Uit het kerstnummer van Elsevier.
Morgen geeft Lula zijn stokje door aan Dilma Rousseff.
-------------------------------------------------------------------------------------
Hij werkt al 25 jaar in Brazilië. Via olie en hamburgers werd Peter van Voorst Vader (56) topman van hotelketen Brazil Hospitality Group (BHG). ‘Obers en kamermeisjes geloven voor het eerst in hun toekomst.’
Na een steile, bochtige klim stopt de taxi voor de laatste villa op de Morro da Saudade, de Heuvel van de Heimwee, in Rio de Janeiro. Bij de buren is het terrein één grote bouwput. ‘Ze willen allemaal het beste uitzicht,’ bromt Van Voorst Vader na het openen van zijn poort. De naastgelegen woning heeft voorlopig drie verdiepingen, inclusief liftschacht. ‘Het is geen pretje. Ze zijn al negen jaar aan het bouwen, elke dag vanaf 7 uur ’s ochtends herrie. En dan ’s middags niks uitvoeren.’
Binnen blijkt algauw waarom de Braziliaanse buren zo graag over zijn huis heenkijken. Moeizaam hinkt de 56-jarige Hardenberger – ‘mijn beide hielen zijn doorgezaagd, een voetbalongelukje uit het verleden’ – onder een pergola van knalrode bougainvilles naar zijn balkon.
Het is een winderige zaterdagmiddag, beneden dansen bladeren boven zijn zwembad. Een paar honderd meter dieper ligt de Lagoa, de lagune van Rio, omzoomd door groene rotsen, appartemententorens en een enkele sloppenwijk. Van Voorst Vader kan het beroemde beeld van Jezus Christus bovenop de Corcovado-berg bijna onder zijn oksel kietelen. ‘Fantastisch toch! Hier doe ik het voor.’
De man die opgroeide in Breda werd in 1985 door Shell als marketingmanager uitgezonden naar Brazilië. Na zeven jaar zat zijn tropische avontuur erop. Terug bij Shell Nederland kreeg hij heimwee. ‘Ik verlangde naar de zon en de zee.’
In 1996 greep hij zijn kans toen het warenhuisconcern Vendex de Braziliaanse fastfoodketen Bob’s verkocht. Hij kocht met een zakenpartner iets meer dan 10 procent van het bedrijf. Dankzij een overeenkomst met overige aandeelhouders werden de twee de feitelijke bazen van hamburgerketen Bob’s. Van Voorst Vader was tot 2002 president-directeur. In 2001 trouwde hij met zijn Braziliaanse vrouw Malu, een toneelactrice die hij op het racecircuit van São Paulo had leren kennen.
Drie jaar geleden stond het stel op het punt om Brazilië de rug te keren. ‘We waren op zoek naar een huis in Italië. Ik had het even gehad hier, want ik was 4,5 jaar bezig geweest met een mislukt project, Rio Sport Plaza.’
Peter van Voorst Vader
Voor de Pan-Amerikaanse Spelen van 2007 zou het oude Formule I-circuit van Rio worden omgebouwd tot een Olympisch complex, compleet met hotels, kantoren, een universiteit en een nieuwe racebaan. Van Voorst Vader was toen partner van Odebrecht, het grootste bouwbedrijf van Latijns-Amerika. ‘Ik leidde hun projectteam en zou na de bouw het bedrijf runnen dat het complex zou exploiteren. Maar door politiek gekonkel ging het hele complex op de valreep niet door.’
De Spelen gingen gewoon door. In ijltempo moesten nog enkele stadions uit de grond worden gestampt. ‘Nu staan het wieler- en het zwemstadion te verpieteren. Ze zijn slecht gepland, je kunt er verder niks mee. Het was een gemiste kans voor de stad. Ook van de voorgenomen verbetering van de infrastructuur kwam niets terecht.’
De Nederlander merkt op dat het Brazilianen veel moeite kost om vooruit te denken. In 2014 organiseert het land het Wereldkampioenschap voetbal. Dat is al drie jaar bekend, maar de ‘to do’-lijst is nog zo lang dat de voetbalbond FIFA dit jaar even dreigde om van gastland te veranderen. Vooral de gebrekkige capaciteit van de Braziliaanse vliegvelden baart zorgen. Sommige gaststeden liggen duizenden kilometers uit elkaar, dus goede luchtverbindingen zijn een keiharde noodzaak.
‘Het wordt heus een schitterend spektakel. Alles komt vast weer op het laatste moment klaar en het hele land zal dansen of huilen voor het Braziliaanse elftal. Ik verwacht alleen dat het toernooi maatschappelijk gezien niet veel zal opleveren. Zonde, want het is een ideaal excuus om structurele problemen aan te pakken, om de ziekenhuizen, de veiligheid en het transport te verbeteren.’
Kort na het fiasco Rio Sport Plaza kreeg Van Voorst Vader een verlossend telefoontje. Het grootste opkoopfonds van Latijns-Amerika, GP Investments, wilde met hem lunchen. ‘Of ik de baas wilde worden van een nieuwe hotelketen, Brazil Hospitality Group, BHG. Het was op mijn lijf geschreven! Ik deed al advieswerk voor hotelketen Golden Tulip en ik heb de hogere hotelschool gedaan. We waren er in een kwartier uit.’
Het idee achter BHG is simpel. De Braziliaanse hotelsector hangt als los zand aan elkaar. Slechts 30 procent van de hotels is aan een keten gelieerd. Door hotels onder één paraplu te brengen, is dus nog veel schaalvoordeel te halen.
Drie jaar later is BHG, dat het merk Golden Tulip als boegbeeld heeft, de derde keten van het land, na Accor en Atlântica. ‘Het gaat sneller dan verwacht. We hebben al 35 hotels, verspreid over heel Brazilië. De helft van de hotels is eigendom, de rest managen we alleen. Volgend jaar gaan we ook zelf bouwen. We willen de grootste worden.’
De Nederlander vindt het mooi om zijn vestigingen af te reizen, van de bloedhete cowboystad Cuiabá tot het koele, georganiseerde Curitiba. De culturele verschillen fascineren hem. ‘Hier in Rio kun je beter geen hotelmanager uit São Paulo aanstellen. Als je je personeel in São Paulo vraagt om iets te doen, dan gebeurt het ook. In Rio doen ze het alleen als ze je aardig vinden. Iemand uit São Paulo wordt daar knettergek van.’
Lage middenklasse
BHG richt zich primair op zakelijke reizigers. Ook wordt met sobere driesterrenhotels gemikt op toeristen uit de nieuwe middenklasse. ‘Miljoenen Brazilianen beginnen te reizen. Je ziet het aan de toename van het aantal binnenlandse vluchten, 22 procent in het eerste semester van dit jaar. De lage middenklasse gelooft voor het eerst dat ze de eigen toekomst kan beïnvloeden. Ik merk het aan de obers en kamermeisjes. Ze zijn bijna allemaal bezig met cursussen om zich bij te scholen. Uit zichzelf.’
In de turbulente jaren negentig was het voor hem als baas van Bob’s al lastig om een máánd vooruit te plannen. Dat kwam vooral door de crises waarin landen aan de andere kant van de wereld verkeerden. ‘Ik belandde door de Azië- en de roebelcrisis in een achtbaan. De waarde van de Braziliaanse munt en de rente schoten op en neer. De beurs stortte in. We hadden zoveel tegenslagen. Ik wist op een gegeven moment niet meer van welke kant de volgende klap zou komen.’
Wat heeft een crisis in Rusland te maken met hamburgers verkopen in een buitenwijk van Rio? ‘Toen nog heel veel dus. Brazilië was extreem kwetsbaar.’ Vlak voordat hij in 2002 opstapte bij Bob’s, stortte de beurs nogmaals in. Luiz Inácio Lula da Silva had de verkiezingen gewonnen. De oud-vakbondsleider werd gevreesd door de financiële markten.
Op 1 januari 2011 wordt Lula na twee presidentiële termijnen afgelost door zijn partijgenoot Dilma Rousseff. Nu wordt Lula juist gezien als het brein achter de stabiliteit en snelle groei van de Braziliaanse economie. Van Voorst Vader vindt echter dat Lula’s voorganger veel belangrijker was voor het huidige succes.
‘Ik vind al die lof voor Lula overdreven. Zijn succes is gebaseerd op geluk en knappe marketing. Effectief heeft hij heel weinig gedaan om het land structureel te verbeteren.’
Van Voorst Vader zag alle presidenten voorbij komen die aan de macht kwamen nadat Brazilië in 1985 weer een democratie werd. Hij vindt dat veruit de grootste steen onder het economische succes werd gelegd door Fernando Henrique Cardoso (1994-2002). ‘Hij temde de inflatie met een nieuwe munt, de reaal. Hij privatiseerde de slechtste staatsbedrijven, zoals Telebras, de telefoonmaatschappij. Ik betaalde voor de privatisering 3.000 dollar voor een aansluiting. Jarenlang stond je op de wachtlijst.’ Na de verkoop van Telebras in 1998 steeg het aantal vaste en mobiele telefoonverbindingen per honderd Brazilianen van 14 naar 111, in 2009.
‘Ook de privatisering van mijnbouwbedrijf Vale was cruciaal. Dat begon toen exponentieel te groeien. Daardoor kon Brazilië profiteren toen China begin deze eeuw veel ijzererts nodig had.’
Hij roemt ook de onafhankelijke waakhonden, die Cardoso creëerde in de telecom-, luchtvaart- en oliesector en die de corruptie bestreden. ‘Hij maakte de exportprocedures minder bureaucratisch, waardoor de havens een beetje begonnen te functioneren. De landbouw werd geprofessionaliseerd. Hij gaf een uitkering aan arme gezinnen met schoolgaande kinderen. En hij zette de corrupte politieke clans uit het noordoosten meer op afstand.’
Totdat Lula kwam. ‘Het goede was dat hij de economische koers continueerde. Hij had het geluk dat de wereldeconomie jarenlang crisisvrij bleef en dat de grondstofprijzen flink stegen. Zo bouwde Brazilië genoeg reserves op om de kredietcrisis goed door te komen. Maar Lula doet alsof alles dankzij hem ineens geweldig begon te draaien. Dat is flauwekul.’
Brazilië heeft juist enkele stappen terug gedaan, vindt hij. ‘Lula gaf die clans weer meer ruimte. Hij hield die lui bij elk schandaal de hand boven het hoofd, erg kwalijk. Je merkt dat zo’n slecht voorbeeld doorwerkt op lagere niveaus. Mensen denken dat ze overal geld voor kunnen vragen.’
Hoe gaat hij daar als Nederlander dan mee om? ‘Als buitenlander in een beursgenoteerd bedrijf heb ik er geen last van. Ik hou me gewoon van de domme. Maar de algemene perceptie in mijn omgeving is dat de corruptie is verslechterd.
‘Neem die waakhonden, de toezichthouders. Onder Lula zijn die verzwakt door politieke benoemingen. Zijn partij heeft de neiging om niet de beste, maar de meest loyale mensen te kiezen. Dat ondermijnt de kwaliteit van de publieke sector.
Staatsmachinerie
‘Wat me het meeste zorgen baart, is de groei van de staatsmachinerie. Er zijn honderdduizenden federale ambtenaren bij gekomen. Die krijg je er in mindere tijden niet meer uit. De grondwet beschermt hen tegen ontslag. Het is een tijdbom onder de begroting. De staat leeft op te grote voet. Dat gaat ten koste van investeringen. En de grote kapitaalbehoefte van de overheid houdt de rente ook zo walgelijk hoog.’ Die rente is nu 10,75 procent.
Als Brazilië de kosten van geld omlaag krijgt, dan kan het de Verenigde Staten van Zuid-Amerika worden. ‘Even los van de enorme bureaucratie hier dan. Beide landen hebben een grote, ondernemende bevolking. Brazilianen zijn net als Amerikanen niet zo bang om een keer op hun bek te gaan. Ik proef bij jongeren een sterke drive om omhoog te komen. Dat kan de basis worden voor een zeer krachtig land. Er zit nog veel rek in de binnenlandse markt. En Brazilië heeft als voordeel dat het zelfvoorzienend is qua olie, voedsel en zoet water.’
Tijd voor een glas wijn en een banaantje op het balkon. Hij haalt het fruit uit het bos achter zijn huis. ‘We oogsten zo veel dat ik af en toe een zak bananen afgeef voor het hotelontbijt.’
Zijn privébosje blijkt ook gevaren met zich mee te brengen. In Rio worden bij feesten in de buitenwijken grote onbemande gasballonnen opgelaten, die vervolgens lukraak neerstorten in de bosrijke strandmetropool. ‘Vorige maand brak hier op geen tweehonderd meter bosbrand uit. Dat was vrij heftig.’
Even een ballonnetje oplaten
En zo zijn er meer van die wonderlijke dingen. 'Als je in Nederland een handtekening zet, dan ben je klaar. Hier moet je ‘ter validatie’ eerst nog naar een notaris. En machtigen kan niet. Laatst mocht mijn hotelmanager in Cuiabá niet het contract met het elektriciteitsbedrijf tekenen. Dat moest ik persoonlijk doen, met wat stempels natuurlijk. Dit soort grappen kosten tienduizenden euro’s per jaar.'
