De Tilburgse bioloog Marc van Roosmalen is weer een vrij man. Hij is in hoger beroep grotendeels vrijgesproken door de rechtbank in Brasilia.
De celstraf voor de voormalige Held van de Planeet, die vorig jaar als een ordinaire biopiraat in een gevangenis in de Amazonestad Manaus belandde, is verminderd van veertien tot één jaar.
Volgens zijn advocaat Creuza Cohen komt de 61-jarige Van Roosmalen er nu vanaf met een alternatieve straf.
De wetenschapper had vorig jaar door een gebrekkige verdediging de maximale twaalf jaar cel gekregen voor het ‘misbruik van zijn ambtenaarschap’ als onderzoeker van het Braziliaanse overheidsinstituut INPA.
Dit vanwege het te koop aanbieden van de namen van zelf ontdekte diersoorten en het doorverkopen van steigerpijpen waarvan hij een apenkooi in zijn tuin had gebouwd.
De rechter in Brasilia veegde deze veroordeling van tafel. Alleen de straf voor het illegaal vervoeren van apen en orchideeën is volgens Cohen deels blijven staan.
Van Roosmalen kondigt in zijn jongste boek ‘Blootsvoets door de Amazone’ aan dat hij zijn strijd voor behoud van het Amazonewoud zal staken. Hij zegt zich bedreigd te voelen.
donderdag, november 27, 2008
zondag, november 16, 2008
Worstelen met het woud
Uit de zondagkrant.
---------------------------------------------------------------------------------
Elf uur lang ploegen en stuiteren door een gehavend landschap van geblakerde boomstompjes, rookpluimen en koeien op resten onverzettelijk groen. Wie optimistisch wil zijn over de toekomst van het Amazonewoud, kan beter niet de bus nemen van Juína naar Colniza, dwars door de zogeheten ‘Boog van Ontbossing’ in het noordwesten van de Braziliaanse deelstaat Mato Grosso.
Het prille houthakstadje Colniza, één van de meest gewelddadige en snelst ontbossende gemeenten van Brazilië, staat sinds een maand op zijn kop. De lokale sporthal is tijdelijk omgebouwd tot een basis van tachtig soldaten, politieagenten en milieuambtenaren die proberen de cultuur van ‘kappen wat je kappen kan’ langs de bosrand te breken.
“Het lastige is dat bijna niemand hier papieren heeft,” vertelt Anderson Nunes van de milieuautoriteit Ibama. “Met deze operatie schonen we meteen het kadaster op. Daarna kunnen we het gebied per satelliet in de gaten houden en illegale houthakkers per post beboeten.”
De sojaprovincie Mato Grosso (‘dicht struikgewas’) worstelt met zijn bos. Om dit stuk Amazonegebied te begrijpen is het goed te weten dat houthakkers hier vroeger helden waren. Zij temden namelijk de wildernis en brachten zo economische ontwikkeling.
De militaire dictatuur (1964-1985) moedigde kolonisering van het noorden van Mato Grosso aan, met het idee dat anders de buitenlanders het bos zouden bezetten. Geraldo Bento, voorzitter van de regionale bond van houtindustrieën (Simno), was één van de vele migranten die het zuiden verliet voor goedkope Amazonegrond.
“Bij aankomst waren we verplicht minimaal 20 procent van het bos te kappen. Tot de helft was toegestaan, en bijna iedereen kapte dat ook,” vertelt hij in het kantoor van een laminaatfabriekje in Juína.
Boomstompjes tussen onverzettelijk groen (en een kastanjeboom)
Destructie buiten Colniza
In 1998 zette de Braziliaanse regering het sein plots op groen: sindsdien geldt 80 procent bos als de norm. Hoe zacht die tien jaar later nog is, blijkt tijdens een trip per motortaxi ten noorden van Colniza.
