ik krijg ‘r de ruimte om mijn verkiezingsbeloften waar te maken.’
Achter hem hangt een portret van zijn dochter Ivy (6), die het Downsyndroom heeft. Romário kreeg haar met zijn huidige vrouw, de 32-jarige brunette en farmaciestudent Isabella Bittencourt. Ivy is een bron van inspiratie voor zijn nieuwe carrière.
‘Ik ga hier keihard vechten tegen discriminatie van gehandicapten, een imbeciel iets dat vandaag de dag helaas nog veel voorkomt.’ Om te beginnen heeft Romário in de Kamer een grote tv- en radiocampagne voorgesteld tegen gehandicaptendiscriminatie.
De tweede inspiratiebron is zijn eigen jeugd. Romário groeide op in de sloppen van Rio, te midden van armoede en drugshandel. Nu wil hij kinderen uit achterstandswijken aan een betere toekomst helpen. Hij maakt zich zorgen over hun groeiende gebruik van crack en de nieuwe drug ‘oxi’. Beide zijn goedkoop en erg verslavend en ongezond.
‘Ik geloof dat sport de beste manier is om de jeugd op het rechte pad te krijgen. Daarom ben ik in Rio een kinderopvang aan het opzetten, gerund door ex-atleten.’ Zo sla je twee vliegen in één klap. ‘Oud-atleten zitten vaak zonder werk en de kinderen kunnen leren van hun ervaringen.’
In de Kamer is Romário vicevoorzitter van de Commissie voor Sport en Toerisme. ‘En hoe heet die andere ook alweer?’ ‘Het Parlementair Front voor Lichamelijke Opvoeding’, dreunt zijn voorlichter op. ‘En vergeet het Front tegen Crack en het Front voor Gehandicapte Kinderen niet.’
Tot veel concreets heeft dit alles nog niet geleid. De snelle topspits van weleer stoort zich aan de trage politieke molens in Brasília. ‘Als je een wet voorstelt, ben je zo vijf, zes, zeven jaar verder eer er iets mee gebeurt.’ Daar heeft hij geen geduld voor. ‘Ik werk liever met wetswijzigingen, die gaan sneller. En in Rio werk ik dus aan sociale projecten, soms met hulp van bedrijven.’
Het leuke aan politiek is dat je je overal mee mag bemoeien, vindt Romário. Van de hoogte van het minimumloon tot de boswetgeving die de Kamer onlangs aanpaste. Hierdoor hoeft veel illegaal gekapt land niet herbebost te worden door grondbezitters. Wat stemde hij?
‘Vóór, al vind ik het pardon iets te ver gaan.’ Hij geeft toe niet altijd 100% op de hoogte te zijn van dit soort complexe kwesties. ‘Maar ik leer snel, ik zit in een ervaren fractie en ik heb goede adviseurs. Misschien wel de beste van het hele parlement.’
Na een onopvallende start is de politicus Romário de laatste tijd veel in het nieuws. Via een parlementaire enquête wil hij de machtige voorzitter van de Braziliaanse voetbalbond, Ricardo Teixeira, aan de tand voelen over de trage, dure organisatie van het WK Voetbal in 2014. Romário profileert zich zo slim als WK-waakhond voor de Braziliaanse belastingbetaler.
‘Alleen de begroting voor de stadions is afgelopen twee jaar al verdrievoudigd! Ik bezoek de gaststeden en daar geven ze de schuld aan de FIFA, die met nieuwe eisen blijft komen. Brazilië moet die niet klakkeloos navolgen, het toernooi wordt veel te duur zo. De FIFA is de baas in Zürich en wij hier.’
Hij lijkt oprecht kwaad over de geldsmijterij. ‘In Brasília wordt een stadion voor 70.000 toeschouwers gebouwd. Er wordt een poulewedstrijd gespeeld en dan? Er is hier geen rivaliteit tussen clubs zoals in Rio en São Paulo. En dan Manaus, dat ligt midden in de Amazone. Daar gaan na het WK zeker een kaaiman en een krokodil tegen elkaar spelen!’
Romário fungeerde als ambassadeur om het WK naar zijn land te halen. ‘Ik was erbij toen het lukte in 2007. Iedereen vroeg me of Brazilië er wel klaar voor was. ‘Het wordt het beste WK ooit!’, riep ik dan. Daar geloof ik nu niet meer in.’
De voorlichter kijkt op zijn horloge, maar zijn baas lijkt geen haast te hebben. ‘Het gaat aan een hele zooi dingen ontbreken in 2014. Alles ligt ver achter op schema. De stadions, mobiliteitsprojecten, de vliegvelden. Het is dat Brazilianen als geen ander kunnen improviseren. Dat WK komt er wel. Maar we houden er op deze manier alleen een sportieve erfenis aan over.’
Rio de Janeiro, dat in 2016 ook de Olympische Spelen organiseert, heeft nog twee jaar extra om de stad wezenlijk op te knappen. Romário zou hier graag leiding aan geven en overweegt zich volgend jaar kandidaat te stellen als er een nieuwe burgemeester wordt gekozen. Bluf? ‘Alles is altijd erg snel gegaan in mijn leven. Het zou me niet verbazen als het in de politiek ook zo gaat.’
In juli gaat het Braziliaanse parlement met reces. Romário wil dat benutten voor een bezoekje aan Eindhoven. Hij mist Nederland wel een beetje.
‘Niet de appelmoes! Wat een rommel is dat zeg, niet te eten joh. Eén of andere gore appelcrème die ze maken,’ roept hij naar zijn verbaasde voorlichter.
Dan weer serieus. ‘Ik mis mijn vrienden in Nederland, Willem Kieft, Guus Hiddink.’
Of PSV dit jaar kampioen is geworden weet hij niet. ‘Geen tijd joh, ik heb niet eens tijd om mijn vrouw te volgen.’ Toch zit de clubliefde nog diep. ‘Het was de belangrijkste club van mijn carrière, denk ik. Via PSV kwam ik het Europese voetbal binnen. En ik ben ook als mens erg gegroeid in Nederland.’