‘Braziliaanse instanties moeten wat makkelijker en meer meritocratisch worden. Uiteindelijk moet je een land gewoon als een bedrijf runnen.
‘Maar één ding is zeker. Brazilië werd altijd het eeuwige land van de toekomst genoemd. Nu is die toekomst eindelijk gearriveerd.’
donderdag, december 30, 2010
Column Buikdanser
Uit De Telegraaf.
-------------------------------------------------------------------------------------
Om als partner van een expat ook zelf carrière te maken, is een zekere soepelheid vereist. Kamal Al-Bayaty (53) is iemand die hier in ruimte mate over beschikt.
De buikdanser uit Bagdad is getrouwd met een Nederlandse diplomate in São Paulo. Met zijn rode schoenen, doorschijnende shirts en lange grijze haren is de choreograaf een opvallende verschijning op cocktails in de Nederlandse gemeenschap.
“Ik hou me een beetje in op de officiële gelegenheden. Ik slik mijn slechte grappen in, uit respect voor het werk van mijn vrouw. Maar een pak zie je mij niet dragen ”, vertelt hij thuis.
Voor de bekende buikdansleraar is São Paulo na Berlijn, de Canarische Eilanden, La Paz en Jakarta de vijfde plek waar hij aan de bak probeert te komen.
“Ik ben nooit een man van ‘home sweet home’ geweest. Wel zo handig als je met een diplomaat leeft. Maar ik moet zeggen dat de aanpassing me in Brazilië voor het eerst echt tegenvalt.”
Al-Bayaty gaf in São Paulo onder meer les op de grootste buikdansschool van Zuid-Amerika. Maar na een paar maanden hield hij het voor gezien.
“Mijn studenten liepen alleen maar met hun tieten en billen te schudden. Dat heeft niks met buikdansen te maken. Het is een kunst, het draait om elegantie. Maar Brazilianen zien het als een pornodans. Daar pas ik voor. Al ben ik echt niet preuts en ook geen moslim. Ik ben een artiest, geen pornoboer!”
De geboren Irakees laat wat video’s van optredens in La Paz en Jakarta zien. In Bolivia en Indonesië wist hij uit het niets een dansacademie op te zetten. “De mensen waren er veel leergieriger. De cultuur was er ook niet zo macho als hier. En ik paste me aan door de Arabische muziek met lokale stijlen te mengen.”
Zo wervelden na een tijdje zelfs de grove Boliviaanse indianenvrouwen met hun dikke plooirokken met blote buiken over het podium.
Maar nu? Al-Bayaty’s vrouw heeft nog drie jaar te gaan in São Paulo. Gaat hij zolang achter de geraniums zitten? “Geen sprake van. Qua dansen blijf ik bezig met de vorige standplaatsen. En hier thuis vermaak ik me met het maken van kleren, schilderijen en gedichten. Ik put veel inspiratie uit São Paulo. Deze machostad maakt me woedend.”
'São Paulo'. Een schreeuw van woede tegen een stad die je lief kunt hebben of intens kunt haten. Het schilderij oogt weliswaar niet boos, maar Al-Bayaty's verhaal erachter is dat wel. Wie nieuwsgierig is, zal ik de symboliek nog eens toelichten.
-------------------------------------------------------------------------------------
Om als partner van een expat ook zelf carrière te maken, is een zekere soepelheid vereist. Kamal Al-Bayaty (53) is iemand die hier in ruimte mate over beschikt.
De buikdanser uit Bagdad is getrouwd met een Nederlandse diplomate in São Paulo. Met zijn rode schoenen, doorschijnende shirts en lange grijze haren is de choreograaf een opvallende verschijning op cocktails in de Nederlandse gemeenschap.
“Ik hou me een beetje in op de officiële gelegenheden. Ik slik mijn slechte grappen in, uit respect voor het werk van mijn vrouw. Maar een pak zie je mij niet dragen ”, vertelt hij thuis.
Voor de bekende buikdansleraar is São Paulo na Berlijn, de Canarische Eilanden, La Paz en Jakarta de vijfde plek waar hij aan de bak probeert te komen.
“Ik ben nooit een man van ‘home sweet home’ geweest. Wel zo handig als je met een diplomaat leeft. Maar ik moet zeggen dat de aanpassing me in Brazilië voor het eerst echt tegenvalt.”
Al-Bayaty gaf in São Paulo onder meer les op de grootste buikdansschool van Zuid-Amerika. Maar na een paar maanden hield hij het voor gezien.
“Mijn studenten liepen alleen maar met hun tieten en billen te schudden. Dat heeft niks met buikdansen te maken. Het is een kunst, het draait om elegantie. Maar Brazilianen zien het als een pornodans. Daar pas ik voor. Al ben ik echt niet preuts en ook geen moslim. Ik ben een artiest, geen pornoboer!”
De geboren Irakees laat wat video’s van optredens in La Paz en Jakarta zien. In Bolivia en Indonesië wist hij uit het niets een dansacademie op te zetten. “De mensen waren er veel leergieriger. De cultuur was er ook niet zo macho als hier. En ik paste me aan door de Arabische muziek met lokale stijlen te mengen.”
Zo wervelden na een tijdje zelfs de grove Boliviaanse indianenvrouwen met hun dikke plooirokken met blote buiken over het podium.
Maar nu? Al-Bayaty’s vrouw heeft nog drie jaar te gaan in São Paulo. Gaat hij zolang achter de geraniums zitten? “Geen sprake van. Qua dansen blijf ik bezig met de vorige standplaatsen. En hier thuis vermaak ik me met het maken van kleren, schilderijen en gedichten. Ik put veel inspiratie uit São Paulo. Deze machostad maakt me woedend.”
'São Paulo'. Een schreeuw van woede tegen een stad die je lief kunt hebben of intens kunt haten. Het schilderij oogt weliswaar niet boos, maar Al-Bayaty's verhaal erachter is dat wel. Wie nieuwsgierig is, zal ik de symboliek nog eens toelichten.
zondag, december 19, 2010
Droomreis van de vliegende Hollander
Ook uit de krant van gisteren.
-----------------------------------------------------------------------------------
Vliegavonturier Wilfred van Beek maakte zijn droom waar dit jaar. Als eerste piloot vloog hij heel Brazilië rond in een ‘trike’, een gevleugelde open driewieler. Na tien maanden, 14.890 kilometer en menig voorzorgslanding is de 37-jarige ingenieur uit Hoevelaken de gevierde man in de Braziliaanse vliegwereld. Zijn Braziliaanse vriendin en copiloot Fabiana stond haar stoel één etappe af aan De Telegraaf. “We werden voor ET’s aangezien als we in de dorpsstraat van zo’n goudzoekerplaatsje landden.”
“Dit kan even hobbelig worden”, waarschuwt Van Beek over de intercom. We zweven boven de wolkenkrabbers van Belo Horizonte en naderen een bergkam aan de rand van de miljoenenstad. Algauw begint de turbulentie stevig aan onze vleugel te rukken. Daar zit je dan op anderhalve kilometer hoogte, in een schuddende onbeschutte stoel. Relaxed is anders.
Boven Belo Horizonte
Vijf minuten eerder, ready for takeoff
Het blijkt het voorteken van een ruige vlucht. De ervaren piloot vliegt tegen zijn gewoonte in aan het begin van de middag. “Je kunt beter vlak na zonsopgang of tegen zonsondergang vliegen. Dan heb je niet zo’n last van de thermiek, die kurkentrekkers van stijgende en dalende lucht die je steeds voelt.”
Maar na drie dagen wachten in Belo Horizonte is Van Beeks geduld op. De bewolking is even opgetrokken en hij wil dóór. Zijn missie is bijna voltooid. Hij moet nog vijfhonderd kilometer tot zijn huidige woonplaats en eindbestemming Paraty, bij Rio de Janeiro.
We vliegen ruim honderd kilometer per uur met zijn uit Frankrijk geïmporteerde trike. “Je kunt sneller, maar dan wordt de druk op het lichaam te groot. Vergelijk het met wind die je vangt als je je hand uit een autoraam steekt op de snelweg. In een trike voel je die druk op je hele lichaam. Het is de meest pure vorm van vliegen. Het is alsof je in een vliegende 3D-bioscoop zit.”
Van Beek kan er vandaag minder van genieten kan gewoonlijk. “Als de lucht rustig is, dan laat ik de stuurstang los en leg ik mijn benen op het paneel om te ontspannen. Dat is niet gevaarlijk nee, de trike is zeer stabiel.”
Relaxed van het landschap genieten(boven het duingebied Lençois Maranhenses)
Foto's van Wilfred van Beek
Ook qua landschap blijkt het geen topetappe vandaag. We vliegen over het zuidoosten van de provincie Minas Gerais en het beeld onder ons wordt bepaald door kaalgekapte groene heuvels en mijnbouw. Na anderhalf uur landen we in het koloniale stadje São João del Rei. Van Beek, die zijn dure hobby betaalt van zijn baan in de offshore-industrie bij Rio de Janeiro, slaakt een zucht van opluchting.
“Heerlijk om de grote stad weer uit te zijn. Ik ben deze reis onder de indruk geraakt van de kwaliteit van het Braziliaanse boerenleven.”
Op het vliegveldje van São João del Rei
In het verre achterland ben je als piloot dikwijls afhankelijk van landingsstrips bij boerderijen. Van Beek logeerde er bij steenrijke soja- en vleesboeren. “Die mensen leven als vorsten. Ze hebben allemaal privévliegtuigjes en een overvloed aan ruimte, personeel en lekker eten. En voor hun feesten laten ze de hipste dj’s uit Europa invliegen. Ik had boer in Brazilië moeten worden!”
Dankzij de gastvrije grootgrondbezitters kon hij in het westen dwars over de Pantanal vliegen, ’s werelds grootste moeras. “Dat was het mooiste stuk van de reis. We vlogen over kristalheldere rivieren en meren, tussen krijsende toekans en papegaaien. Het deed me denken aan mijn vlucht over de Afrikaanse savanne in 2002. Daar was het dierenleven ook zo rijk.”
Pantanal
Na de Braziliaanse luchtsafari doemde het Amazonewoud op. “Dat is even prachtig als angstaanjagend. Je vliegt soms urenlang over een eindeloos bladerdak, zonder enige landingsoptie. Bij motorpech of een lege tank kun je je alleen in de bomen of een rivier laten vallen.”
De trike houdt het op een volle tank vier uur vol in de lucht. Er moesten dus pitstops worden geïmproviseerd. “We moesten een paar keer in de hoofdstraat van smokkeldorpjes landen. Dan vlogen we eerst een paar keer over, opdat Fabiana de weg vrij kon schreeuwen.” Waarna het hele dorp uitliep. “Daar sta je dan met je vliegmachine van 40.000 euro in zo’n arm gebied. Je stelt je wel bloot zo.”
Van Beek vond de Amazone erg ruig. “Zo’n beetje alles gebeurt er op illegale wijze. Zo moesten we onze vliegbenzine via smokkelaars regelen.” In het goudzoekerstadje Itaituba zag hij oude zatte kerels met complete harems van tienermeisjes. Op de muur van zijn hotelkamer zaten menselijke bloedspetters. “De mensen zijn er verwilderd, ze schamen zich nergens voor.” Na één landing was het even dreigend, in Almeirim. “Toen zijn we gelijk weggevlogen.”
De zwaarste etappe moest toen nog komen. De toeristische noordoostkust van Brazilië, bekend van steden als Fortaleza en Natal, viel tegen. “Daar hebben we ons lelijk op verkeken. Het leek eenvoudig: gewoon boven het strand vliegen en genieten van het zonnige weer. Maar de wind bleek een hel. We hebben geen tien seconden op dezelfde hoogte gevlogen. Het was een continue afranseling. Uit voorzorg zijn we een paar keer op het strand geland.”
Winderige noordoostkust
Ook de volgende etappe richting de hoofdstad Brasília, dwars over een bar winderig woestijngebied (de ‘sertão’), vereiste enig kunst- en vliegwerk. Thermiekkolommen werden daar als het ware omvergeduwd door de wind, aldus Van Beek. “Je landt dan in een horizontale kurkentrekker, lastig.”
Ondanks de gevoeligheid voor de weersomstandigheden heeft de trike één van de beste veiligheidsrecords van de sportieve luchtvaart. Als de motor uitvalt, zweeft een beetje piloot rustig naar beneden, zigzaggend op de wind. Van Beek: “Een stukje regelmatig land van vijftig meter is genoeg om te landen. Alleen in de Amazone was dat dus lastig.”
Zijn dertigjarige vriendin Fabiana vond het soms wel afzien onderweg. “Mijn garderobe bestond dit jaar uit vijf slipjes, één bh, één jurkje en een stel slippers. We sliepen soms in openluchthotels van duizend sterren. Al met al was het een onvergetelijke ervaring.”
Fabiana
De kers op de taart kwam na aankomst in Paraty, toen het stel werd genomineerd voor een belangrijke Braziliaanse vliegprijs.