Langs de stoffige grindwegen staan kastanjebomen fier en eenzaam overeind, sommige met weidse kruin, andere als kale zwarte karkassen (ook op het kappen van een dode kastanje staan gepeperde boetes). Het opmerkelijke is dat dit allemaal grond van de staat is en dat het keuterboeren zijn die zo veelvuldig de motorzaag hanteren. Het Braziliaanse Instituut voor Landhervorming (Incra) gaf dit gebied eind jaren negentig in beheer van landlozen.
“Je krijgt alleen land als je het bewerkt, werd erbij gezegd,” vertelt Cicero Silvino Luis bij een praatje met enkele boeren in de berm. Zijn vijftig hectare grote perceel staat voor bijna de helft vol met bomen, een kwart koffieplanten en een kwart weiland.
“Met 80 procent bos wordt het nog gecompliceerder. Van tien hectare kan ik mijn gezin niet voeden.” Of hij wist dat zijn koffieplanten als bos meetellen als hij er bepaalde bomen tussen plant? “Hoe moet ik dat weten? Incra heeft ons volledig in de steek gelaten. Maar nu een vraagje voor u. Hoeveel bos hebben jullie in Holland nog staan?”
Incra-boer
Om de milieukennis van de kleine boeren bij te spijkeren gaat Ibama hun nederzettingen langs met een revolutionaire boodschap: ‘Bos is meer waard is als het overeind staat.’ Zo’n vijftig families luisteren in een schooltje aandachtig naar een verhaal over de groeiende populariteit van de tropische bosbes acaí (‘een apotheek aan vitaminen’), kastanjes (‘doen twee à vier euro per pakje op de markt) en groene geldpotjes van Braziliaanse banken en rijke buitenlandse ngo’s.
“Jullie moeten wel gaan samenwerken om je producten te verkopen”, zegt de Ibama-man. En zonder 80 procent bos op het perceel krijgen de boeren geen milieuvergunning en geen eigendomstitel, dreigt hij.
De operatie in Colniza duurt nog een paar weken. Eens maar nooit weer, vindt één van de machtigste mannen van de streek, de parlementariër José Riva. Om de bemoeials van Ibama en Greenpeace voorgoed buitenspel te zetten, stelt hij voor Mato Grosso los te koppelen van het officiële Amazonegebied. “Het leven van buitenlanders verbeteren met de misère van de Brazilianen is onacceptabel”, aldus Riva.
De grens van het bos nadert de deelstaat Amazônia. Achter de grens met Mato Grosso heeft de Braziliaanse regering alvast een groene buffer van reservaten gelegd. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.
Eenzame kastanje
---------------------------------------------------------------------------------
Elf uur lang ploegen en stuiteren door een gehavend landschap van geblakerde boomstompjes, rookpluimen en koeien op resten onverzettelijk groen. Wie optimistisch wil zijn over de toekomst van het Amazonewoud, kan beter niet de bus nemen van Juína naar Colniza, dwars door de zogeheten ‘Boog van Ontbossing’ in het noordwesten van de Braziliaanse deelstaat Mato Grosso.
Het prille houthakstadje Colniza, één van de meest gewelddadige en snelst ontbossende gemeenten van Brazilië, staat sinds een maand op zijn kop. De lokale sporthal is tijdelijk omgebouwd tot een basis van tachtig soldaten, politieagenten en milieuambtenaren die proberen de cultuur van ‘kappen wat je kappen kan’ langs de bosrand te breken.
“Het lastige is dat bijna niemand hier papieren heeft,” vertelt Anderson Nunes van de milieuautoriteit Ibama. “Met deze operatie schonen we meteen het kadaster op. Daarna kunnen we het gebied per satelliet in de gaten houden en illegale houthakkers per post beboeten.”
De sojaprovincie Mato Grosso (‘dicht struikgewas’) worstelt met zijn bos. Om dit stuk Amazonegebied te begrijpen is het goed te weten dat houthakkers hier vroeger helden waren. Zij temden namelijk de wildernis en brachten zo economische ontwikkeling.