De 28e oktober van 1988 kan hij zich herinneren als de dag van gisteren. Als 22-jarig broekie arriveerde hij met zijn eerste vrouw Mônica (18) in het verre Eindhoven. ‘Het was -13 graden die dag, of -3, enfin, verdomd koud! Terwijl het bij vertrek uit Rio 43 graden was!’
Kou kende hij tot dan toe alleen van tv. ‘Ik kan me een wedstrijd tegen Feyenoord heugen, ongelooflijk. Ik droeg een maillot, handschoenen en een muts, maar mijn kicksen bleven gewoon in de sneeuw vastzitten. Ik kon het eerste kwartier niet eens lopen.’
Hoewel hij de ene na de andere titel won met PSV, waren zijn vijf jaar in Nederland de moeilijkste van zijn leven. ‘De kou, de taal, de gewoonten, het was erg wennen. Mônica en ik hadden nul levenservaring toen we aankwamen.”
Toch vindt de Braziliaan dat hij altijd goed werd ontvangen in Nederland. ‘Er is in Europa nog veel racisme tegen Brazilianen, vooral tegen zwartjes als ik. Maar in Nederland had ik er nooit last van. Daar wil ik de supporters van alle clubs voor bedanken.’
Romário krijgt een brok in zijn keel. ‘Ik zou het mooi vinden als je kon eindigen met dit: bedankt Nederland, dat je een man van me hebt gemaakt.’
-------------------------------------------------------------------------------------
Romário de Souza Faria (45) debuteerde dit jaar in de Braziliaanse Kamer van Afgevaardigden. De oud-PSV’er vindt de politiek ‘erg zwaar en erg leuk’ en droomt al hardop van het burgemeesterschap van Rio de Janeiro. ‘Ik heb in vijf maanden meer gewerkt dan in vijftien jaar voetballerij.’
Het is druk bij de ingang van kamer 411 van het parlement in Brasília. ‘Deputado Romário’ staat er op de deur. De gewezen nummer 11 van het Braziliaanse elftal blijkt nog altijd populair.
In de wachtkamer zitten enkele van de bijna 150.000 Brazilianen die de 'spits van duizend doelpunten' ook politieke kwaliteiten toedichtten bij de verkiezingen van vorig jaar. ‘Zeg hem maar dat er een ‘amigo’ op hem wacht’, slijmt een man bij de twee jonge, knappe secretaressen. Hij komt zijn ‘vriend’ Romário om een gunst vragen.
Een oude dame wil met hem op de foto. ‘De mensen begrijpen niet hij hier als parlementariër zit en niet als voetbalidool’, verzucht secretaresse Janaína nadat de fans sip zijn afgedropen.
De afspraak met de Hollandse pers gaat voor. Een voorlichter wenkt en de deur van Romário’s kantoor zwaait open. De man uit Rio de Janeiro oogt fit en jeugdig, los van de grijze haren op zijn slapen.
‘Van welk blad ben je?’, vraagt hij. ‘Elsevier, dat ken ik. Leuk’, klinkt het in correct Nederlands.
De voormalige beste voetballer van de wereld (1994) zit strak in het pak. Hoe bevalt de overgang van het informele Rio naar het formele Brasília? De Braziliaanse hoofdstad heeft geen bruisend nachtleven en geen stranden om voetvolley te spelen, toch twee oude hobby’s van Romário.
‘Ik vind Brasília een fijne stad. Ik kom er al vijftien jaar, ik heb veel vrienden hier. Nu woon ik er van dinsdag tot donderdag en de levenskwaliteit is hoog, heel hoog. Je kunt hier best uitgaan. Dat doe ik soms ook, want wie als bohemien geboren wordt, sterft ook als bohemien,’ lacht hij.
Het politieke hart van Brazilië is tevens de rijkste stad van het land. Logisch met zoveel corruptie, denkt de gemiddelde Braziliaan. Dat beeld wordt vandaag nog eens bevestigd. De belangrijkste minister onder president Dilma Rousseff, Antônio Palocci, neemt vlak na het afnemen van het interview ontslag.
Een krant had onthuld dat zijn vermogen twintig keer zo groot was geworden in de laatste vier jaar, toen Palocci senator was. Allemaal dankzij consultancywerk naast de politiek, zo verdedigde hij zich tevergeefs.
Toch relativeert Romário het slechte imago van zijn nieuwe gilde. ‘Ik dacht net als 99% van de Brazilianen dat alle politici corrupte dieven zijn. Door deze schandalen lijkt het één grote beerput. Maar er is ook een nieuwe generatie Kamerleden die hier echt zit om goede dingen te doen.’
Daar rekent hij zichzelf ook toe. Romário ontkent dat geld zijn drijfveer is, zoals veel Brazilianen denken. Hij kampte immers met schulden en werd in 2009 door justitie gedwongen om zijn miljoenenappartement in Rio te veilen. Het riante salaris van een Kamerlid, 11.300 euro en een hoop extra’s, leek dus goed van pas komen.
‘Welnee, dat salaris stelt niks voor’, riposteert Romário. ‘Wist je dat ik vier alimentaties betaal?’ De Braziliaanse Don Juan, die ooit pochte met duizend vrouwen het bed te hebben gedeeld, heeft zes kinderen bij vier vrouwen.
‘Nou, van mijn loon kan ik hooguit twee alimentaties betalen, dus dat schiet niet op. Echt geld verdienen doe ik via mijn bedrijf Romário Sports. Dat verkoopt mijn imagorechten en die van andere sporters.’
De financiële problemen zijn ‘goddank voor 90% opgelost’. Wat er twee jaar geleden gebeurde, vond hij heel pijnlijk. Romário zat zelfs een nacht in de cel wegens een wanbetaling.
'Het was mijn eigen schuld, ik had een slechte advocaat. Maar weet je, ik heb nog 30 miljoen euro tegoed van mijn oude clubs Fluminense, Vasco da Gama en Flamengo. Dus waarom zou ik me een breuk werken voor dat Kamerloon?’