Voor Van Beek is de reis meteen ook reden om in Brazilië te blijven wonen. “Ik moet je bekennen dat ik minder enthousiast over het land raakte naarmate ik het beter leerde kennen. Alleen de bureaucratie al om mijn trike te importeren, daar lusten de honden geen brood van. Maar het mooie is dat ik hier wel mijn eigen leven kan vormgeven. Hier heb ik de vrijheid om zo’n prachtig avontuur te beleven. En in Nederland niet.”
Zie voor meer verhalen en foto’s van het avontuur: www.matomar.com
De route
-----------------------------------------------------------------------------------
Vliegavonturier Wilfred van Beek maakte zijn droom waar dit jaar. Als eerste piloot vloog hij heel Brazilië rond in een ‘trike’, een gevleugelde open driewieler. Na tien maanden, 14.890 kilometer en menig voorzorgslanding is de 37-jarige ingenieur uit Hoevelaken de gevierde man in de Braziliaanse vliegwereld. Zijn Braziliaanse vriendin en copiloot Fabiana stond haar stoel één etappe af aan De Telegraaf. “We werden voor ET’s aangezien als we in de dorpsstraat van zo’n goudzoekerplaatsje landden.”
“Dit kan even hobbelig worden”, waarschuwt Van Beek over de intercom. We zweven boven de wolkenkrabbers van Belo Horizonte en naderen een bergkam aan de rand van de miljoenenstad. Algauw begint de turbulentie stevig aan onze vleugel te rukken. Daar zit je dan op anderhalve kilometer hoogte, in een schuddende onbeschutte stoel. Relaxed is anders.
Boven Belo Horizonte
Vijf minuten eerder, ready for takeoff
Het blijkt het voorteken van een ruige vlucht. De ervaren piloot vliegt tegen zijn gewoonte in aan het begin van de middag. “Je kunt beter vlak na zonsopgang of tegen zonsondergang vliegen. Dan heb je niet zo’n last van de thermiek, die kurkentrekkers van stijgende en dalende lucht die je steeds voelt.”
Maar na drie dagen wachten in Belo Horizonte is Van Beeks geduld op. De bewolking is even opgetrokken en hij wil dóór. Zijn missie is bijna voltooid. Hij moet nog vijfhonderd kilometer tot zijn huidige woonplaats en eindbestemming Paraty, bij Rio de Janeiro.
We vliegen ruim honderd kilometer per uur met zijn uit Frankrijk geïmporteerde trike. “Je kunt sneller, maar dan wordt de druk op het lichaam te groot. Vergelijk het met wind die je vangt als je je hand uit een autoraam steekt op de snelweg. In een trike voel je die druk op je hele lichaam. Het is de meest pure vorm van vliegen. Het is alsof je in een vliegende 3D-bioscoop zit.”
Van Beek kan er vandaag minder van genieten kan gewoonlijk. “Als de lucht rustig is, dan laat ik de stuurstang los en leg ik mijn benen op het paneel om te ontspannen. Dat is niet gevaarlijk nee, de trike is zeer stabiel.”
Relaxed van het landschap genieten(boven het duingebied Lençois Maranhenses)
Foto's van Wilfred van Beek
Ook qua landschap blijkt het geen topetappe vandaag. We vliegen over het zuidoosten van de provincie Minas Gerais en het beeld onder ons wordt bepaald door kaalgekapte groene heuvels en mijnbouw. Na anderhalf uur landen we in het koloniale stadje São João del Rei. Van Beek, die zijn dure hobby betaalt van zijn baan in de offshore-industrie bij Rio de Janeiro, slaakt een zucht van opluchting.
“Heerlijk om de grote stad weer uit te zijn. Ik ben deze reis onder de indruk geraakt van de kwaliteit van het Braziliaanse boerenleven.”
Op het vliegveldje van São João del Rei
In het verre achterland ben je als piloot dikwijls afhankelijk van landingsstrips bij boerderijen. Van Beek logeerde er bij steenrijke soja- en vleesboeren. “Die mensen leven als vorsten. Ze hebben allemaal privévliegtuigjes en een overvloed aan ruimte, personeel en lekker eten. En voor hun feesten laten ze de hipste dj’s uit Europa invliegen. Ik had boer in Brazilië moeten worden!”
Dankzij de gastvrije grootgrondbezitters kon hij in het westen dwars over de Pantanal vliegen, ’s werelds grootste moeras. “Dat was het mooiste stuk van de reis. We vlogen over kristalheldere rivieren en meren, tussen krijsende toekans en papegaaien. Het deed me denken aan mijn vlucht over de Afrikaanse savanne in 2002. Daar was het dierenleven ook zo rijk.”
Pantanal
Na de Braziliaanse luchtsafari doemde het Amazonewoud op. “Dat is even prachtig als angstaanjagend. Je vliegt soms urenlang over een eindeloos bladerdak, zonder enige landingsoptie. Bij motorpech of een lege tank kun je je alleen in de bomen of een rivier laten vallen.”
De trike houdt het op een volle tank vier uur vol in de lucht. Er moesten dus pitstops worden geïmproviseerd. “We moesten een paar keer in de hoofdstraat van smokkeldorpjes landen. Dan vlogen we eerst een paar keer over, opdat Fabiana de weg vrij kon schreeuwen.” Waarna het hele dorp uitliep. “Daar sta je dan met je vliegmachine van 40.000 euro in zo’n arm gebied. Je stelt je wel bloot zo.”
Van Beek vond de Amazone erg ruig. “Zo’n beetje alles gebeurt er op illegale wijze. Zo moesten we onze vliegbenzine via smokkelaars regelen.” In het goudzoekerstadje Itaituba zag hij oude zatte kerels met complete harems van tienermeisjes. Op de muur van zijn hotelkamer zaten menselijke bloedspetters. “De mensen zijn er verwilderd, ze schamen zich nergens voor.” Na één landing was het even dreigend, in Almeirim. “Toen zijn we gelijk weggevlogen.”
De zwaarste etappe moest toen nog komen. De toeristische noordoostkust van Brazilië, bekend van steden als Fortaleza en Natal, viel tegen. “Daar hebben we ons lelijk op verkeken. Het leek eenvoudig: gewoon boven het strand vliegen en genieten van het zonnige weer. Maar de wind bleek een hel. We hebben geen tien seconden op dezelfde hoogte gevlogen. Het was een continue afranseling. Uit voorzorg zijn we een paar keer op het strand geland.”
Winderige noordoostkust
Ook de volgende etappe richting de hoofdstad Brasília, dwars over een bar winderig woestijngebied (de ‘sertão’), vereiste enig kunst- en vliegwerk. Thermiekkolommen werden daar als het ware omvergeduwd door de wind, aldus Van Beek. “Je landt dan in een horizontale kurkentrekker, lastig.”
Ondanks de gevoeligheid voor de weersomstandigheden heeft de trike één van de beste veiligheidsrecords van de sportieve luchtvaart. Als de motor uitvalt, zweeft een beetje piloot rustig naar beneden, zigzaggend op de wind. Van Beek: “Een stukje regelmatig land van vijftig meter is genoeg om te landen. Alleen in de Amazone was dat dus lastig.”
Zijn dertigjarige vriendin Fabiana vond het soms wel afzien onderweg. “Mijn garderobe bestond dit jaar uit vijf slipjes, één bh, één jurkje en een stel slippers. We sliepen soms in openluchthotels van duizend sterren. Al met al was het een onvergetelijke ervaring.”
Fabiana
De kers op de taart kwam na aankomst in Paraty, toen het stel werd genomineerd voor een belangrijke Braziliaanse vliegprijs.
Voor Van Beek is de reis meteen ook reden om in Brazilië te blijven wonen. “Ik moet je bekennen dat ik minder enthousiast over het land raakte naarmate ik het beter leerde kennen. Alleen de bureaucratie al om mijn trike te importeren, daar lusten de honden geen brood van. Maar het mooie is dat ik hier wel mijn eigen leven kan vormgeven. Hier heb ik de vrijheid om zo’n prachtig avontuur te beleven. En in Nederland niet.”
Zie voor meer verhalen en foto’s van het avontuur: www.matomar.com
De route
'Stempel euroschulden af om erger te voorkomen'
Uit De Financiële Telegraaf van gisteren.
-------------------------------------------------------------------------------------
Gedeeltelijke kwijtschelding van de staatsschuld van kwakkelende eurolanden is onvermijdelijk. Hoe langer de EU daarmee wacht, hoe groter de strop die obligatiehouders te slikken krijgen. Dat stelt Domingo Cavallo, de Argentijnse minister van Economie tijdens de schuldencrisis van 2001, in een interview met deze krant. „Europa zit in een gevaarlijke ontkenningsfase.”
„Dat zaten wij ook tot juli 2001”, stelt de Argentijn. Hij vindt het hoog tijd voor een haircut van 30 à 40% op Griekse, Ierse en Portugese schuldpapieren. „De markten houden al rekening met zo’n korting en de banken zouden de stukken op hun balans al moeten hebben afgeboekt.”
Het opkopen van vergiftigde obligaties door de Europese Centrale Bank (ECB) is uitstel van executie, vindt Cavallo. Hij pleit voor een grote ruiloperatie. Na de haircut worden de schuldpapieren omgewisseld voor euro-obligaties, opdat de zwakke eurolanden weer tegen een redelijke rente kunnen lenen.
Het reddingsfonds van EU en IMF kan het beste hiervoor worden gebruikt.
„Dan heb je een duurzame uitweg uit de crisis.” Cavallo is net terug uit Europa, waar zijn ervaringen als minister de laatste tijd op warme belangstelling mogen rekenen. „Er zijn grote gelijkenissen tussen beide crises. Al staan Griekenland, Ierland en Portugal er slechter voor dan Argentinië in 2001, zowel qua schuldenlast als qua begrotingstekort.”
Domingo Cavallo
Net als de zwakke eurobroeders kampte het Zuid-Amerikaanse land met een te harde munt die niet vrijelijk kon bewegen. Om de inflatie te beteugelen had Cavallo de Argentijnse peso in 1991 (toen hij ook economieminister was) één op één aan de dollar gekoppeld.
„De dollar werd tussen 1998 en 2001 overdreven sterk ten opzichte van de munten van onze belangrijkste handelspartners Brazilië en Europa. Dat holde het concurrentievermogen en de productie uit. Hetzelfde gebeurde met zwakkere eurolanden toen de euro richting $1,60 steeg.”
Argentinië zonk weg in een diepe recessie en moest tegen steeds hogere rentes geld lenen. In 2000 ging het land aan het IMF-infuus en in maart 2001 werd ’superminister’ Cavallo teruggehaald als de beoogde verlosser.
„Pas in juli van dat jaar besefte ik dat herstructurering van de schuld onafwendbaar was. Maar in oktober waren er verkiezingen. We konden in november met een voorstel komen. Binnenlandse schuldeisers gingen akkoord met een korting van 30% op de rente. In januari zouden we in het buitenland de boer op gaan. Maar toen trok het IMF zijn steun in, terwijl we volop aan het saneren waren. Dat was rampzalig.”
In de roerige weken die volgden, ging het land failliet met een historische default (wanbetaling) van € 72 miljard. Het gevolg was dat Argentinië een paria op de internationale kapitaalmarkt werd en alleen tegen torenhoge percentages kon lenen.
Uiteindelijk slaagde het land er met veel pijn en moeite in om met een groot deel van de schuldeisers alsnog een akkoord over gedeeltelijke terugbetaling te sluiten.
De les voor Europa? Een gecontroleerde afschrijving doorvoeren voordat het te laat is, vindt Cavallo. Ziet hij daar draagvlak voor in het oude continent? „Officieel niet. Maar achter de schermen wordt er wel gesproken over een haircut in 2013. De hoop is dat Europese banken dan beter bij kas zitten om de klap op te vangen. Het risico is dat het verlies dan 70% is in plaats van 30 à 40%. Dat gevaar wordt onderschat.”
In januari 2002 – Cavallo heeft dan al het veld geruimd – wordt de peso losgekoppeld van de dollar. De munt valt als een baksteen en miljoenen Argentijnen zijn op slag arm. Maar de economie begint snel te groeien. Is het een goed idee om een land als Griekenland buiten de eurozone te plaatsen, al dan niet tijdelijk?
„Nee, ik hoop dat iedereen binnenboord blijft. Devaluatie leidt onherroepelijk tot wanbetaling van zo’n land (de schulden blijven immers in euro’s genoteerd en vallen omgerekend in ’nieuwe’ valuta fors hoger uit, red.). En de spaargelden, salarissen en pensioenen verdampen erdoor. Dat is niet alleen heel pijnlijk voor zo’n bevolking, maar zou in heel Europa worden gevoeld.”
Hoe krijgt Europa de kwakkelaars dan wel uit het dal? „De ECB zou een losser monetair beleid moeten voeren, meer de kant op van de Amerikaanse Fed. Een daling van de euro tot $1,10 à $1,20 zou ontzettend helpen. En ik denk dat het effect op de inflatie zou meevallen.”
Ook zouden lidstaten hun begrotingsbeleid beter moeten coördineren. Nu de zwakke landen de broekriem aanhalen, zou het florerende Duitsland juist meer moeten uitgeven, vindt Cavallo.