De militaire dictatuur (1964-1985) moedigde kolonisering van het noorden van Mato Grosso aan, met het idee dat anders de buitenlanders het bos zouden bezetten. Geraldo Bento, voorzitter van de regionale bond van houtindustrieën (Simno), was één van de vele migranten die het zuiden verliet voor goedkope Amazonegrond.
“Bij aankomst waren we verplicht minimaal 20 procent van het bos te kappen. Tot de helft was toegestaan, en bijna iedereen kapte dat ook,” vertelt hij in het kantoor van een laminaatfabriekje in Juína.
Boomstompjes tussen onverzettelijk groen (en een kastanjeboom)
Destructie buiten Colniza
In 1998 zette de Braziliaanse regering het sein plots op groen: sindsdien geldt 80 procent bos als de norm. Hoe zacht die tien jaar later nog is, blijkt tijdens een trip per motortaxi ten noorden van Colniza.
Langs de stoffige grindwegen staan kastanjebomen fier en eenzaam overeind, sommige met weidse kruin, andere als kale zwarte karkassen (ook op het kappen van een dode kastanje staan gepeperde boetes). Het opmerkelijke is dat dit allemaal grond van de staat is en dat het keuterboeren zijn die zo veelvuldig de motorzaag hanteren. Het Braziliaanse Instituut voor Landhervorming (Incra) gaf dit gebied eind jaren negentig in beheer van landlozen.
“Je krijgt alleen land als je het bewerkt, werd erbij gezegd,” vertelt Cicero Silvino Luis bij een praatje met enkele boeren in de berm. Zijn vijftig hectare grote perceel staat voor bijna de helft vol met bomen, een kwart koffieplanten en een kwart weiland.
“Met 80 procent bos wordt het nog gecompliceerder. Van tien hectare kan ik mijn gezin niet voeden.” Of hij wist dat zijn koffieplanten als bos meetellen als hij er bepaalde bomen tussen plant? “Hoe moet ik dat weten? Incra heeft ons volledig in de steek gelaten. Maar nu een vraagje voor u. Hoeveel bos hebben jullie in Holland nog staan?”
Incra-boer
Om de milieukennis van de kleine boeren bij te spijkeren gaat Ibama hun nederzettingen langs met een revolutionaire boodschap: ‘Bos is meer waard is als het overeind staat.’ Zo’n vijftig families luisteren in een schooltje aandachtig naar een verhaal over de groeiende populariteit van de tropische bosbes acaí (‘een apotheek aan vitaminen’), kastanjes (‘doen twee à vier euro per pakje op de markt) en groene geldpotjes van Braziliaanse banken en rijke buitenlandse ngo’s.
“Jullie moeten wel gaan samenwerken om je producten te verkopen”, zegt de Ibama-man. En zonder 80 procent bos op het perceel krijgen de boeren geen milieuvergunning en geen eigendomstitel, dreigt hij.
De operatie in Colniza duurt nog een paar weken. Eens maar nooit weer, vindt één van de machtigste mannen van de streek, de parlementariër José Riva. Om de bemoeials van Ibama en Greenpeace voorgoed buitenspel te zetten, stelt hij voor Mato Grosso los te koppelen van het officiële Amazonegebied. “Het leven van buitenlanders verbeteren met de misère van de Brazilianen is onacceptabel”, aldus Riva.
De grens van het bos nadert de deelstaat Amazônia. Achter de grens met Mato Grosso heeft de Braziliaanse regering alvast een groene buffer van reservaten gelegd. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.
Eenzame kastanje
Column Colniza
Uit de zondagkrant.
---------------------------------------------------------------------------------
De zaken gaan slecht bij houthandel Vader van het Bos en veewinkel De Sterke Lasso. De snookerhallen en de supermarkt zijn verlaten en de motortaxichauffeurs staan zich te vervelen. Alleen het plaatselijke bordeel beleeft naar verluidt een opleving.