Graag wil hij nog een misverstand uit de wereld helpen. Omdat Kamerleden maar drie dagen per week hoeven op te draven in Brasília, wordt gedacht dat ze een luizenleventje leiden.
‘Ik heb in vijf maanden méér gewerkt dan in vijftien jaar voetballerij! Ik kom hier dinsdagochtend om negen uur aan en de plenaire vergadering duurt soms tot één, twee uur ’s nachts. Op maandag en vrijdag werk ik in Rio. Zelfs op zaterdag en zondag zijn er altijd politieke bezigheden. Kortom, ik ben zwaar de pineut!’
Romário lacht veel en gesticuleert hevig. Hij is ontspannen en doorspekt zijn zinnen met vlot jargon uit Rio. Met het hart op de tong, het lijkt alsof hij niets te verbergen heeft. De voorlichter staat er ietwat beduusd naar te luisteren.
‘Afgelopen zaterdag was het 33 graden in Rio. Iedereen op het strand en ik weer op kantoor zitten. En komend weekend moet ik naar een partijcongres in Tocantins, in één of ander afgelegen gat!’
Romário is lid van de Braziliaanse Socialistische Partij (PSB), een kleine linkse partij die – toeval of niet – flink is gegroeid sinds hij zich in 2009 aansloot. Maar dit blijkt niet zo veel te zeggen over zijn ideologische geaardheid.
‘Zo links ben ik niet hoor. Laten we zeggen dat ik een gematigde socialist ben.’ De oud-PSV’er koos om praktische redenen voor de PSB. ‘Het is een sympathieke partij. Ik krijg ‘r de ruimte om mijn verkiezingsbeloften waar te maken.’
Achter hem hangt een portret van zijn dochter Ivy (6), die het Downsyndroom heeft. Romário kreeg haar met zijn huidige vrouw, de 32-jarige brunette en farmaciestudent Isabella Bittencourt. Ivy is een bron van inspiratie voor zijn nieuwe carrière.
‘Ik ga hier keihard vechten tegen discriminatie van gehandicapten, een imbeciel iets dat vandaag de dag helaas nog veel voorkomt.’ Om te beginnen heeft Romário in de Kamer een grote tv- en radiocampagne voorgesteld tegen gehandicaptendiscriminatie.
De tweede inspiratiebron is zijn eigen jeugd. Romário groeide op in de sloppen van Rio, te midden van armoede en drugshandel. Nu wil hij kinderen uit achterstandswijken aan een betere toekomst helpen. Hij maakt zich zorgen over hun groeiende gebruik van crack en de nieuwe drug ‘oxi’. Beide zijn goedkoop en erg verslavend en ongezond.
‘Ik geloof dat sport de beste manier is om de jeugd op het rechte pad te krijgen. Daarom ben ik in Rio een kinderopvang aan het opzetten, gerund door ex-atleten.’ Zo sla je twee vliegen in één klap. ‘Oud-atleten zitten vaak zonder werk en de kinderen kunnen leren van hun ervaringen.’
In de Kamer is Romário vicevoorzitter van de Commissie voor Sport en Toerisme. ‘En hoe heet die andere ook alweer?’ ‘Het Parlementair Front voor Lichamelijke Opvoeding’, dreunt zijn voorlichter op. ‘En vergeet het Front tegen Crack en het Front voor Gehandicapte Kinderen niet.’
Tot veel concreets heeft dit alles nog niet geleid. De snelle topspits van weleer stoort zich aan de trage politieke molens in Brasília. ‘Als je een wet voorstelt, ben je zo vijf, zes, zeven jaar verder eer er iets mee gebeurt.’ Daar heeft hij geen geduld voor. ‘Ik werk liever met wetswijzigingen, die gaan sneller. En in Rio werk ik dus aan sociale projecten, soms met hulp van bedrijven.’
Het leuke aan politiek is dat je je overal mee mag bemoeien, vindt Romário. Van de hoogte van het minimumloon tot de boswetgeving die de Kamer onlangs aanpaste. Hierdoor hoeft veel illegaal gekapt land niet herbebost te worden door grondbezitters. Wat stemde hij?
‘Vóór, al vind ik het pardon iets te ver gaan.’ Hij geeft toe niet altijd 100% op de hoogte te zijn van dit soort complexe kwesties. ‘Maar ik leer snel, ik zit in een ervaren fractie en ik heb goede adviseurs. Misschien wel de beste van het hele parlement.’
Na een onopvallende start is de politicus Romário de laatste tijd veel in het nieuws. Via een parlementaire enquête wil hij de machtige voorzitter van de Braziliaanse voetbalbond, Ricardo Teixeira, aan de tand voelen over de trage, dure organisatie van het WK Voetbal in 2014. Romário profileert zich zo slim als WK-waakhond voor de Braziliaanse belastingbetaler.
‘Alleen de begroting voor de stadions is afgelopen twee jaar al verdrievoudigd! Ik bezoek de gaststeden en daar geven ze de schuld aan de FIFA, die met nieuwe eisen blijft komen. Brazilië moet die niet klakkeloos navolgen, het toernooi wordt veel te duur zo. De FIFA is de baas in Zürich en wij hier.’
Hij lijkt oprecht kwaad over de geldsmijterij. ‘In Brasília wordt een stadion voor 70.000 toeschouwers gebouwd. Er wordt een poulewedstrijd gespeeld en dan? Er is hier geen rivaliteit tussen clubs zoals in Rio en São Paulo. En dan Manaus, dat ligt midden in de Amazone. Daar gaan na het WK zeker een kaaiman en een krokodil tegen elkaar spelen!’
Romário fungeerde als ambassadeur om het WK naar zijn land te halen. ‘Ik was erbij toen het lukte in 2007. Iedereen vroeg me of Brazilië er wel klaar voor was. ‘Het wordt het beste WK ooit!’, riep ik dan. Daar geloof ik nu niet meer in.’