Proeft hij in Argentinië een zeker leedvermaak om de crisis bij het vroegere beste jongetje van de klas? „Welnee. We hopen dat Europa een tragische ontknoping wel bespaard blijft. Daartoe is het zaak om nu de confrontatie met de crisis aan te gaan.”
-------------------------------------------------------------------------------------
Gedeeltelijke kwijtschelding van de staatsschuld van kwakkelende eurolanden is onvermijdelijk. Hoe langer de EU daarmee wacht, hoe groter de strop die obligatiehouders te slikken krijgen. Dat stelt Domingo Cavallo, de Argentijnse minister van Economie tijdens de schuldencrisis van 2001, in een interview met deze krant. „Europa zit in een gevaarlijke ontkenningsfase.”
„Dat zaten wij ook tot juli 2001”, stelt de Argentijn. Hij vindt het hoog tijd voor een haircut van 30 à 40% op Griekse, Ierse en Portugese schuldpapieren. „De markten houden al rekening met zo’n korting en de banken zouden de stukken op hun balans al moeten hebben afgeboekt.”
Het opkopen van vergiftigde obligaties door de Europese Centrale Bank (ECB) is uitstel van executie, vindt Cavallo. Hij pleit voor een grote ruiloperatie. Na de haircut worden de schuldpapieren omgewisseld voor euro-obligaties, opdat de zwakke eurolanden weer tegen een redelijke rente kunnen lenen.
Het reddingsfonds van EU en IMF kan het beste hiervoor worden gebruikt.
„Dan heb je een duurzame uitweg uit de crisis.” Cavallo is net terug uit Europa, waar zijn ervaringen als minister de laatste tijd op warme belangstelling mogen rekenen. „Er zijn grote gelijkenissen tussen beide crises. Al staan Griekenland, Ierland en Portugal er slechter voor dan Argentinië in 2001, zowel qua schuldenlast als qua begrotingstekort.”
Domingo Cavallo
Net als de zwakke eurobroeders kampte het Zuid-Amerikaanse land met een te harde munt die niet vrijelijk kon bewegen. Om de inflatie te beteugelen had Cavallo de Argentijnse peso in 1991 (toen hij ook economieminister was) één op één aan de dollar gekoppeld.
„De dollar werd tussen 1998 en 2001 overdreven sterk ten opzichte van de munten van onze belangrijkste handelspartners Brazilië en Europa. Dat holde het concurrentievermogen en de productie uit. Hetzelfde gebeurde met zwakkere eurolanden toen de euro richting $1,60 steeg.”
Argentinië zonk weg in een diepe recessie en moest tegen steeds hogere rentes geld lenen. In 2000 ging het land aan het IMF-infuus en in maart 2001 werd ’superminister’ Cavallo teruggehaald als de beoogde verlosser.
„Pas in juli van dat jaar besefte ik dat herstructurering van de schuld onafwendbaar was. Maar in oktober waren er verkiezingen. We konden in november met een voorstel komen. Binnenlandse schuldeisers gingen akkoord met een korting van 30% op de rente. In januari zouden we in het buitenland de boer op gaan. Maar toen trok het IMF zijn steun in, terwijl we volop aan het saneren waren. Dat was rampzalig.”
In de roerige weken die volgden, ging het land failliet met een historische default (wanbetaling) van € 72 miljard. Het gevolg was dat Argentinië een paria op de internationale kapitaalmarkt werd en alleen tegen torenhoge percentages kon lenen.
Uiteindelijk slaagde het land er met veel pijn en moeite in om met een groot deel van de schuldeisers alsnog een akkoord over gedeeltelijke terugbetaling te sluiten.
De les voor Europa? Een gecontroleerde afschrijving doorvoeren voordat het te laat is, vindt Cavallo. Ziet hij daar draagvlak voor in het oude continent? „Officieel niet. Maar achter de schermen wordt er wel gesproken over een haircut in 2013. De hoop is dat Europese banken dan beter bij kas zitten om de klap op te vangen. Het risico is dat het verlies dan 70% is in plaats van 30 à 40%. Dat gevaar wordt onderschat.”
In januari 2002 – Cavallo heeft dan al het veld geruimd – wordt de peso losgekoppeld van de dollar. De munt valt als een baksteen en miljoenen Argentijnen zijn op slag arm. Maar de economie begint snel te groeien. Is het een goed idee om een land als Griekenland buiten de eurozone te plaatsen, al dan niet tijdelijk?
„Nee, ik hoop dat iedereen binnenboord blijft. Devaluatie leidt onherroepelijk tot wanbetaling van zo’n land (de schulden blijven immers in euro’s genoteerd en vallen omgerekend in ’nieuwe’ valuta fors hoger uit, red.). En de spaargelden, salarissen en pensioenen verdampen erdoor. Dat is niet alleen heel pijnlijk voor zo’n bevolking, maar zou in heel Europa worden gevoeld.”
Hoe krijgt Europa de kwakkelaars dan wel uit het dal? „De ECB zou een losser monetair beleid moeten voeren, meer de kant op van de Amerikaanse Fed. Een daling van de euro tot $1,10 à $1,20 zou ontzettend helpen. En ik denk dat het effect op de inflatie zou meevallen.”
Ook zouden lidstaten hun begrotingsbeleid beter moeten coördineren. Nu de zwakke landen de broekriem aanhalen, zou het florerende Duitsland juist meer moeten uitgeven, vindt Cavallo.
Proeft hij in Argentinië een zeker leedvermaak om de crisis bij het vroegere beste jongetje van de klas? „Welnee. We hopen dat Europa een tragische ontknoping wel bespaard blijft. Daartoe is het zaak om nu de confrontatie met de crisis aan te gaan.”
Op planetenjacht in Chili
Uit de krant van gisteren.
------------------------------------------------------------------------------------
“Welkom in Europa,” zegt een Chileen bij de slagboom van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in de Atacamawoestijn. De weg slingert door naar een bergtop vol glimmende telescoopkoepels, waar het muisstil is ’s middags. De koepeldaken zijn gesloten, de astronomen rusten uit van een lange nacht.
Tegen het einde van de middag komt de sterrenwacht La Silla weer tot leven. Een Franse, een Belgische en een Zwitserse astronoom zitten te ‘ontbijten’ in het restaurant. Ze hebben zin in de nacht. De hemel belooft helder te blijven, zoals dat hier gemiddeld driehonderd nachten per jaar het geval is.
“De laatste drie nachten werden verpest door de bewolking. Ik heb me een beetje verveeld. Het enige vermaak bestaat hier uit een pooltafel”, lacht de Belg boven een bord zalm. Zoals de meeste onderzoekers in La Silla, houdt hij zich bezig met ‘exoplaneten’, verre neven van onze aardbol die rond andere sterren dan de zon draaien.
“Ik heb al twee exoplaneten ontdekt”, zegt de Belg. “Ik een dozijn”, kaatst de Fransman. “Ik tien”, vervolgt de Zwitser.
La Silla
Onderzoek naar exoplaneten is ‘hot’. De exotische tak van de sterrenkunde is pas vijftien jaar oud en ontwikkelt zich steeds sneller. ESO, dat wordt gefinancierd door Nederland en dertien andere Europese landen, speelt daarin een voortrekkersrol.
Dat is vooral te danken aan HARPS, de High Accuracy Radial Velocity Planet Searcher. Dit apparaat in La Silla is goed voor circa een kwart van de vijfhonderd reeds bekende exoplaneten. Het gaat om een spectrograaf op een 3,6 meter brede telescoop. HARPS neemt de planeten niet direct waar, maar meet de schommeling van sterren die wordt veroorzaakt door de zwaartekracht van exoplaneten.
Met deze methode zijn afgelopen jaar spectaculaire ontdekkingen gedaan, vertelt de Nederlandse directeur van ESO, Tim de Zeeuw. “Het wordt almaar leuker en spannender. Vroeger werden er alleen gasreuzen zoals Jupiter bij andere sterren gespot. Maar door de toegenomen nauwkeurigheid van de meetapparatuur krijgen we nu ook kleinere, rotsachtige exoplaneten in de kijker.”
In La Silla werd er een met 1,4 keer de massa van de aarde ontdekt, de lichtste tot dusver. Deze exoplaneet maakte deel uit van een stelsel van zeven planeten, één minder dan ons zonnestelsel.
De Zeeuw: “We gaan een nieuwe fase in waarin we complexe planetenstelsels met het onze kunnen vergelijken. Lang werd gedacht dat ons zonnestelsel uniek was, net als dat we tot in de 16e eeuw geloofden dat de zon om de aarde draaide. Maar het lijkt heel normaal te zijn dat er een hele zwik planeten rond een ster draait. De volgende stap is het vinden van een evenknie van de aarde waarop leven mogelijk is. Die kleinste exoplaneet staat daarvoor te dicht bij de ster.”
Amerikaanse onderzoekers maakten onlangs melding van een eerste exoplaneet, Gliese 581 g, die in de smalle ‘bewoonbare zone’ rond een ster zweeft. Dat wil zeggen dat het er te koud noch te warm is voor vloeibaar water. Gliese 581 g is drie à vier keer zo zwaar als de aarde. Waarschijnlijk betreft het een rotsachtige planeet met genoeg zwaartekracht om een atmosfeer vast te houden.
Maar voor onderzoek naar mogelijk leven op exoplaneten zijn directe waarnemingen nodig. Alleen zo kunnen bij voorbeeld de hoeveelheid water aan de oppervlakte en eigenschappen van een mogelijke biosfeer worden bekeken. Het fotograferen van exoplaneten is alleen geen sinecure, omdat ze geen of nauwelijks eigen licht afgeven, terwijl een ster fel schijnt. Het is alsof je een kaarslicht in een bosbrand probeert te ontwaren.
“Toch hebben we al een paar een grote exoplaneten direct kunnen aanschouwen. Door nieuwe technieken denken we ook kleinere exemplaren te gaan zien”, zegt De Zeeuw.
Zo bouwt ESO aan de zogeheten Extreem Grote Telescoop met een spiegel van 42 meter breed. Twee bestaande ESO-telescopen in Chili krijgen volgend jaar nieuwe instrumenten ter observatie van exoplaneten. De ruimte-agentschappen ESA en NASA zijn bezig met satellieten die kunnen speuren naar zuurstof, koolstofdioxide en bladgroen op exoplaneten.
De jacht op de Heilige Graal van de sterrenkunde zal dus in een stroomversnelling komen. Met een beetje geluk is er in 2020 een nieuwe tak van wetenschap ontstaan: exobiologie, het bestuderen van leven op buitenaardse planeten.
------------------------------------------------------------------------------------
“Welkom in Europa,” zegt een Chileen bij de slagboom van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in de Atacamawoestijn. De weg slingert door naar een bergtop vol glimmende telescoopkoepels, waar het muisstil is ’s middags. De koepeldaken zijn gesloten, de astronomen rusten uit van een lange nacht.
Tegen het einde van de middag komt de sterrenwacht La Silla weer tot leven. Een Franse, een Belgische en een Zwitserse astronoom zitten te ‘ontbijten’ in het restaurant. Ze hebben zin in de nacht. De hemel belooft helder te blijven, zoals dat hier gemiddeld driehonderd nachten per jaar het geval is.
“De laatste drie nachten werden verpest door de bewolking. Ik heb me een beetje verveeld. Het enige vermaak bestaat hier uit een pooltafel”, lacht de Belg boven een bord zalm. Zoals de meeste onderzoekers in La Silla, houdt hij zich bezig met ‘exoplaneten’, verre neven van onze aardbol die rond andere sterren dan de zon draaien.
“Ik heb al twee exoplaneten ontdekt”, zegt de Belg. “Ik een dozijn”, kaatst de Fransman. “Ik tien”, vervolgt de Zwitser.
La Silla
Onderzoek naar exoplaneten is ‘hot’. De exotische tak van de sterrenkunde is pas vijftien jaar oud en ontwikkelt zich steeds sneller. ESO, dat wordt gefinancierd door Nederland en dertien andere Europese landen, speelt daarin een voortrekkersrol.
Dat is vooral te danken aan HARPS, de High Accuracy Radial Velocity Planet Searcher. Dit apparaat in La Silla is goed voor circa een kwart van de vijfhonderd reeds bekende exoplaneten. Het gaat om een spectrograaf op een 3,6 meter brede telescoop. HARPS neemt de planeten niet direct waar, maar meet de schommeling van sterren die wordt veroorzaakt door de zwaartekracht van exoplaneten.
Met deze methode zijn afgelopen jaar spectaculaire ontdekkingen gedaan, vertelt de Nederlandse directeur van ESO, Tim de Zeeuw. “Het wordt almaar leuker en spannender. Vroeger werden er alleen gasreuzen zoals Jupiter bij andere sterren gespot. Maar door de toegenomen nauwkeurigheid van de meetapparatuur krijgen we nu ook kleinere, rotsachtige exoplaneten in de kijker.”
In La Silla werd er een met 1,4 keer de massa van de aarde ontdekt, de lichtste tot dusver. Deze exoplaneet maakte deel uit van een stelsel van zeven planeten, één minder dan ons zonnestelsel.