Colniza, een stadje van bijna 30.000 inwoners aan de rafelrand van het Amazonewoud, is veranderd in een gemoedelijk spookstadje nu de sterke arm er voor het eerst zijn spierballen toont. De houtzagerijen waar de lokale economie op draait, houden zich gedeisd bij zoveel controles. Plots zit de helft van de bevolking zonder werk, zo klagen lokale politici.
Terwijl ’s ochtends een legerhelikopter rondcirkelt, maken bewoners op straat zich boos over de boete van 93.000 reais (ruim 30.000 euro) die boer João heeft gekregen voor het omhakken van een kastanjeboom.
“Ik durf mijn onkruid niet eens meer in brand te steken. Iedereen is bang”, zegt boerin Dona Nina. Bij de ingang van de sporthal waken soldaten over de gehate bonnenschrijvers van Ibama binnen.
Colniza telt de dagen af tot het vertrek van leger en politie volgend maand. Sommige bewoners keren terug naar het zuiden.
Zo niet hoteleigenaar Elias Antonio Barbosa, die in 1986 als eerste kolonist een huis bouwde in Colniza. “Toen waren er slechts slangen, lynxen en malaria. We hebben alles zelf opgebouwd. De regering heeft zich hier nog nooit laten zien en nu maken ze de stad kapot. Zet maar in de krant dat iedereen gewoon doorgaat met houthakken als ze vertrokken zijn.”
Ook het zwaar onderbezette personeel van Ibama, veelal jonge idealisten die hun onmogelijke werk een paar jaar denken vol te houden, koestert zich weinig illusies over de toekomst van het bos in Mato Grosso.
“Het is dat we veel indianenreservaten hebben, maar daarbuiten gaat alles in tien jaar plat”, zegt milieuanalist Adamastor Martins de Oliveira somber.
“Het controlesysteem is gemaakt om niet te werken. Het is ironisch. Mijn vader was één van de bekendste ‘desbravadores’ van de streek, een held die ontboste. Nu vecht ik ervoor dat er later nog wat bos over is voor mijn zoon.”
Op de achtergrond de sporthal annex legerbasis.
---------------------------------------------------------------------------------
De zaken gaan slecht bij houthandel Vader van het Bos en veewinkel De Sterke Lasso. De snookerhallen en de supermarkt zijn verlaten en de motortaxichauffeurs staan zich te vervelen. Alleen het plaatselijke bordeel beleeft naar verluidt een opleving.
Colniza, een stadje van bijna 30.000 inwoners aan de rafelrand van het Amazonewoud, is veranderd in een gemoedelijk spookstadje nu de sterke arm er voor het eerst zijn spierballen toont. De houtzagerijen waar de lokale economie op draait, houden zich gedeisd bij zoveel controles. Plots zit de helft van de bevolking zonder werk, zo klagen lokale politici.
Terwijl ’s ochtends een legerhelikopter rondcirkelt, maken bewoners op straat zich boos over de boete van 93.000 reais (ruim 30.000 euro) die boer João heeft gekregen voor het omhakken van een kastanjeboom.
“Ik durf mijn onkruid niet eens meer in brand te steken. Iedereen is bang”, zegt boerin Dona Nina. Bij de ingang van de sporthal waken soldaten over de gehate bonnenschrijvers van Ibama binnen.
Colniza telt de dagen af tot het vertrek van leger en politie volgend maand. Sommige bewoners keren terug naar het zuiden.
Zo niet hoteleigenaar Elias Antonio Barbosa, die in 1986 als eerste kolonist een huis bouwde in Colniza. “Toen waren er slechts slangen, lynxen en malaria. We hebben alles zelf opgebouwd. De regering heeft zich hier nog nooit laten zien en nu maken ze de stad kapot. Zet maar in de krant dat iedereen gewoon doorgaat met houthakken als ze vertrokken zijn.”