De voorlichter kijkt op zijn horloge, maar zijn baas lijkt geen haast te hebben. ‘Het gaat aan een hele zooi dingen ontbreken in 2014. Alles ligt ver achter op schema. De stadions, mobiliteitsprojecten, de vliegvelden. Het is dat Brazilianen als geen ander kunnen improviseren. Dat WK komt er wel. Maar we houden er op deze manier alleen een sportieve erfenis aan over.’
Rio de Janeiro, dat in 2016 ook de Olympische Spelen organiseert, heeft nog twee jaar extra om de stad wezenlijk op te knappen. Romário zou hier graag leiding aan geven en overweegt zich volgend jaar kandidaat te stellen als er een nieuwe burgemeester wordt gekozen. Bluf? ‘Alles is altijd erg snel gegaan in mijn leven. Het zou me niet verbazen als het in de politiek ook zo gaat.’
In juli gaat het Braziliaanse parlement met reces. Romário wil dat benutten voor een bezoekje aan Eindhoven. Hij mist Nederland wel een beetje.
‘Niet de appelmoes! Wat een rommel is dat zeg, niet te eten joh. Eén of andere gore appelcrème die ze maken,’ roept hij naar zijn verbaasde voorlichter.
Dan weer serieus. ‘Ik mis mijn vrienden in Nederland, Willem Kieft, Guus Hiddink.’
Of PSV dit jaar kampioen is geworden weet hij niet. ‘Geen tijd joh, ik heb niet eens tijd om mijn vrouw te volgen.’ Toch zit de clubliefde nog diep. ‘Het was de belangrijkste club van mijn carrière, denk ik. Via PSV kwam ik het Europese voetbal binnen. En ik ben ook als mens erg gegroeid in Nederland.’
De 28e oktober van 1988 kan hij zich herinneren als de dag van gisteren. Als 22-jarig broekie arriveerde hij met zijn eerste vrouw Mônica (18) in het verre Eindhoven. ‘Het was -13 graden die dag, of -3, enfin, verdomd koud! Terwijl het bij vertrek uit Rio 43 graden was!’
Kou kende hij tot dan toe alleen van tv. ‘Ik kan me een wedstrijd tegen Feyenoord heugen, ongelooflijk. Ik droeg een maillot, handschoenen en een muts, maar mijn kicksen bleven gewoon in de sneeuw vastzitten. Ik kon het eerste kwartier niet eens lopen.’
Hoewel hij de ene na de andere titel won met PSV, waren zijn vijf jaar in Nederland de moeilijkste van zijn leven. ‘De kou, de taal, de gewoonten, het was erg wennen. Mônica en ik hadden nul levenservaring toen we aankwamen.”
Toch vindt de Braziliaan dat hij altijd goed werd ontvangen in Nederland. ‘Er is in Europa nog veel racisme tegen Brazilianen, vooral tegen zwartjes als ik. Maar in Nederland had ik er nooit last van. Daar wil ik de supporters van alle clubs voor bedanken.’
Romário krijgt een brok in zijn keel. ‘Ik zou het mooi vinden als je kon eindigen met dit: bedankt Nederland, dat je een man van me hebt gemaakt.’
zondag, juli 10, 2011
Indianenverhalen over stuwdam
Uit de krant van gisteren.
-------------------------------------------------------------------------------------
„Dit is Avatar in het echt”, aldus de Canadese regisseur James Cameron over de deze maand beginnende bouw van de Braziliaanse megadam Belo Monte.
Op het eerste gezicht klopt de vergelijking met zijn film, waarin indianen moeten wijken voor bulldozers van blanken. De dam van 11,2 miljard euro verrijst in de Xingu, een prachtige, 2000 kilometer lange rivier vol watervallen en eilanden met eeuwenoude kastanjebomen, die grotendeels door indianenreservaten stroomt.
Dit laatste gegeven maakt Belo Monte tot boegbeeld van het verzet tegen tientallen stuwdammen in het Amazonegebied.
Indianenleed gaat immers de hele wereld aan het hart, getuige de reeks Hollywoodsterren (Cameron, Sigourney Weaver, Arnold Schwarzenegger) die in Altamira reeds tegen Belo Monte kwam protesteren.
De Braziliaanse regering ziet deze goed bedoelde buitenlandse bezoekjes met lede ogen aan. Zij beschouwt het enorme waterkrachtpotentieel van Brazilië (pas 19% daarvan wordt gebruikt) als de meest groene oplossing om de snel groeiende Braziliaanse economie op stoom te houden. Bovendien wordt de door Belo Monte aangerichte indianenellende sterk overdreven, aldus Brasília.
Er loopt namelijk geen centimeter indianenreservaat onder voor het stuwmeer, dat drie keer zo groot wordt als Texel (bijna de helft van het beoogde meer loopt momenteel al onder in regentijd). Ook worden er niet 50.000 indianen verdreven voor Belo Monte, zoals vaak beweerd, maar 28.000 gemengde Brazilianen, die overigens keurig schadeloos worden gesteld.
„De regering heeft meer oor voor indianen dan voor de gewone witte man”, zegt opperhoofd Bernardino in zijn dorp bij Altamira, een landerige stad van 105.000 inwoners die de uitvalsbasis voor de dambouwers vormt. Zijn stam, de Juruna, splitste vorig jaar op vanwege Belo Monte. Lang niet alle indianen zijn tegen de dam die de regio veel geld en banen oplevert.
Opperhoofd Bernardino
Bernardino is dat wel. „Er komt nu al veel fout volk op de dam af.” Ook vreest hij voor het lagere waterpeil achter de dam, in de zogeheten Grote Bocht van de Xingu, waar andere Juruna’s leven van visvangst. Het opperhoofd wijt de interne onenigheid aan omkoping.
Indianen in de regio krijgen sinds vorig jaar 13.000 euro per maand per stam van het verantwoordelijke bouwbedrijf Norte Energia, wat stammen stimuleert om op te splitsen. Bewoners van Altamira verbazen zich de laatste tijd over de gloednieuwe speedboten waarmee sommige stammen over de rivier voorbij vliegen. "Ze geven het geld uit aan futiele dingen", zegt Bernardino. "Boten, pizza's, merkschoenen. We worden gespleten door Belo Monte."