De Zeeuw: “We gaan een nieuwe fase in waarin we complexe planetenstelsels met het onze kunnen vergelijken. Lang werd gedacht dat ons zonnestelsel uniek was, net als dat we tot in de 16e eeuw geloofden dat de zon om de aarde draaide. Maar het lijkt heel normaal te zijn dat er een hele zwik planeten rond een ster draait. De volgende stap is het vinden van een evenknie van de aarde waarop leven mogelijk is. Die kleinste exoplaneet staat daarvoor te dicht bij de ster.”
Amerikaanse onderzoekers maakten onlangs melding van een eerste exoplaneet, Gliese 581 g, die in de smalle ‘bewoonbare zone’ rond een ster zweeft. Dat wil zeggen dat het er te koud noch te warm is voor vloeibaar water. Gliese 581 g is drie à vier keer zo zwaar als de aarde. Waarschijnlijk betreft het een rotsachtige planeet met genoeg zwaartekracht om een atmosfeer vast te houden.
Maar voor onderzoek naar mogelijk leven op exoplaneten zijn directe waarnemingen nodig. Alleen zo kunnen bij voorbeeld de hoeveelheid water aan de oppervlakte en eigenschappen van een mogelijke biosfeer worden bekeken. Het fotograferen van exoplaneten is alleen geen sinecure, omdat ze geen of nauwelijks eigen licht afgeven, terwijl een ster fel schijnt. Het is alsof je een kaarslicht in een bosbrand probeert te ontwaren.
“Toch hebben we al een paar een grote exoplaneten direct kunnen aanschouwen. Door nieuwe technieken denken we ook kleinere exemplaren te gaan zien”, zegt De Zeeuw.
Zo bouwt ESO aan de zogeheten Extreem Grote Telescoop met een spiegel van 42 meter breed. Twee bestaande ESO-telescopen in Chili krijgen volgend jaar nieuwe instrumenten ter observatie van exoplaneten. De ruimte-agentschappen ESA en NASA zijn bezig met satellieten die kunnen speuren naar zuurstof, koolstofdioxide en bladgroen op exoplaneten.
De jacht op de Heilige Graal van de sterrenkunde zal dus in een stroomversnelling komen. Met een beetje geluk is er in 2020 een nieuwe tak van wetenschap ontstaan: exobiologie, het bestuderen van leven op buitenaardse planeten.
woensdag, november 17, 2010
Column Geesten
Uit de krant van vandaag.
----------------------------------------------------------------------------------
Geesten zijn in Brazilië onderdeel van het dagelijks leven. Miljoenen mensen bezoeken centra waar mediums contact leggen met overleden familieleden en onbekende geesten.
Als aanhangers van het spiritisme geloven ze dat je geest het eeuwige leven heeft en na de dood in een ander lichaam trekt (reïncarnatie).
Dit jaar is het een eeuw geleden dat het bekendste Braziliaanse medium, Chico Xavier, werd geboren. Reden voor een film over het leven van deze weldoener, die gesouffleerd door geesten ruim vierhonderd boeken schreef, met zijn ogen dicht! De film brak alle records.
Een Braziliaanse vriendin nam me onlangs op sleeptouw naar zo’n centrum in São Paulo. Het leek van buiten meer op een buurthuis dan op een religieuze tempel. Langs een snackbar en een boekwinkeltje liepen we naar een zaaltje achterin het gebouw.
Hier werden ‘passes’ uitgedeeld, een soort schoonmaakbeurt voor de ziel, waarbij een medium positieve energie overbrengt van zogeheten ‘verheven’ geesten. Als nuchtere Nederlander klonk me dat nogal onwaarschijnlijk in de oren, maar goed.
Een dame heet de nieuwkomer welkom en legt uit wat de bedoeling is. “Rechtop zitten, handen op je bovenbenen, ogen dicht houden en je openen voor wat komt.”
Een minuut later zit ik op een krukje in een donkere naastgelegen ruimte. Voor me staat een medium dat haar hand vlak boven mijn hoofd houdt. Na een seconde of tien voel ik iets veranderen. Na anderhalve minuut is ze klaar.
De rest van de dag heb ik een licht, helder gevoel en enkele goede ideeën. Mijn benen zijn wiebelig. Merkwaardig. Er is iets gebeurd in de donkere kamer, maar wat? Heeft het medium me soms gehypnotiseerd of gedrogeerd?
Een paar weken later neem ik nog een ‘passe’, ditmaal met twee Hollandse vrienden. Eén zegt niks te voelen, de ander wel wat. Ook ik bespeur weer een zekere energie in de ruimte, maar het effect is ditmaal veel zwakker. Het geeft te denken.
Hoe dan ook komt het centrum me sympathiek voor. Anders dan in Braziliaanse pinksterkerken, komt er geen geldbakje langs. Er worden geen medische en financiële wonderen beloofd. Er staat geen dominee met zijn vingertje te zwaaien.
“Je moet niks hier”, zegt mijn Braziliaanse vriendin. “Het spiritisme is gericht op persoonlijke groei. Doe ermee wat je wilt.”
----------------------------------------------------------------------------------
Geesten zijn in Brazilië onderdeel van het dagelijks leven. Miljoenen mensen bezoeken centra waar mediums contact leggen met overleden familieleden en onbekende geesten.
Als aanhangers van het spiritisme geloven ze dat je geest het eeuwige leven heeft en na de dood in een ander lichaam trekt (reïncarnatie).
Dit jaar is het een eeuw geleden dat het bekendste Braziliaanse medium, Chico Xavier, werd geboren. Reden voor een film over het leven van deze weldoener, die gesouffleerd door geesten ruim vierhonderd boeken schreef, met zijn ogen dicht! De film brak alle records.
Een Braziliaanse vriendin nam me onlangs op sleeptouw naar zo’n centrum in São Paulo. Het leek van buiten meer op een buurthuis dan op een religieuze tempel. Langs een snackbar en een boekwinkeltje liepen we naar een zaaltje achterin het gebouw.
Hier werden ‘passes’ uitgedeeld, een soort schoonmaakbeurt voor de ziel, waarbij een medium positieve energie overbrengt van zogeheten ‘verheven’ geesten. Als nuchtere Nederlander klonk me dat nogal onwaarschijnlijk in de oren, maar goed.
Een dame heet de nieuwkomer welkom en legt uit wat de bedoeling is. “Rechtop zitten, handen op je bovenbenen, ogen dicht houden en je openen voor wat komt.”
Een minuut later zit ik op een krukje in een donkere naastgelegen ruimte. Voor me staat een medium dat haar hand vlak boven mijn hoofd houdt. Na een seconde of tien voel ik iets veranderen. Na anderhalve minuut is ze klaar.
De rest van de dag heb ik een licht, helder gevoel en enkele goede ideeën. Mijn benen zijn wiebelig. Merkwaardig. Er is iets gebeurd in de donkere kamer, maar wat? Heeft het medium me soms gehypnotiseerd of gedrogeerd?
Een paar weken later neem ik nog een ‘passe’, ditmaal met twee Hollandse vrienden. Eén zegt niks te voelen, de ander wel wat. Ook ik bespeur weer een zekere energie in de ruimte, maar het effect is ditmaal veel zwakker. Het geeft te denken.
Hoe dan ook komt het centrum me sympathiek voor. Anders dan in Braziliaanse pinksterkerken, komt er geen geldbakje langs. Er worden geen medische en financiële wonderen beloofd. Er staat geen dominee met zijn vingertje te zwaaien.
“Je moet niks hier”, zegt mijn Braziliaanse vriendin. “Het spiritisme is gericht op persoonlijke groei. Doe ermee wat je wilt.”
zaterdag, oktober 30, 2010
Column Nacht van de nacht
Column uit de krant van vandaag.
-------------------------------------------------------------------------------------
Nederland is een nachtmerrie voor wie graag naar de sterren kijkt. Ons land hoort, samen met België en Puerto Rico, namelijk tot de meest verlichte landen ter wereld. Door de gebrekkige duisternis kunnen we onze eigen Melkweg niet eens meer zien.
Gelukkig voor sterrenkijkers zijn er nog genoeg plekken op de wereld waar het ’s nachts wel oerdonker is, vooral op het dunbevolkte zuidelijke halfrond. Hier ligt dan ook het walhalla voor astronomen: de Atacama-woestijn in Chili.
Door het kurkdroge klimaat kent dit gebied tot wel 350 heldere nachten per jaar. En de Chilenen zijn erg zuinig op hun duisternis. De overheid strijdt tegen lichtvervuiling met een Agentschap ter Bescherming van de Kwaliteit van de Hemel. ’s Werelds beste telescopen staan opgelijnd in de Atacamawoestijn en dat willen de Zuid-Amerikanen natuurlijk graag zo houden.
Dat levert spectaculaire nachten op.
Onlangs kon ik er voor het eerst de Melkweg zien met het blote oog. Sterrenbeelden als Schorpioen (in het hart van de Melkweg) en Lama fonkelden haarscherp aan het firmament. In het verlengde van het Zuiderkruis was zelfs de Grote Magelhaense Wolk vagelijk te ontwaren, die buiten ons sterrenstelsel ligt.
Een Chileense wetenschapsjournalist legde het allemaal enthousiast uit. En dat terwijl we niet ver buiten de stad La Serena stonden, één van de weinige grote lichtbronnen in de woestijn.
Toen we terugreden over een onverlichte snelweg, hing er in de verte een zachte, gelijkmatige gloed boven La Serena. Geen spoor van schreeuwerig neon of schel witlicht in de lucht.
Eenmaal in de straten van de stad werd duidelijk waarom. La Serena maakt sinds tien jaar werk van de Chileense Norm tegen Lichtvervuiling. Zo zijn de koloniale lantaarnpalen in het centrum voorzien van gele natriumlampen, die pal op de grond staan gericht en van boven zijn afgedekt.
Simpele aanpassingen als deze zorgen volgens het stadsbestuur voor méér licht op straat (68%), minder licht aan de hemel (-93%) en een energiebesparing van 19%. Ook zouden de duistere nachten gezonder zijn voor mens en dier.
Vanavond begint in Nederland de Nacht van de Nacht om soortgelijke initiatieven te steunen.
Zonsondergang bij de sterrenwacht La Silla in de omgeving van La Serena
-------------------------------------------------------------------------------------
Nederland is een nachtmerrie voor wie graag naar de sterren kijkt. Ons land hoort, samen met België en Puerto Rico, namelijk tot de meest verlichte landen ter wereld. Door de gebrekkige duisternis kunnen we onze eigen Melkweg niet eens meer zien.
Gelukkig voor sterrenkijkers zijn er nog genoeg plekken op de wereld waar het ’s nachts wel oerdonker is, vooral op het dunbevolkte zuidelijke halfrond. Hier ligt dan ook het walhalla voor astronomen: de Atacama-woestijn in Chili.
Door het kurkdroge klimaat kent dit gebied tot wel 350 heldere nachten per jaar. En de Chilenen zijn erg zuinig op hun duisternis. De overheid strijdt tegen lichtvervuiling met een Agentschap ter Bescherming van de Kwaliteit van de Hemel. ’s Werelds beste telescopen staan opgelijnd in de Atacamawoestijn en dat willen de Zuid-Amerikanen natuurlijk graag zo houden.
Dat levert spectaculaire nachten op.
Onlangs kon ik er voor het eerst de Melkweg zien met het blote oog. Sterrenbeelden als Schorpioen (in het hart van de Melkweg) en Lama fonkelden haarscherp aan het firmament. In het verlengde van het Zuiderkruis was zelfs de Grote Magelhaense Wolk vagelijk te ontwaren, die buiten ons sterrenstelsel ligt.
Een Chileense wetenschapsjournalist legde het allemaal enthousiast uit. En dat terwijl we niet ver buiten de stad La Serena stonden, één van de weinige grote lichtbronnen in de woestijn.
Toen we terugreden over een onverlichte snelweg, hing er in de verte een zachte, gelijkmatige gloed boven La Serena. Geen spoor van schreeuwerig neon of schel witlicht in de lucht.
Eenmaal in de straten van de stad werd duidelijk waarom. La Serena maakt sinds tien jaar werk van de Chileense Norm tegen Lichtvervuiling. Zo zijn de koloniale lantaarnpalen in het centrum voorzien van gele natriumlampen, die pal op de grond staan gericht en van boven zijn afgedekt.
Simpele aanpassingen als deze zorgen volgens het stadsbestuur voor méér licht op straat (68%), minder licht aan de hemel (-93%) en een energiebesparing van 19%. Ook zouden de duistere nachten gezonder zijn voor mens en dier.
Vanavond begint in Nederland de Nacht van de Nacht om soortgelijke initiatieven te steunen.
Zonsondergang bij de sterrenwacht La Silla in de omgeving van La Serena
donderdag, september 30, 2010
Een dagje São 'Power'
Uit het reiskatern van De Telegraaf.
------------------------------------------------------------------------------------
São Paulo in één dag willen zien? Een stad van twintig miljoen inwoners? Gekkenwerk! Maar als je bezoek uit Nederland krijgt, dan draai je wat je gevraagd wordt. De enige echte Braziliaanse wereldstad staat nu eenmaal niet bekend als een paradijs voor toeristen. Dus we gaan een poging wagen. Start de klok!
