---------------------------------------------------------------------------------
Langs de Pan-Amerikaanse Snelweg door de Peruaanse kustwoestijn is het landschap ingrijpend aan het veranderen. De eindeloze zandvlakte wordt op steeds meer plekken onderbroken door oases van groen.
Dat is de danken aan de opmars van de tuinbouw in de woestijn, één van de droogste gebieden op aarde. “Woestijn betekent maagdelijke grond, zon en grondwater. Succes gegarandeerd!”, zegt de Nederlandse asperge-exporteur Hein van der Pijl.
De pionier in woestijnasperges spreidt zijn oogsten over een strook van zevenhonderd kilometer ten zuiden en noorden van de hoofdstad Lima. Op die manier profiteert hij van het grote aantal microklimaten in Peru (84). “Je kunt hier het hele jaar oogsten, terwijl je vanuit landen als China en Egypte hoofdzakelijk op voorraad moet leveren.” 'Klimaathoppen’, noemt Van der Pijl deze oogststrategie.
Sinds oud-president Alberto Fujimori de Peruaanse economie in de jaren negentig stabiliseerde, komt het tuinbouwpotentieel van het Zuid-Amerikaanse land tot volle bloei. Vooral de laatste jaren dragen exportsuccessen als de asperges, paprika’s en mango’s een belangrijk steentje bij aan de hoge economische groei (gemiddeld 8 procent). Peru is zelfs de grootste uitvoerder van verse asperges ter wereld. Nederland was vorig jaar met 11 procent de op één na grootste afnemer.
Door het gebrek aan neerslag in de smalle woestijn, die wordt ingeklemd door de Stille Oceaan en de Andes, is irrigatie een must. De witte asperges in het rulle woestijnzand overleven via zogeheten 'druppelirrigatie', een soort infuus dat de groenten op maat besproeit met grondwater en mest.
Asperges aan het 'infuus'.
Goedkoper is de oppervlaktebevloeiing die de Nederlandse ondernemer Sjeng Hoefsloot gebruikt op zijn boerderij tweehonderd kilometer ten zuiden van Lima. Voor een prikkie kocht hij tien jaar geleden honderd hectare grond in een riviervallei in de woestijn. Nu is hij de eerste boer die groene asperges oogst op de zilte eerste honderden meters achter het oceaanstrand.
“We moesten om te beginnen twintig kilometer aan greppels graven om het grondwater te laten zakken. Daarna spoelden we de bodem schoon met zoet water. Dat wordt tegen betaling via sluizen uit bergrivieren aangevoerd door de ‘junta de agua’ (waterschap, red.). Hetzelfde systeem dat de Inca’s gebruikten”, lacht hij terwijl achter hem een Inca-ruïne boven de velden uitsteekt.
Het is de bedoeling dat Peruaanse boeren zijn voorbeeld volgen. “Direct langs de kust liggen 50.000 hectaren ongebruikte zilte grond.”
Volgens Hoefsloot groeit de werkgelegenheid met sprongen op het platteland langs de kust. “Nu is het zaak dat ook de kleine boeren in de valleien overstappen van katoen en maïs op asperges, die veel lucratiever zijn. In de woestijn zijn het vooral grootgrondbezitters die profiteren van de boom.”
Grondwater zit er vooralsnog in overvloed onder de zandvlakten, maar de gebrekkige infrastructuur vormt een obstakel. “Je moet dicht bij de Pan-Amerikaanse Snelweg verbouwen, anders is er geen elektriciteit”, zegt Van der Pijl. “En brandstof gebruiken om grondwater op te pompen is te duur.”
Sjeng Hoefsloot tussen zijn groene asperges. In de verte een huaca (Incaruïne).