Ook de niet-indianen in Altamira zijn diep verdeeld. Het gezicht van het verzet tegen de dam, Antonia Melo van de beweging Xingo Vivo para Sempre, vertelt dat Belo Monte een "monster is dat de Xingu vermoordt’, dat ’héél Altamira gaat overstromen’ (de stad ligt vóór de dam) en dat ’het bos dat onder water loopt niet eerst gekapt wordt’ (rottend bos stoot veel methaan uit, een twintig keer zo sterk broeikasgas als CO2).
Indianenverhalen, kaatst directeur Ronaldo Crusco van Norte Energia. „De vergunning eist dat we dat bos eerst omhakken. En de Xingu houden we in Altamira op maximaal 97 meter boven zeeniveau. De stadskade ligt op 101 meter.”
Verder garanderen de dambouwers een waterpeil in de Grote Bocht dat nu al in de droogste maanden optreedt. Dood zou de rivier dus niet gaan, en ’maar’ honderd kilometer van de Xingu valt droger. Crusco: “Dit project is dertig jaar en 20.000 pagina’s lang bestudeerd. Er wordt onnodig paniek gezaaid.”
Een nuchtere stem in de lokale pr-oorlog is die van milieu-ingenieur Marcelo Salazar van de ngo ISA. „Op zichzelf is er niets tegen een stuwdam”, zegt hij. „Maar zoals Belo Monte nu wordt doorgedrukt, is het een sprong in het duister.”
Het geïsoleerd gelegen Altamira is verre van klaar voor de verwachte verdubbeling van het aantal inwoners door Belo Monte. Norte Energia moet om te mogen bouwen ruim een miljard euro investeren in zaken als riolering, zorg en onderwijs, maar die sociale opknapbeurt van de stad begint nu pas, terwijl de migranten al toestromen.
Salazar: „Waarom die haast bij de bouw? Waar halen we het land, voedsel en hout voor al die migranten vandaan? De landverdeling is een puinhoop in de regio, regel dat eerst! Anders leidt snelle groei onherroepelijk tot roofbouw op het bos. Belo Monte gaat over veel meer dan indianen en vissen.”
-------------------------------------------------------------------------------------
„Dit is Avatar in het echt”, aldus de Canadese regisseur James Cameron over de deze maand beginnende bouw van de Braziliaanse megadam Belo Monte.
Op het eerste gezicht klopt de vergelijking met zijn film, waarin indianen moeten wijken voor bulldozers van blanken. De dam van 11,2 miljard euro verrijst in de Xingu, een prachtige, 2000 kilometer lange rivier vol watervallen en eilanden met eeuwenoude kastanjebomen, die grotendeels door indianenreservaten stroomt.
Dit laatste gegeven maakt Belo Monte tot boegbeeld van het verzet tegen tientallen stuwdammen in het Amazonegebied.
Indianenleed gaat immers de hele wereld aan het hart, getuige de reeks Hollywoodsterren (Cameron, Sigourney Weaver, Arnold Schwarzenegger) die in Altamira reeds tegen Belo Monte kwam protesteren.
De Braziliaanse regering ziet deze goed bedoelde buitenlandse bezoekjes met lede ogen aan. Zij beschouwt het enorme waterkrachtpotentieel van Brazilië (pas 19% daarvan wordt gebruikt) als de meest groene oplossing om de snel groeiende Braziliaanse economie op stoom te houden. Bovendien wordt de door Belo Monte aangerichte indianenellende sterk overdreven, aldus Brasília.
Er loopt namelijk geen centimeter indianenreservaat onder voor het stuwmeer, dat drie keer zo groot wordt als Texel (bijna de helft van het beoogde meer loopt momenteel al onder in regentijd). Ook worden er niet 50.000 indianen verdreven voor Belo Monte, zoals vaak beweerd, maar 28.000 gemengde Brazilianen, die overigens keurig schadeloos worden gesteld.
„De regering heeft meer oor voor indianen dan voor de gewone witte man”, zegt opperhoofd Bernardino in zijn dorp bij Altamira, een landerige stad van 105.000 inwoners die de uitvalsbasis voor de dambouwers vormt. Zijn stam, de Juruna, splitste vorig jaar op vanwege Belo Monte. Lang niet alle indianen zijn tegen de dam die de regio veel geld en banen oplevert.
Opperhoofd Bernardino
Bernardino is dat wel. „Er komt nu al veel fout volk op de dam af.” Ook vreest hij voor het lagere waterpeil achter de dam, in de zogeheten Grote Bocht van de Xingu, waar andere Juruna’s leven van visvangst. Het opperhoofd wijt de interne onenigheid aan omkoping.
Indianen in de regio krijgen sinds vorig jaar 13.000 euro per maand per stam van het verantwoordelijke bouwbedrijf Norte Energia, wat stammen stimuleert om op te splitsen. Bewoners van Altamira verbazen zich de laatste tijd over de gloednieuwe speedboten waarmee sommige stammen over de rivier voorbij vliegen. "Ze geven het geld uit aan futiele dingen", zegt Bernardino. "Boten, pizza's, merkschoenen. We worden gespleten door Belo Monte."
Ook de niet-indianen in Altamira zijn diep verdeeld. Het gezicht van het verzet tegen de dam, Antonia Melo van de beweging Xingo Vivo para Sempre, vertelt dat Belo Monte een "monster is dat de Xingu vermoordt’, dat ’héél Altamira gaat overstromen’ (de stad ligt vóór de dam) en dat ’het bos dat onder water loopt niet eerst gekapt wordt’ (rottend bos stoot veel methaan uit, een twintig keer zo sterk broeikasgas als CO2).
Indianenverhalen, kaatst directeur Ronaldo Crusco van Norte Energia. „De vergunning eist dat we dat bos eerst omhakken. En de Xingu houden we in Altamira op maximaal 97 meter boven zeeniveau. De stadskade ligt op 101 meter.”