Ook het zwaar onderbezette personeel van Ibama, veelal jonge idealisten die hun onmogelijke werk een paar jaar denken vol te houden, koestert zich weinig illusies over de toekomst van het bos in Mato Grosso.
“Het is dat we veel indianenreservaten hebben, maar daarbuiten gaat alles in tien jaar plat”, zegt milieuanalist Adamastor Martins de Oliveira somber.
“Het controlesysteem is gemaakt om niet te werken. Het is ironisch. Mijn vader was één van de bekendste ‘desbravadores’ van de streek, een held die ontboste. Nu vecht ik ervoor dat er later nog wat bos over is voor mijn zoon.”
Op de achtergrond de sporthal annex legerbasis.
dinsdag, november 11, 2008
Laatste der Mohikanen
Uit de krant van vandaag.
----------------------------------------------------------------------------------
Twee indianen van de bijna uitgestorven Piripkura-stam zijn inzet van een kat en muisspel tussen indianenbeschermers en illegale houthakkers aan de zuidrand van het Amazonewoud.
De geïsoleerd levende mannen, genaamd Tamandua en Tititi, zwerven tussen twee rivieren in één van de snelst ontbossende gemeenten van Brazilië, Colniza, in het noorden van de deelstaat Mato Grosso.
Omdat het opgejaagde duo “in groot gevaar is”, zocht Leonardo Lênin van het overheidsorgaan voor indianenzaken Funai hen onlangs op met twee tolken van een verwant volk.
“Ze zijn als de dood voor het kabaal van de boskranen. De houthakkers hebben de routes naar hun voedselvindplaatsen afgesneden. Toch blijven ze liever in het bos leven. We kunnen hen niet dwingen mee te komen.”
Een rechter heeft hun leefgebied, bijna zo groot als Drenthe, tot verboden terrein verklaard. Er wordt een helikopteroperatie voorbereid om alle indringers te verwijderen.
Intussen zouden houthakkers de sporen van het duo proberen uit te wissen om te voorkomen dat het gebied een indianenreservaat wordt. “Het is een race tegen de klok”, vertelt Lênin telefonisch.
Bij het eerste contact met de Piripkura in de jaren tachtig, waren ze nog met 15 à 20. “Dit zijn vermoedelijk de laatste overlevenden van de stam”, zegt de Braziliaanse antropologe Inês Hargreaves.
De Piripkura (‘vlinders’) staan bij andere volkeren bekend om hun beweeglijkheid, kleine gestalte en grote penis. “Ze spreken Tupi-Kawahib en vormen een oertak van de Tupi’s. Dat zijn de trotse krijgers die na de komst van de Portugezen landinwaarts zijn gevlucht en nu worden uitgeroeid in Mato Grosso”, aldus een verontruste Hargreaves.
Funai heeft momenteel 66 meldingen van geïsoleerde indianenstammen in Brazilië, van wie er negen leven in Mato Grosso.
Onder niet-indianen in de landbouwprovincie kan de geplande operatie op weinig bijval rekenen. Het heersende idee is dat indianenreservaten economische ontwikkeling in de weg zitten.
Een grootgrondbezitter in Colniza klaagt in de Braziliaanse pers: “Indianenbeschermers vinden dat de soort moet worden bewaard. Maar hoe gaan die twee mannen dan kinderen krijgen?” Een derde overlevende Piripkura, Rita, is getrouwd met een man van een andere stam, omdat ze nabije familie is van Tamandua en Tititi.
Tamandua en Tititi bij het laatste contact. (Credits: Funai)
----------------------------------------------------------------------------------
Twee indianen van de bijna uitgestorven Piripkura-stam zijn inzet van een kat en muisspel tussen indianenbeschermers en illegale houthakkers aan de zuidrand van het Amazonewoud.
De geïsoleerd levende mannen, genaamd Tamandua en Tititi, zwerven tussen twee rivieren in één van de snelst ontbossende gemeenten van Brazilië, Colniza, in het noorden van de deelstaat Mato Grosso.