Om gelijk even de kracht en het tempo van São Paulo te voelen, pakken we in de ochtendspits de metro naar het ‘Braziliaanse Manhattan', de Avenida Paulista. We kuieren tussen zakenmannen en kantoorkolossen naar het einde van de vier kilometer lange ansichtkaart van de stad.
Hier (metro Paraiso) ligt het Casa das Rosas, een oud landhuis dat mooi standhoudt tussen het betongeweld. Op het terras in een parkje vol rozen en fruitbomen kun je lekker rustig koffie drinken.
Kantoorkolos op Avenida Paulista
We lopen terug richting het Museum voor Moderne Kunst (MASP). Een topmuseum waar je de tijd voor moet nemen, dus een bezoek zit er vandaag niet in. We laten het gekrioel van ‘de Paulista’ achter ons.
Na een steile afdaling komen we uit in Bixiga, een pittoresk Italiaans wijkje vol ‘cantinas’ en gekleurde huisjes. Smeltkroes als São Paulo is, lopen we even later alweer tussen Aziatische gezichten en boeddhistische tempels in de wijk Liberdade. Hoewel deze van origine Japanse buurt gestaag wordt overgenomen door Chinezen, Koreanen en Brazilianen, blijft het een toplocatie om sushi te eten.
In een sakebar op de hoofdstraat (Galvão Bueno 364) kunnen ook exclusieve viseieren worden geproefd, ‘karasumi’, “het meest verfijnde, duurste en lekkerste aperitief voor sake.” Japanners schijnen er een moord voor te doen.
Japanse supermarkt in Liberdade
Via Liberdade lopen we het historische centrum binnen. Dat is niet bepaald moeders mooiste, zoals schoonheid sowieso niet het sterkste punt is van ‘Sampa’ (al maken we een uitzondering voor de vrouwen op straat).
Maar ook lelijkheid kan indrukwekkend zijn. Kijk maar vanaf de 35e verdieping van de Banespa-toren, waar je op doordeweekse dagen (10h-15h) gratis de lift kunt pakken. Je kunt hier op het dak een rondje lopen en je 360 graden lang vergapen aan de woekerende betonjungle.
“Ik heb nog nooit zo’n rare skyline gezien. Er is geen enkel oriëntatiepunt,” zegt mijn Nederlandse bezoek. Jammer dat de suppoost ons binnen vijf minuten wegbonjourt. Dat is gebruikelijk, vertelt hij, vanwege de beperkte ruimte boven. Begin dus gelijk met foto’s maken. Wie de tijd wil nemen voor het uitzicht, kan elders in het centrum voor zeven euro terecht op de 45e verdieping van het Edificio Italia (metro República).
Oriëntatiepunt?
Na al dat gewandel wordt het hoog tijd voor de lunch. In São Paulo heeft zowat elke keuken ter wereld een eigen restaurant, dus aan keus geen gebrek. We lopen langs het klooster van São Bento over de Rua 25 de Março.
Deze mierenhoop vormt de bekendste straatmarkt van Brazilië. Leuk om rond te kijken, maar pas een beetje op. Een aantrekkelijk geprijsde USB-stick (64 GB!)die ik hier onlangs aanschafte bij een straatventer, bleek thuis op de computer geen sjoege te geven.
Achter de Rua 25 de Março ligt een leuke eetgelegenheid: de Mercado Municipal. In deze gezellige oude markthal is werkelijk alles te krijgen op culinair gebied, van kaaimanbiefstuk tot Braziliaanse kazen tot de betere merken van de suikerrietdrank cachaça (de basis voor caipirinha, de beroemde nationale cocktail).
Culinaire anatomie van de kaaiman
De Brazilianen storten zich bij de lunch op twee traditionele snacks: het broodje mortadela (geen aanrader als je niet van moddervette worst houdt) en balletjes kabeljauw (wel erg lekker). Boven worden op volle terrassen ook visschotels en koud tapbier geserveerd.
We slenteren nog wat langs de bonte marktkramen en duiken vervolgens de metro weer in (station São Bento). Het is namelijk tijd voor de misschien wel leukste wijk van de stad, Vila Madalena.
Om te beginnen staat deze voormalige bohemienbuurt vol bloeiende tropische bomen (hibiscussen, palmen, acacia’s). Ook is het verkeer er minder dominant aanwezig dan elders in de stad. Liefhebbers van winkelen komen aan hun trekken bij de vele hippe boetiekjes, waar je de mafste dingen kunt kopen (van matroesjka’s tot Indonesische maskers).
Voor ieder wat wils in Vila Madalena
Ook het tiental restaurants waar je voor 15 à 20 euro onbeperkt sushi kunt eten, is zonder meer een sterk punt van deze heuvelachtige buurt. Maar Vila Madalena is vooral populair door de talloze kroegen.
De ‘paulistanos’ verzamelen zich na het werk rond het hart van de wijk (de kruising Rua Aspicuelta/Rua Mourato Coelho). Plots blijkt de stad van auto’s en hekken ook op straat gezellig te kunnen zijn. Cafés als Filial en Genesio zitten ook doordeweeks tot laat in de nacht vol.
Café in Vila Madalena
“Ik heb in Londen en New York gewoond, maar alleen in São Paulo gaat het echt altijd door”, vertelt een jonge Nederlandse zakenbankier.
Buiten Vila Madalena kan ook in buurten als de Rua Augusta, Barra Funda (beide meer underground) en Itaim Bibi (meer Miami-achtig) dagelijks tot in de vroege uurtjes worden doorgehaald. Van sambarock tot house tot Braziliaanse volksmuziek, er is voor ieder wat wils in deze stapstad van 1001 stammen.
Tegen het einde van de nacht nog zin om te eten? Geen probleem, São Paulo is een stad waarin weinig geslapen wordt. Het broodje warme ham van 24-uurs bar Estadão (Viaduto 9 de Julho, centrum) is bij voorbeeld een nachtelijke klassieker. Stop de klok!
-------------------------------------------------------------------------------------
Veiligheid
São Paulo is afgelopen tien jaar één van de veiligste grote Braziliaanse steden geworden. Toeristen hebben er minder last van criminaliteit dan in Rio. Daar ligt een deel van de sloppenwijken pal achter de strandwijken, terwijl de armoede in São Paulo naar de buitenwijken is verdreven. In het historische centrum is het wel oppassen geblazen (vooral voor crackverslaafden), zeker in het weekend als kantoren zijn gesloten en er weinig mensen op straat lopen.
-------------------------------------------------------------------------------------
Verkeer
Het verkeer is ergernis nummer één in São Paulo. Gelukkig is de metro wel snel, overzichtelijk en schoon. De meeste bezienswaardige wijken zijn bereikbaar per metro. Ook de benenwagen is een goed alternatief, al zijn de afstanden en de heuvels soms pittig. Pak ’s avonds de taxi. Veel straten zijn dan uitgestorven. Het kan handig zijn om het adres op een briefje te schrijven. Braziliaanse taxichauffeurs spreken nauwelijks Engels.
Topmetro
-------------------------------------------------------------------------------------
Jetset
De steenrijke elite van São Paulo is een bezienswaardigheid op zich. In ‘AAA’-disco’s als Pink Elephant betaalt een man ruim honderd euro entree en loop je kans om Ronaldo en andere bekende Brazilianen tegen het lijf te lopen. Wie zich zonder te betalen onder de jetset wil begeven, kan terecht in de Skyebar, bovenin Hotel Unique. Op het verwarmde dakterras geniet je op zachte banken van een weids uitzicht. Een watermeloencocktail kost elf euro (het hotel oogt van buiten als een stuk meloen).
-------------------------------------------------------------------------------------
Reiswijzer
KLM vliegt zeven keer per week rechtstreeks van Amsterdam naar São Paulo. Iberia en TAP bieden over het algemeen de laagste tarieven. Je maakt dan wel een overstap in respectievelijk Madrid en Lissabon.
-------------------------------------------------------------------------------------
Restaurants
Braziliaanse grill: Barbacoa, Fogo do Chão (meerdere vestigingen)
Japans: Zeni Sushi (Rua Delfina 131)
Arabisch: Al Kebab (Rua Mourato Coelho 1168)
Peruaans: Killa (Rua Tucuna 689)
Marokkaans: Tanger (Rua Fradique Coutinho 1664)
-------------------------------------------------------------------------------------
Uitgaan
Studio SP (poprock, Rua Augusta 591)
Grazie a Dio (samba rock, Rua Girassol 67)
Clash Club (elektronisch, Rua Barra Funda 969)
D-Edge (elektronisch, Alamedo Olga 170)
Canto da Ema (forró volksmuziek, Av. Brig. Faria Lima 364)
-------------------------------------------------------------------------------------
Overnachten
Vila Madalena Hostal (hostel, Rua Francisco Leitão 686)
Hotel Ibis São Paulo (midden, Rua Eduardo Viana 163)
Renaissance São Paulo (duur, Alameda Santos 2233)
Zelfs strand in São Paulo!(een vlonder bij SESC Pompeia, een oude fabriek die is opgeknapt tot een cultuur- en sportcomplex)
------------------------------------------------------------------------------------
São Paulo in één dag willen zien? Een stad van twintig miljoen inwoners? Gekkenwerk! Maar als je bezoek uit Nederland krijgt, dan draai je wat je gevraagd wordt. De enige echte Braziliaanse wereldstad staat nu eenmaal niet bekend als een paradijs voor toeristen. Dus we gaan een poging wagen. Start de klok!
Om gelijk even de kracht en het tempo van São Paulo te voelen, pakken we in de ochtendspits de metro naar het ‘Braziliaanse Manhattan', de Avenida Paulista. We kuieren tussen zakenmannen en kantoorkolossen naar het einde van de vier kilometer lange ansichtkaart van de stad.
Hier (metro Paraiso) ligt het Casa das Rosas, een oud landhuis dat mooi standhoudt tussen het betongeweld. Op het terras in een parkje vol rozen en fruitbomen kun je lekker rustig koffie drinken.
Kantoorkolos op Avenida Paulista
We lopen terug richting het Museum voor Moderne Kunst (MASP). Een topmuseum waar je de tijd voor moet nemen, dus een bezoek zit er vandaag niet in. We laten het gekrioel van ‘de Paulista’ achter ons.
Na een steile afdaling komen we uit in Bixiga, een pittoresk Italiaans wijkje vol ‘cantinas’ en gekleurde huisjes. Smeltkroes als São Paulo is, lopen we even later alweer tussen Aziatische gezichten en boeddhistische tempels in de wijk Liberdade. Hoewel deze van origine Japanse buurt gestaag wordt overgenomen door Chinezen, Koreanen en Brazilianen, blijft het een toplocatie om sushi te eten.
In een sakebar op de hoofdstraat (Galvão Bueno 364) kunnen ook exclusieve viseieren worden geproefd, ‘karasumi’, “het meest verfijnde, duurste en lekkerste aperitief voor sake.” Japanners schijnen er een moord voor te doen.
Japanse supermarkt in Liberdade
Via Liberdade lopen we het historische centrum binnen. Dat is niet bepaald moeders mooiste, zoals schoonheid sowieso niet het sterkste punt is van ‘Sampa’ (al maken we een uitzondering voor de vrouwen op straat).
Maar ook lelijkheid kan indrukwekkend zijn. Kijk maar vanaf de 35e verdieping van de Banespa-toren, waar je op doordeweekse dagen (10h-15h) gratis de lift kunt pakken. Je kunt hier op het dak een rondje lopen en je 360 graden lang vergapen aan de woekerende betonjungle.
“Ik heb nog nooit zo’n rare skyline gezien. Er is geen enkel oriëntatiepunt,” zegt mijn Nederlandse bezoek. Jammer dat de suppoost ons binnen vijf minuten wegbonjourt. Dat is gebruikelijk, vertelt hij, vanwege de beperkte ruimte boven. Begin dus gelijk met foto’s maken. Wie de tijd wil nemen voor het uitzicht, kan elders in het centrum voor zeven euro terecht op de 45e verdieping van het Edificio Italia (metro República).
Oriëntatiepunt?
Na al dat gewandel wordt het hoog tijd voor de lunch. In São Paulo heeft zowat elke keuken ter wereld een eigen restaurant, dus aan keus geen gebrek. We lopen langs het klooster van São Bento over de Rua 25 de Março.
Deze mierenhoop vormt de bekendste straatmarkt van Brazilië. Leuk om rond te kijken, maar pas een beetje op. Een aantrekkelijk geprijsde USB-stick (64 GB!)die ik hier onlangs aanschafte bij een straatventer, bleek thuis op de computer geen sjoege te geven.
Achter de Rua 25 de Março ligt een leuke eetgelegenheid: de Mercado Municipal. In deze gezellige oude markthal is werkelijk alles te krijgen op culinair gebied, van kaaimanbiefstuk tot Braziliaanse kazen tot de betere merken van de suikerrietdrank cachaça (de basis voor caipirinha, de beroemde nationale cocktail).
Culinaire anatomie van de kaaiman
De Brazilianen storten zich bij de lunch op twee traditionele snacks: het broodje mortadela (geen aanrader als je niet van moddervette worst houdt) en balletjes kabeljauw (wel erg lekker). Boven worden op volle terrassen ook visschotels en koud tapbier geserveerd.