Verder garanderen de dambouwers een waterpeil in de Grote Bocht dat nu al in de droogste maanden optreedt. Dood zou de rivier dus niet gaan, en ’maar’ honderd kilometer van de Xingu valt droger. Crusco: “Dit project is dertig jaar en 20.000 pagina’s lang bestudeerd. Er wordt onnodig paniek gezaaid.”
Een nuchtere stem in de lokale pr-oorlog is die van milieu-ingenieur Marcelo Salazar van de ngo ISA. „Op zichzelf is er niets tegen een stuwdam”, zegt hij. „Maar zoals Belo Monte nu wordt doorgedrukt, is het een sprong in het duister.”
Het geïsoleerd gelegen Altamira is verre van klaar voor de verwachte verdubbeling van het aantal inwoners door Belo Monte. Norte Energia moet om te mogen bouwen ruim een miljard euro investeren in zaken als riolering, zorg en onderwijs, maar die sociale opknapbeurt van de stad begint nu pas, terwijl de migranten al toestromen.
Salazar: „Waarom die haast bij de bouw? Waar halen we het land, voedsel en hout voor al die migranten vandaan? De landverdeling is een puinhoop in de regio, regel dat eerst! Anders leidt snelle groei onherroepelijk tot roofbouw op het bos. Belo Monte gaat over veel meer dan indianen en vissen.”
vrijdag, juli 08, 2011
Column Serra Pelada
Uit de krant van vandaag.
------------------------------------------------------------------------------------
Alfredo Bandeira (58), een taaie, vriendelijke Braziliaan met grijs haar en een neus als een aardappel. Oud-soldaat, oud-goudzoeker en nu de trotse eigenaar van een motortaxi in de noordelijke cowboystad Marabá.
We rijden op mijn verzoek samen naar Serra Pelada, waar Alfredo zich begin jaren tachtig met honderdduizend man in een krankzinnige goudrush stortte.
Ze hakten met blote handen een complete goudberg weg en groeven daarna een honderd meter diepe krater uit. De goudkoorts in dit modderige Grote Gat liep zo hoog op dat zelfs tijdens een aardverschuiving werd doorgewerkt. Op beelden is te zien hoe de politie daarop in de lucht schiet en per ongeluk een goudzoeker raakt, dodelijk. Kort daarna wordt Serra Pelada gesloten.
„Het was een maffe tijd, maar ook een mooie. Serra Pelada had alles, een cinema, bordelen. Een wip kostte vijf gram goud”, mijmert Alfredo, terwijl we achtereenvolgens de gehuchten 35, 46, 50 en 65 doorkruisen.
Pas een goede 3,5 uur later komen we – ik inmiddels met een houten kont – aan bij het Grote Gat. Het is veranderd in een meer. Een man neemt een duik in het met kwik vervuilde water. „Kwik is zo zwaar dat het op de bodem ligt”, zegt hij onbekommerd.
Op de oever ligt een dorp. Er leven nog zo’n zesduizend goudzoekers. Ze zijn werkloos, terwijl er nog een geschatte 150 ton goud in de bodem zit.
„We mogen niet meer graven”, vertelt Erminio Pereira. Een Canadees mijnbouwbedrijf (Colossus) heeft de rechten gekocht. Waarom de goudzoekers dan blijven?
„We wachten op een vertrekpremie. Maar het duurt eindeloos.” De sjofele man heeft zijn vrouw en zes kinderen niet meer gezien sinds het vollopen van de krater. „Ik durf hen alleen met een gewassen gezicht onder ogen te komen. Ze weten dat ik een goudklomp van 977,4 gram had. Mijn geld ging op aan cabaret en vrouwen in Marabá, ik schaam me.”
Zo is het eldorado van weleer veranderd in een miserabel bedelaarsoord. Het enige wat herinnert aan het gouden verleden, is de videotheek met dvd’s over de jaren tachtig.
Alfredo kan het niet langer aanzien. Hij wil weg. Als we na ontelbaar veel gaten in de weg in het donker terugkeren in Marabá, is zijn opluchting groot: „Glorie voor God. Dit doe ik niet meer.”
Het Grote Gat (Buracão) is volgelopen
Bijna thuis!
------------------------------------------------------------------------------------
Alfredo Bandeira (58), een taaie, vriendelijke Braziliaan met grijs haar en een neus als een aardappel. Oud-soldaat, oud-goudzoeker en nu de trotse eigenaar van een motortaxi in de noordelijke cowboystad Marabá.
We rijden op mijn verzoek samen naar Serra Pelada, waar Alfredo zich begin jaren tachtig met honderdduizend man in een krankzinnige goudrush stortte.
Ze hakten met blote handen een complete goudberg weg en groeven daarna een honderd meter diepe krater uit. De goudkoorts in dit modderige Grote Gat liep zo hoog op dat zelfs tijdens een aardverschuiving werd doorgewerkt. Op beelden is te zien hoe de politie daarop in de lucht schiet en per ongeluk een goudzoeker raakt, dodelijk. Kort daarna wordt Serra Pelada gesloten.
„Het was een maffe tijd, maar ook een mooie. Serra Pelada had alles, een cinema, bordelen. Een wip kostte vijf gram goud”, mijmert Alfredo, terwijl we achtereenvolgens de gehuchten 35, 46, 50 en 65 doorkruisen.
Pas een goede 3,5 uur later komen we – ik inmiddels met een houten kont – aan bij het Grote Gat. Het is veranderd in een meer. Een man neemt een duik in het met kwik vervuilde water. „Kwik is zo zwaar dat het op de bodem ligt”, zegt hij onbekommerd.
Op de oever ligt een dorp. Er leven nog zo’n zesduizend goudzoekers. Ze zijn werkloos, terwijl er nog een geschatte 150 ton goud in de bodem zit.
„We mogen niet meer graven”, vertelt Erminio Pereira. Een Canadees mijnbouwbedrijf (Colossus) heeft de rechten gekocht. Waarom de goudzoekers dan blijven?