Omdat het opgejaagde duo “in groot gevaar is”, zocht Leonardo Lênin van het overheidsorgaan voor indianenzaken Funai hen onlangs op met twee tolken van een verwant volk.
“Ze zijn als de dood voor het kabaal van de boskranen. De houthakkers hebben de routes naar hun voedselvindplaatsen afgesneden. Toch blijven ze liever in het bos leven. We kunnen hen niet dwingen mee te komen.”
Een rechter heeft hun leefgebied, bijna zo groot als Drenthe, tot verboden terrein verklaard. Er wordt een helikopteroperatie voorbereid om alle indringers te verwijderen.
Intussen zouden houthakkers de sporen van het duo proberen uit te wissen om te voorkomen dat het gebied een indianenreservaat wordt. “Het is een race tegen de klok”, vertelt Lênin telefonisch.
Bij het eerste contact met de Piripkura in de jaren tachtig, waren ze nog met 15 à 20. “Dit zijn vermoedelijk de laatste overlevenden van de stam”, zegt de Braziliaanse antropologe Inês Hargreaves.
De Piripkura (‘vlinders’) staan bij andere volkeren bekend om hun beweeglijkheid, kleine gestalte en grote penis. “Ze spreken Tupi-Kawahib en vormen een oertak van de Tupi’s. Dat zijn de trotse krijgers die na de komst van de Portugezen landinwaarts zijn gevlucht en nu worden uitgeroeid in Mato Grosso”, aldus een verontruste Hargreaves.
Funai heeft momenteel 66 meldingen van geïsoleerde indianenstammen in Brazilië, van wie er negen leven in Mato Grosso.
Onder niet-indianen in de landbouwprovincie kan de geplande operatie op weinig bijval rekenen. Het heersende idee is dat indianenreservaten economische ontwikkeling in de weg zitten.
Een grootgrondbezitter in Colniza klaagt in de Braziliaanse pers: “Indianenbeschermers vinden dat de soort moet worden bewaard. Maar hoe gaan die twee mannen dan kinderen krijgen?” Een derde overlevende Piripkura, Rita, is getrouwd met een man van een andere stam, omdat ze nabije familie is van Tamandua en Tititi.
Tamandua en Tititi bij het laatste contact. (Credits: Funai)
zondag, november 09, 2008
Ontsnappen aan São Paulo
Ik was op reis naar de frontier van het Amazonewoud, waarover meer in de krant van volgende week zondag.
Maar nu eerst even dit.
-------------------------------------------------------------------------------------
Een zilveren mes voor geen 1100 euro, handtassen van krokodillenleer à 21.000 euro en een reusachtige LCD-tv voor een meeneemprijs van 68.000 euro. Vol waardigheid paraderen oude dames in Lacoste-pakjes en Braziliaanse meisjes met siliconenborsten door het nieuwe paradijsje van rijk São Paulo: Shopping Cidade Jardim. “Geïnspireerd door ’s werelds meest elegante straten”, zo ronkt het persbericht.
Grote winkelcentra zijn voor ‘paulistanos’ oases van orde en veiligheid in hun chaotische megastad. Ze blijven dan ook als paddenstoelen uit de grond schieten.
Voor sommige miljonairs (tot voor de kredietcrisis telde São Paulo er bijna honderdduizend) is al dat aanbod alleen een tikkeltje te gewoon en daar probeert Shopping Cidade Jardim iets aan te doen.
Om de doelgroep beter te bereiken heeft het winkelcentrum geen ingang voor voetgangers: de ondergrondse garage fungeert als entree. Eenmaal binnen kunnen de bezoekers zich te buiten gaan aan buitenlandse topmerken als Louis Vutton, Chanel en Tiffany & co.
Wie even niet meer weet wat hij nodig heeft, kan advies inwinnen bij ‘personal shoppers’: vriendelijke koopassistenten die weten wat “de ideale hakhoogte bij een bloemetjesjurk is” en hoe je een portemonnee snel lichter maakt.