We slenteren nog wat langs de bonte marktkramen en duiken vervolgens de metro weer in (station São Bento). Het is namelijk tijd voor de misschien wel leukste wijk van de stad, Vila Madalena.
Om te beginnen staat deze voormalige bohemienbuurt vol bloeiende tropische bomen (hibiscussen, palmen, acacia’s). Ook is het verkeer er minder dominant aanwezig dan elders in de stad. Liefhebbers van winkelen komen aan hun trekken bij de vele hippe boetiekjes, waar je de mafste dingen kunt kopen (van matroesjka’s tot Indonesische maskers).
Voor ieder wat wils in Vila Madalena
Ook het tiental restaurants waar je voor 15 à 20 euro onbeperkt sushi kunt eten, is zonder meer een sterk punt van deze heuvelachtige buurt. Maar Vila Madalena is vooral populair door de talloze kroegen.
De ‘paulistanos’ verzamelen zich na het werk rond het hart van de wijk (de kruising Rua Aspicuelta/Rua Mourato Coelho). Plots blijkt de stad van auto’s en hekken ook op straat gezellig te kunnen zijn. Cafés als Filial en Genesio zitten ook doordeweeks tot laat in de nacht vol.
Café in Vila Madalena
“Ik heb in Londen en New York gewoond, maar alleen in São Paulo gaat het echt altijd door”, vertelt een jonge Nederlandse zakenbankier.
Buiten Vila Madalena kan ook in buurten als de Rua Augusta, Barra Funda (beide meer underground) en Itaim Bibi (meer Miami-achtig) dagelijks tot in de vroege uurtjes worden doorgehaald. Van sambarock tot house tot Braziliaanse volksmuziek, er is voor ieder wat wils in deze stapstad van 1001 stammen.
Tegen het einde van de nacht nog zin om te eten? Geen probleem, São Paulo is een stad waarin weinig geslapen wordt. Het broodje warme ham van 24-uurs bar Estadão (Viaduto 9 de Julho, centrum) is bij voorbeeld een nachtelijke klassieker. Stop de klok!
-------------------------------------------------------------------------------------
Veiligheid
São Paulo is afgelopen tien jaar één van de veiligste grote Braziliaanse steden geworden. Toeristen hebben er minder last van criminaliteit dan in Rio. Daar ligt een deel van de sloppenwijken pal achter de strandwijken, terwijl de armoede in São Paulo naar de buitenwijken is verdreven. In het historische centrum is het wel oppassen geblazen (vooral voor crackverslaafden), zeker in het weekend als kantoren zijn gesloten en er weinig mensen op straat lopen.
-------------------------------------------------------------------------------------
Verkeer
Het verkeer is ergernis nummer één in São Paulo. Gelukkig is de metro wel snel, overzichtelijk en schoon. De meeste bezienswaardige wijken zijn bereikbaar per metro. Ook de benenwagen is een goed alternatief, al zijn de afstanden en de heuvels soms pittig. Pak ’s avonds de taxi. Veel straten zijn dan uitgestorven. Het kan handig zijn om het adres op een briefje te schrijven. Braziliaanse taxichauffeurs spreken nauwelijks Engels.
Topmetro
-------------------------------------------------------------------------------------
Jetset
De steenrijke elite van São Paulo is een bezienswaardigheid op zich. In ‘AAA’-disco’s als Pink Elephant betaalt een man ruim honderd euro entree en loop je kans om Ronaldo en andere bekende Brazilianen tegen het lijf te lopen. Wie zich zonder te betalen onder de jetset wil begeven, kan terecht in de Skyebar, bovenin Hotel Unique. Op het verwarmde dakterras geniet je op zachte banken van een weids uitzicht. Een watermeloencocktail kost elf euro (het hotel oogt van buiten als een stuk meloen).
-------------------------------------------------------------------------------------
Reiswijzer
KLM vliegt zeven keer per week rechtstreeks van Amsterdam naar São Paulo. Iberia en TAP bieden over het algemeen de laagste tarieven. Je maakt dan wel een overstap in respectievelijk Madrid en Lissabon.
-------------------------------------------------------------------------------------
Restaurants
Braziliaanse grill: Barbacoa, Fogo do Chão (meerdere vestigingen)
Japans: Zeni Sushi (Rua Delfina 131)
Arabisch: Al Kebab (Rua Mourato Coelho 1168)
Peruaans: Killa (Rua Tucuna 689)
Marokkaans: Tanger (Rua Fradique Coutinho 1664)
-------------------------------------------------------------------------------------
Uitgaan
Studio SP (poprock, Rua Augusta 591)
Grazie a Dio (samba rock, Rua Girassol 67)
Clash Club (elektronisch, Rua Barra Funda 969)
D-Edge (elektronisch, Alamedo Olga 170)
Canto da Ema (forró volksmuziek, Av. Brig. Faria Lima 364)
-------------------------------------------------------------------------------------
Overnachten
Vila Madalena Hostal (hostel, Rua Francisco Leitão 686)
Hotel Ibis São Paulo (midden, Rua Eduardo Viana 163)
Renaissance São Paulo (duur, Alameda Santos 2233)
Zelfs strand in São Paulo!(een vlonder bij SESC Pompeia, een oude fabriek die is opgeknapt tot een cultuur- en sportcomplex)
dinsdag, september 21, 2010
Elsevier-repo: Achterland nu voorop
Uit Elsevier van eind vorige week.
------------------------------------------------------------------------------------
Imperatriz, een provinciestad in Maranhão, de op één na armste deelstaat van Brazilië. Begin van de middag, 35 graden. Een paard en wagen sjokt langs een showroom vol glimmende terreinwagens. Bouwvakkers doen een tukje op de steigers van een nieuwe shopping mall. In dure visrestaurants langs de Tocantins-rivier lunchen de lokale rijken hun buiken rond.
De 191 miljoen inwoners van het grootste land van Zuid-Amerika zijn massaal aan het consumeren geslagen. De economie groeit als een komkommer, vooral dankzij de snel expanderende interne markt. En het land dat als laatste de slavernij afschafte, begint op sociaal vlak iets evenwichtiger te worden.
Imperatriz (250.0000 inwoners) ligt in het noordoostelijke binnenland, een regio die onder president Luiz Inácio Lula da Silva een ‘Chinese’ inhaalslag heeft gemaakt. In een recente enquête beschouwde 97% van de bewoners van Maranhão hem als een ‘goede’ of ‘uitstekende’ president.
“De stadseconomie groeit sinds 2002 met gemiddeld 14% per jaar,” zegt voorzitter Gilson Kyt van de lokale Vereniging van Handel en Industrie (ACII). Imperatriz zuigt als logistieke draaischijf de nieuwe relatieve rijkdom van deze regio naar zich toe.
De stad heeft een vliegveld, een spoor- en rivierverbinding met de kust en ligt langs de vijftig jaar oude snelweg van de hoofdstad Brasília naar de Amazonestad Belém. De zwaarbevochten weg door ooit bosrijk gebied (de hoofdingenieur vond zelfs de dood toen er in Maranhão een boom op zijn tent viel) wordt vervloekt door milieugroeperingen, maar is voor de bevolking de belangrijkste levensader.
Gilson Kyt
De meeste handel wordt gegenereerd door de veeteeltsector, vertelt Kyt op zijn Handelspaleis. “Ons potentieel komt er eindelijk uit. Dat is begonnen door de stabilisering van de economie.”
De Braziliaanse economie is afgelopen tien jaar volwassen geworden. In 2002 leidde de eerste verkiezing van Lula nog tot paniek op de beurzen. Nu maakt geen buitenlandse investeerder zich druk over de vraag wie de marktvriendelijke socialist zal opvolgen.
Na twee opeenvolgende termijnen als president mag hij volgens de kieswet niet meedoen aan de verkiezingen van 3 oktober. Voor het eerst sinds Brazilië in 1985 weer een democratie werd, prijkt zijn naam niet op het stembiljet.
In de campagne is de economie nauwelijks onderwerp van debat. Zowel de kandidaat van Lula’s Arbeiderspartij (PT), Dilma Rousseff (zie kader), als voornaamste opponent José Serra van de sociaaldemocraten (PSDB) prediken continuïteit. Een strakke rijksbegroting zal gepaard blijven gaan met sociale herverdeling.
Lula stond op zijn beurt op de schouders van zijn voorganger Fernando Henrique Cardoso. Deze partijgenoot van Serra wist in de jaren negentig de torenhoge inflatie te beteugelen met een nieuwe munt, de inmiddels keiharde Braziliaanse reaal.
Krabben
Nieuw is dat de groei in de 21e eeuw wordt aangejaagd vanuit het Braziliaanse binnenland. Eeuwenlang was dit het ruige domein van indianen en avonturiers. De Portugezen bleven als volk van zeevaarders als krabben aan de kust van hun kolonie kleven. Alle grote steden ontstonden langs de Atlantische kust.
Omwille van het evenwicht werd Brasília eind jaren vijftig in het hart van het land uit de grond gestampt. Daarna gaf de steeds sterkere Braziliaanse landbouw het achterland nog een flinke slinger. De economie helt nu minder zwaar over naar de kant van de oceaan, zo blijkt uit cijfers van economisch onderzoeksinstituut Ipea.
Het bestaande beeld van Brazilië is dat van een land met enerzijds grote kuststeden met veel armoede, maar ook middenklasse en veel rijkdom. En anderzijds de ongerepte oerwouden in het binnenland, vol met arme boertjes, waar de enige veranderingen bestaan uit het afbranden van grote stukken bos.
De gemeente Imperatriz ligt in het uiterste oosten van het officiële Amazonegebied, maar is door de (afgelopen jaren overigens sterk afgenomen) ontbossing inmiddels ver verwijderd van het Amazonewoud zelf.
De kwaliteit van het leven heeft hier allesbehalve onder geleden. Het inkomen per hoofd is afgelopen acht jaar ruim verdubbeld (over heel Brazilië steeg dit met 24% tot 7520 euro per jaar). En dat terwijl de bevolking snel groeit door de exodus uit het arme platteland van Maranhão.
Door de ontwikkeling van Imperatriz eindigen dus minder gelukszoekers in de overvolle sloppenwijken van Rio de Janeiro en São Paulo. In heel Brazilië bestaat deze trend van middelgrote binnenlandse groeisteden.
Gelokt door het verbeterde consumptiepatroon in Imperatriz, hebben Walmart en Carrefour beide plannen voor een grote supermarkt. “Ook de showrooms van buitenlandse automerken zijn allemaal nieuw hier”, juicht de journalist Conor Farias, de baas van een lokale tv-zender en krant. “Vroeger hadden we hier alleen hout- en goudhandel. Vijf jaar geleden kenden we nog amper een middenklasse.”
Volgens cijfers van de regering zijn 31 miljoen Brazilianen afgelopen acht jaar opgeklommen naar de middenklasse, die daarmee voor het eerst in de meerderheid is.
Brazilië is volgens de VN het op acht na meest ongelijke land ter wereld. Maar het verschil tussen rijk en arm wordt iets kleiner. Het Gini-coëfficiënt, een indicator voor inkomensverschillen, is dalende.
De bodem van de Braziliaanse inkomenspiramide versmalt. Dat komt vooral door de Bolsa Familia (Gezinsbeurs) van Lula. Twaalf miljoen arme families met schoolgaande kinderen krijgen een uitkering tot negentig euro per maand. Dat levert Dilma Rousseff op 3 oktober vooral veel stemmen op in het noordoosten, de thuisregio en machtsbasis van Lula.
Verder steeg het minimumloon afgelopen acht jaar met ruim 50% boven de inflatie, tot 220 euro. Tegelijkertijd werden er veertien miljoen banen gecreëerd. Brazilië blijft door de hoge rente (10,75%) een paradijs voor renteniers, maar ook laaggeschoolde arbeid begint dus een beetje te lonen.
Wolkenkrabbers in het woud
De bouwsector is de belangrijkste banenmotor. Dat terwijl de voorbereidingen voor het WK Voetbal nog op gang moeten komen, tot grote ergernis van de Fifa.
De Amazonemetropool Belém werd verrassend gepasseerd voor het WK. Desalniettemin verrijst er een imposante skyline in de zwoele stad met 2,1 miljoen inwoners en prachtige mangobomen.
Skyline Belém
“Er zijn 150 torens in aanbouw. Tot veertig verdiepingen hoog, dat is hier ongekend. En ook steden in het binnenland krijgen al een skyline”, vertelt Jose Roberto Marquez Rodrigues van de regionale bouwkoepel Sinduscon.
“Er zit in Brazilië enorm veel rek in de huizenmarkt”, vervolgt de econoom. “Het land heeft geen traditie van hypotheken. Dat begint te veranderen, vooral door de daling van inflatie en rente.”
De waarde van hypotheken bedraagt nu slechts 3% van het nationaal inkomen van Brazilië (in Nederland is dat 100%). Analisten schatten dat dit aandeel komende vijf jaar stijgt tot 10%.
Dit wordt in de hand gewerkt door een grootschalig sociaal woningbouwproject van de regering. Vorig jaar begon de bouw van een miljoen gesubsidieerde koopwoningen (à gemiddeld 35.000 euro). Het project (‘Mijn Huis, Mijn Leven’) is het stokpaard van presidentskandidaat Rousseff en bereikt honderden gemeenten over het hele land, waaronder Imperatriz en Belém.