„We wachten op een vertrekpremie. Maar het duurt eindeloos.” De sjofele man heeft zijn vrouw en zes kinderen niet meer gezien sinds het vollopen van de krater. „Ik durf hen alleen met een gewassen gezicht onder ogen te komen. Ze weten dat ik een goudklomp van 977,4 gram had. Mijn geld ging op aan cabaret en vrouwen in Marabá, ik schaam me.”
Zo is het eldorado van weleer veranderd in een miserabel bedelaarsoord. Het enige wat herinnert aan het gouden verleden, is de videotheek met dvd’s over de jaren tachtig.
Alfredo kan het niet langer aanzien. Hij wil weg. Als we na ontelbaar veel gaten in de weg in het donker terugkeren in Marabá, is zijn opluchting groot: „Glorie voor God. Dit doe ik niet meer.”
Het Grote Gat (Buracão) is volgelopen
Bijna thuis!
maandag, juli 04, 2011
Messi-repo Rosario: Geduld raakt op
Uit Telesport van vandaag.
----------------------------------------------------------------------------------
Rosario is de geboorteplaats van twee illustere Argentijnen: Ché Guevara en Lionel Messi, die de Copa America in eigen land teleurstellend is begonnen met een gelijkspel (1-1) tegen Bolivia.
In Rosario, een pampastad op drie uur rijden van Buenos Aires, staat er voor Guevara een metershoog monument. Maar wie zoekt naar een publiek eerbetoon aan ’s werelds beste voetballer, komt bedrogen uit.
“Laat het kereltje eerst óns maar eens kampioen maken”, lacht een medewerkster op het VVV-kantoor langs de Parana-rivier.
De overige miljoen inwoners van de havenstad lijken er net zo over te denken. ‘Mooi wat Messi bij Barcelona doet, maar wanneer gaat hij eens iets voor Argentinië winnen?’, klinkt het keer op keer. Rosario vindt dat de halve Spanjaard (in bezit van een dubbel paspoort) iets heeft goed te maken.
“Onzin!”, zegt Antonio Cuccittini (82). Zijn grote neus en de Nike-muts op zijn hoofd laten geen twijfel: dit is opa Messi. Hij woont alleen in een rijtjeshuis in de arbeiderswijk La Tablada, waar zijn kleinzoon is opgegroeid.
“Allereerst is het niet Leo’s schuld dat hij minder presteert voor het nationale elftal. Hij krijgt gewoon te weinig ballen. Zijn medespelers lijken wel jaloers. Bij Barcelona draait alles om hem. Argentijnen zijn daar te individualistisch voor. Ten tweede hebben ze hem zelf laten lopen toen hij jong was.”
Dat zit als volgt. Messi kampte in zijn jeugd met groeiproblemen. Hij had op zijn dertiende het lichaam van een tienjarige en had een dure hormoonbehandeling nodig. Zijn ouders hadden het echter niet breed en Argentijnse clubs gaven niet thuis. Het rijke Barcelona bood uitkomst. Moederziel alleen in het verre Catalonië zette ‘De Vlo’ daarna iedere avond zelf een spuit met groeihormonen in zijn benen.
“Mijn vrouw is kort voor zijn vertrek naar Europa overleden”, vervolgt Cuccittini. “Zij heeft Leo ontdekt. Hier in de patio trapte hij voor het eerst een balletje. Hij was toen vijf. Hij was groter in de breedte dan in de lengte. Iedereen vond hem te klein voor voetbal, maar mijn vrouw bracht hem naar de lokale club. Ze heeft alleen niks van zijn succes gezien. Dat raakt me heel erg.” Hij pinkt een traan weg en gaat lunchen.
Even verderop ligt Grandoli FC, Messi’s eerste club. Eén vaalgroen veldje. Achter de club staat een rij zwart beschimmelde flats. Het clubhuis is gesloten. Vicevoorzitter Carlos Gomez blijkt tegenover te wonen. Trots opent hij het prijzendepot. Op een teamfoto achter wat bekers zit de dwerg met het kenmerkende bloempotkapsel. Gomez: “Niemand kon hem bijbenen. Zijn bewegingen waren toen al bovennatuurlijk.”
Grandoli, Messi's eerste club
Toen Messi acht was, bracht zijn vader Jorge hem naar de grootste club van Rosario, Newell’s Old Boys. Daar, op de jeugdvoetbalschool Malvinas, was Ernesto Vecchio drie jaar lang zijn trainer. De Telegraaf ontmoet hem in de rood-zwart geverfde kantine vol foto’s van clubhelden als Gabriel Batistuta, Jorge Valdano en Messi zelf.
Ernesto Vecchio
Vecchio: “Ik heb in 26 jaar veel jochies voorbij zien komen, maar hij was uniek. Hij was de motor van de Machine van ’87, ons beste jeugdteam ooit. Hij maakte honderd goals per jaar. Alles wat hij nu op het veld doet, zat er toen al in. Die dribbels kun je niet leren. Ik vertelde hem voor de wedstrijd alleen dat hij de bal ook af en toe moest afspelen, om minder schoppen te krijgen.”
Tegenover de kantine ligt het honk van de ‘Glorieuze Leprozen’, de harde kern van Newell’s. “We zijn ziek, ziek van clubliefde, begrijp je? Wist je dat Newell’s buiten Buenos Aires de club met de meeste titels is?”, zegt een supporter terwijl hij het oude trainingsveld van Messi sproeit.
Voor de fans is het vroegtijdige vertrek van het wonderkind een zwarte bladzijde in de clubgeschiedenis. Gebeten hond is toenmalig voorzitter Eduardo Lopez. “Een corrupte dictator. Hij stak het geld voor Leo’s behandeling liever in eigen zak. Pas in 2008 hebben we hem met protesten weg gekregen”, vertelt een ander.
De mannen achter de receptie van Malvinas klagen dat Messi nooit langskomt op zijn oude nest. Wel is hij regelmatig in Rosario om zijn familie te zien en zaken te doen, zo weet men.