Voor een chique oma die liever niet zonder poedel inkopen doet, liggen zelfs heuse hondenluiers klaar. Naar buiten moeten lopen om je trouwe viervoeter op zo’n vulgaire openbare stoep te laten poepen, het idee al!
Over een tijdje hoeven de fans van exclusief shoppen zelfs helemaal de straat niet meer op. Pal achter het winkelcentrum verrijzen dertien super de luxe woon- en werktorens, die samen één afgesloten tuinstad gaan vormen.
De appartementen, tot 6,5 miljoen euro per stuk, gaan als zoete broodjes over de toonbank. “U moet snel zijn. Op acht na zijn ze allemaal verkocht”, zegt makelaar Rinaldo Lozano, die verzekert dat de bewoners van de naastgelegen sloppenwijk netjes zijn uitgekocht.
Het enige smetje op zoveel gemak en goede smaak is de groezelige stadsrivier Pinheiros die pal voor Cidade Jardim langs stroomt. Geen hek dat is opgewassen tegen dit stinkende monument van gebrekkige stadsplanning. Helemaal aan São Paulo ontsnappen blijft lastig.
Maar nu eerst even dit.
-------------------------------------------------------------------------------------
Een zilveren mes voor geen 1100 euro, handtassen van krokodillenleer à 21.000 euro en een reusachtige LCD-tv voor een meeneemprijs van 68.000 euro. Vol waardigheid paraderen oude dames in Lacoste-pakjes en Braziliaanse meisjes met siliconenborsten door het nieuwe paradijsje van rijk São Paulo: Shopping Cidade Jardim. “Geïnspireerd door ’s werelds meest elegante straten”, zo ronkt het persbericht.
Grote winkelcentra zijn voor ‘paulistanos’ oases van orde en veiligheid in hun chaotische megastad. Ze blijven dan ook als paddenstoelen uit de grond schieten.
Voor sommige miljonairs (tot voor de kredietcrisis telde São Paulo er bijna honderdduizend) is al dat aanbod alleen een tikkeltje te gewoon en daar probeert Shopping Cidade Jardim iets aan te doen.
Om de doelgroep beter te bereiken heeft het winkelcentrum geen ingang voor voetgangers: de ondergrondse garage fungeert als entree. Eenmaal binnen kunnen de bezoekers zich te buiten gaan aan buitenlandse topmerken als Louis Vutton, Chanel en Tiffany & co.
Wie even niet meer weet wat hij nodig heeft, kan advies inwinnen bij ‘personal shoppers’: vriendelijke koopassistenten die weten wat “de ideale hakhoogte bij een bloemetjesjurk is” en hoe je een portemonnee snel lichter maakt.
Voor een chique oma die liever niet zonder poedel inkopen doet, liggen zelfs heuse hondenluiers klaar. Naar buiten moeten lopen om je trouwe viervoeter op zo’n vulgaire openbare stoep te laten poepen, het idee al!
Over een tijdje hoeven de fans van exclusief shoppen zelfs helemaal de straat niet meer op. Pal achter het winkelcentrum verrijzen dertien super de luxe woon- en werktorens, die samen één afgesloten tuinstad gaan vormen.
De appartementen, tot 6,5 miljoen euro per stuk, gaan als zoete broodjes over de toonbank. “U moet snel zijn. Op acht na zijn ze allemaal verkocht”, zegt makelaar Rinaldo Lozano, die verzekert dat de bewoners van de naastgelegen sloppenwijk netjes zijn uitgekocht.
Het enige smetje op zoveel gemak en goede smaak is de groezelige stadsrivier Pinheiros die pal voor Cidade Jardim langs stroomt. Geen hek dat is opgewassen tegen dit stinkende monument van gebrekkige stadsplanning. Helemaal aan São Paulo ontsnappen blijft lastig.
Abonneren op:
Posts (Atom)