Onlangs kocht Messi een hippe bar (‘VIP’) tegenover het Monument van de Vlag, een toeristische trekpleister van de stad. Zijn vader en een broer runnen de tent. Ook investeert de man uit Barcelona in lokaal vastgoed. Zijn euro’s weten het thuisfront dus wel te vinden.
Nu die goals voor het Argentijnse elftal nog. Woensdag weer een kans in de tweede groepswedstrijd tegen Colombia.
----------------------------------------------------------------------------------
Rosario is de geboorteplaats van twee illustere Argentijnen: Ché Guevara en Lionel Messi, die de Copa America in eigen land teleurstellend is begonnen met een gelijkspel (1-1) tegen Bolivia.
In Rosario, een pampastad op drie uur rijden van Buenos Aires, staat er voor Guevara een metershoog monument. Maar wie zoekt naar een publiek eerbetoon aan ’s werelds beste voetballer, komt bedrogen uit.
“Laat het kereltje eerst óns maar eens kampioen maken”, lacht een medewerkster op het VVV-kantoor langs de Parana-rivier.
De overige miljoen inwoners van de havenstad lijken er net zo over te denken. ‘Mooi wat Messi bij Barcelona doet, maar wanneer gaat hij eens iets voor Argentinië winnen?’, klinkt het keer op keer. Rosario vindt dat de halve Spanjaard (in bezit van een dubbel paspoort) iets heeft goed te maken.
“Onzin!”, zegt Antonio Cuccittini (82). Zijn grote neus en de Nike-muts op zijn hoofd laten geen twijfel: dit is opa Messi. Hij woont alleen in een rijtjeshuis in de arbeiderswijk La Tablada, waar zijn kleinzoon is opgegroeid.
“Allereerst is het niet Leo’s schuld dat hij minder presteert voor het nationale elftal. Hij krijgt gewoon te weinig ballen. Zijn medespelers lijken wel jaloers. Bij Barcelona draait alles om hem. Argentijnen zijn daar te individualistisch voor. Ten tweede hebben ze hem zelf laten lopen toen hij jong was.”
Dat zit als volgt. Messi kampte in zijn jeugd met groeiproblemen. Hij had op zijn dertiende het lichaam van een tienjarige en had een dure hormoonbehandeling nodig. Zijn ouders hadden het echter niet breed en Argentijnse clubs gaven niet thuis. Het rijke Barcelona bood uitkomst. Moederziel alleen in het verre Catalonië zette ‘De Vlo’ daarna iedere avond zelf een spuit met groeihormonen in zijn benen.
“Mijn vrouw is kort voor zijn vertrek naar Europa overleden”, vervolgt Cuccittini. “Zij heeft Leo ontdekt. Hier in de patio trapte hij voor het eerst een balletje. Hij was toen vijf. Hij was groter in de breedte dan in de lengte. Iedereen vond hem te klein voor voetbal, maar mijn vrouw bracht hem naar de lokale club. Ze heeft alleen niks van zijn succes gezien. Dat raakt me heel erg.” Hij pinkt een traan weg en gaat lunchen.
Even verderop ligt Grandoli FC, Messi’s eerste club. Eén vaalgroen veldje. Achter de club staat een rij zwart beschimmelde flats. Het clubhuis is gesloten. Vicevoorzitter Carlos Gomez blijkt tegenover te wonen. Trots opent hij het prijzendepot. Op een teamfoto achter wat bekers zit de dwerg met het kenmerkende bloempotkapsel. Gomez: “Niemand kon hem bijbenen. Zijn bewegingen waren toen al bovennatuurlijk.”
Grandoli, Messi's eerste club
Toen Messi acht was, bracht zijn vader Jorge hem naar de grootste club van Rosario, Newell’s Old Boys. Daar, op de jeugdvoetbalschool Malvinas, was Ernesto Vecchio drie jaar lang zijn trainer. De Telegraaf ontmoet hem in de rood-zwart geverfde kantine vol foto’s van clubhelden als Gabriel Batistuta, Jorge Valdano en Messi zelf.
Ernesto Vecchio
Vecchio: “Ik heb in 26 jaar veel jochies voorbij zien komen, maar hij was uniek. Hij was de motor van de Machine van ’87, ons beste jeugdteam ooit. Hij maakte honderd goals per jaar. Alles wat hij nu op het veld doet, zat er toen al in. Die dribbels kun je niet leren. Ik vertelde hem voor de wedstrijd alleen dat hij de bal ook af en toe moest afspelen, om minder schoppen te krijgen.”
Tegenover de kantine ligt het honk van de ‘Glorieuze Leprozen’, de harde kern van Newell’s. “We zijn ziek, ziek van clubliefde, begrijp je? Wist je dat Newell’s buiten Buenos Aires de club met de meeste titels is?”, zegt een supporter terwijl hij het oude trainingsveld van Messi sproeit.
Voor de fans is het vroegtijdige vertrek van het wonderkind een zwarte bladzijde in de clubgeschiedenis. Gebeten hond is toenmalig voorzitter Eduardo Lopez. “Een corrupte dictator. Hij stak het geld voor Leo’s behandeling liever in eigen zak. Pas in 2008 hebben we hem met protesten weg gekregen”, vertelt een ander.
De mannen achter de receptie van Malvinas klagen dat Messi nooit langskomt op zijn oude nest. Wel is hij regelmatig in Rosario om zijn familie te zien en zaken te doen, zo weet men.
Onlangs kocht Messi een hippe bar (‘VIP’) tegenover het Monument van de Vlag, een toeristische trekpleister van de stad. Zijn vader en een broer runnen de tent. Ook investeert de man uit Barcelona in lokaal vastgoed. Zijn euro’s weten het thuisfront dus wel te vinden.
Nu die goals voor het Argentijnse elftal nog. Woensdag weer een kans in de tweede groepswedstrijd tegen Colombia.
Abonneren op:
Posts (Atom)