“Hier heb ik jaren van gedroomd”, aldus de verpleegster Liliane Lopes (26) uit Belém. Ze is dolblij met haar nieuwe stulpje van 42 vierkante meter. “Nu ga ik mijn appartement meteen inrichten.”
Tweevijfde van de woningen wordt gereserveerd voor huishoudens die tot drie minimumlonen verdienen. Een staatsbank zorgt voor een goedkope lening. De afbetaling mag over dertig jaar worden uitgesmeerd. De toeloop is zo groot dat Rousseff nog twee miljoen woningen belooft als ze gekozen wordt.
In Belém is goed te merken dat ook rijkere Brazilianen goed hebben geboerd onder Lula. Er is veel nieuw geld in omloop.
Dure jachten tieren welig in de badplaatsen rond de stad. Er rijden steeds meer geblindeerde wagens door de straten. Er worden zoveel auto’s verkocht dat het verkeer dichtslibt. Sommige superrijken hoppen al liever per helikopter van toren naar toren.
’s Avonds zitten de terrassen vol op de chique Gastronomieboulevard langs de rivier. Even verderop wordt er luxe gewinkeld de nieuwe kooptempel van Belém, Boulevard Shopping. Het moderne gebouw van marmer en glas telt zeventien juwelenzaken. Op de spiegelgladde gangen ruikt het naar parfum. Buiten stroomt een open riool voorbij.
Boulevard Shopping
Het geurige contrast is een mooie illustratie van een treurig gegeven. Brazilië staat als achtste economie van de wereld op een 75e plek op de menselijke ontwikkelingsindex (HDI) van de VN (meetjaar 2007). De infrastructuur en de sociale voorzieningen blijven achter bij de economie, ondanks de hoge belastingdruk.
Om met zo’n 6% per jaar te blijven groeien, moeten de investeringen in infrastructuur (‘fysiek kapitaal’) omhoog van de huidige 18% naar zeker 25% van het nationaal inkomen, zo berekende de Beweging Efficiënt Brazilië, een onlangs door ondernemers opgerichte lobbygroep. Helemaal nu het land het WK en de Olympische Spelen mag organiseren.
Volgens de regering zijn die investeringen dit jaar voor het eerst hoger dan de kosten van het zware ambtenarenapparaat. Ook beweert ze dat de 75e plek in de genoemde VN-index achterhaald is. Sinds 2007 zijn er miljarden in riolering geïnvesteerd. In 2008 was het aantal Brazilianen met riolering gestegen tot 45% (tegen 33% in 2000). En de (bescheiden) verbeteringen in het onderwijs werken nu eenmaal langzaam door, aldus Brasília.
Lula’s gedoodverfde opvolger Rousseff denkt met veel extra oliegeld de volgende sociale slag te kunnen maken. Dankzij gigantische voorraden onder de diepzee bij Rio wordt tot 2020 een verdubbeling van de productie verwacht (nu twee miljoen vaten per dag).
Er is dus alle reden voor optimisme. Ook omdat Lula het toenemende economische gewicht diplomatiek heeft weten te verzilveren. In de mondiale fora over handel, financiën en klimaat zit Brazilië tegenwoordig aan de beslissende tafels.
De president waagde zich dit jaar zelfs in de nucleaire crisis rond Iran. Die broek bleek nog te groot. De VN-Veiligheidsraad negeerde het Braziliaans-Turks akkoord met Teheran. De sancties tegen Iran werden verscherpt, tot grote irritatie van de altijd verzoenende Lula.
Brazilië zal niet rusten tot het een permanente zetel in de Veiligheidsraad heeft veroverd. Met ‘soft power’ kweekt het over de hele wereld sympathie voor deze zaak. Onder Lula zijn in acht jaar werden veertig nieuwe ambassades geopend, met een focus op Afrika en Azië.
De grote vriendelijke reus van Zuid-Amerika is de eigen regio ontgroeid. In 2032 is Brazilië volgens Goldman Sachs de vijfde economie ter wereld. Of het daarmee ook een ontwikkeld land wordt? Rousseff zegt van wel.
“Imperatriz ligt er nog bij als een stad uit de Derde Wereld,” geeft Kyt toe. “De bestrating is slecht, er ligt overal afval. Het bedrijfsleven loopt in Brazilië harder dan de overheid. Maar de stad heeft bij voorbeeld wel al zes universiteiten. Talentvolle jongeren blijven tegenwoordig in de stad. Uiteindelijk is de vooruitgang hier niet te stoppen.”
------------------------------------------------------------------------------------
Imperatriz, een provinciestad in Maranhão, de op één na armste deelstaat van Brazilië. Begin van de middag, 35 graden. Een paard en wagen sjokt langs een showroom vol glimmende terreinwagens. Bouwvakkers doen een tukje op de steigers van een nieuwe shopping mall. In dure visrestaurants langs de Tocantins-rivier lunchen de lokale rijken hun buiken rond.
De 191 miljoen inwoners van het grootste land van Zuid-Amerika zijn massaal aan het consumeren geslagen. De economie groeit als een komkommer, vooral dankzij de snel expanderende interne markt. En het land dat als laatste de slavernij afschafte, begint op sociaal vlak iets evenwichtiger te worden.
Imperatriz (250.0000 inwoners) ligt in het noordoostelijke binnenland, een regio die onder president Luiz Inácio Lula da Silva een ‘Chinese’ inhaalslag heeft gemaakt. In een recente enquête beschouwde 97% van de bewoners van Maranhão hem als een ‘goede’ of ‘uitstekende’ president.
“De stadseconomie groeit sinds 2002 met gemiddeld 14% per jaar,” zegt voorzitter Gilson Kyt van de lokale Vereniging van Handel en Industrie (ACII). Imperatriz zuigt als logistieke draaischijf de nieuwe relatieve rijkdom van deze regio naar zich toe.
De stad heeft een vliegveld, een spoor- en rivierverbinding met de kust en ligt langs de vijftig jaar oude snelweg van de hoofdstad Brasília naar de Amazonestad Belém. De zwaarbevochten weg door ooit bosrijk gebied (de hoofdingenieur vond zelfs de dood toen er in Maranhão een boom op zijn tent viel) wordt vervloekt door milieugroeperingen, maar is voor de bevolking de belangrijkste levensader.
Gilson Kyt
De meeste handel wordt gegenereerd door de veeteeltsector, vertelt Kyt op zijn Handelspaleis. “Ons potentieel komt er eindelijk uit. Dat is begonnen door de stabilisering van de economie.”
De Braziliaanse economie is afgelopen tien jaar volwassen geworden. In 2002 leidde de eerste verkiezing van Lula nog tot paniek op de beurzen. Nu maakt geen buitenlandse investeerder zich druk over de vraag wie de marktvriendelijke socialist zal opvolgen.
Na twee opeenvolgende termijnen als president mag hij volgens de kieswet niet meedoen aan de verkiezingen van 3 oktober. Voor het eerst sinds Brazilië in 1985 weer een democratie werd, prijkt zijn naam niet op het stembiljet.
In de campagne is de economie nauwelijks onderwerp van debat. Zowel de kandidaat van Lula’s Arbeiderspartij (PT), Dilma Rousseff (zie kader), als voornaamste opponent José Serra van de sociaaldemocraten (PSDB) prediken continuïteit. Een strakke rijksbegroting zal gepaard blijven gaan met sociale herverdeling.
Lula stond op zijn beurt op de schouders van zijn voorganger Fernando Henrique Cardoso. Deze partijgenoot van Serra wist in de jaren negentig de torenhoge inflatie te beteugelen met een nieuwe munt, de inmiddels keiharde Braziliaanse reaal.
Krabben
Nieuw is dat de groei in de 21e eeuw wordt aangejaagd vanuit het Braziliaanse binnenland. Eeuwenlang was dit het ruige domein van indianen en avonturiers. De Portugezen bleven als volk van zeevaarders als krabben aan de kust van hun kolonie kleven. Alle grote steden ontstonden langs de Atlantische kust.
Omwille van het evenwicht werd Brasília eind jaren vijftig in het hart van het land uit de grond gestampt. Daarna gaf de steeds sterkere Braziliaanse landbouw het achterland nog een flinke slinger. De economie helt nu minder zwaar over naar de kant van de oceaan, zo blijkt uit cijfers van economisch onderzoeksinstituut Ipea.
Het bestaande beeld van Brazilië is dat van een land met enerzijds grote kuststeden met veel armoede, maar ook middenklasse en veel rijkdom. En anderzijds de ongerepte oerwouden in het binnenland, vol met arme boertjes, waar de enige veranderingen bestaan uit het afbranden van grote stukken bos.
De gemeente Imperatriz ligt in het uiterste oosten van het officiële Amazonegebied, maar is door de (afgelopen jaren overigens sterk afgenomen) ontbossing inmiddels ver verwijderd van het Amazonewoud zelf.
De kwaliteit van het leven heeft hier allesbehalve onder geleden. Het inkomen per hoofd is afgelopen acht jaar ruim verdubbeld (over heel Brazilië steeg dit met 24% tot 7520 euro per jaar). En dat terwijl de bevolking snel groeit door de exodus uit het arme platteland van Maranhão.
Door de ontwikkeling van Imperatriz eindigen dus minder gelukszoekers in de overvolle sloppenwijken van Rio de Janeiro en São Paulo. In heel Brazilië bestaat deze trend van middelgrote binnenlandse groeisteden.
Gelokt door het verbeterde consumptiepatroon in Imperatriz, hebben Walmart en Carrefour beide plannen voor een grote supermarkt. “Ook de showrooms van buitenlandse automerken zijn allemaal nieuw hier”, juicht de journalist Conor Farias, de baas van een lokale tv-zender en krant. “Vroeger hadden we hier alleen hout- en goudhandel. Vijf jaar geleden kenden we nog amper een middenklasse.”
Volgens cijfers van de regering zijn 31 miljoen Brazilianen afgelopen acht jaar opgeklommen naar de middenklasse, die daarmee voor het eerst in de meerderheid is.
Brazilië is volgens de VN het op acht na meest ongelijke land ter wereld. Maar het verschil tussen rijk en arm wordt iets kleiner. Het Gini-coëfficiënt, een indicator voor inkomensverschillen, is dalende.
De bodem van de Braziliaanse inkomenspiramide versmalt. Dat komt vooral door de Bolsa Familia (Gezinsbeurs) van Lula. Twaalf miljoen arme families met schoolgaande kinderen krijgen een uitkering tot negentig euro per maand. Dat levert Dilma Rousseff op 3 oktober vooral veel stemmen op in het noordoosten, de thuisregio en machtsbasis van Lula.
Verder steeg het minimumloon afgelopen acht jaar met ruim 50% boven de inflatie, tot 220 euro. Tegelijkertijd werden er veertien miljoen banen gecreëerd. Brazilië blijft door de hoge rente (10,75%) een paradijs voor renteniers, maar ook laaggeschoolde arbeid begint dus een beetje te lonen.
Wolkenkrabbers in het woud
De bouwsector is de belangrijkste banenmotor. Dat terwijl de voorbereidingen voor het WK Voetbal nog op gang moeten komen, tot grote ergernis van de Fifa.
De Amazonemetropool Belém werd verrassend gepasseerd voor het WK. Desalniettemin verrijst er een imposante skyline in de zwoele stad met 2,1 miljoen inwoners en prachtige mangobomen.
Skyline Belém
“Er zijn 150 torens in aanbouw. Tot veertig verdiepingen hoog, dat is hier ongekend. En ook steden in het binnenland krijgen al een skyline”, vertelt Jose Roberto Marquez Rodrigues van de regionale bouwkoepel Sinduscon.
“Er zit in Brazilië enorm veel rek in de huizenmarkt”, vervolgt de econoom. “Het land heeft geen traditie van hypotheken. Dat begint te veranderen, vooral door de daling van inflatie en rente.”
De waarde van hypotheken bedraagt nu slechts 3% van het nationaal inkomen van Brazilië (in Nederland is dat 100%). Analisten schatten dat dit aandeel komende vijf jaar stijgt tot 10%.
Dit wordt in de hand gewerkt door een grootschalig sociaal woningbouwproject van de regering. Vorig jaar begon de bouw van een miljoen gesubsidieerde koopwoningen (à gemiddeld 35.000 euro). Het project (‘Mijn Huis, Mijn Leven’) is het stokpaard van presidentskandidaat Rousseff en bereikt honderden gemeenten over het hele land, waaronder Imperatriz en Belém.
“Hier heb ik jaren van gedroomd”, aldus de verpleegster Liliane Lopes (26) uit Belém. Ze is dolblij met haar nieuwe stulpje van 42 vierkante meter. “Nu ga ik mijn appartement meteen inrichten.”
Tweevijfde van de woningen wordt gereserveerd voor huishoudens die tot drie minimumlonen verdienen. Een staatsbank zorgt voor een goedkope lening. De afbetaling mag over dertig jaar worden uitgesmeerd. De toeloop is zo groot dat Rousseff nog twee miljoen woningen belooft als ze gekozen wordt.
In Belém is goed te merken dat ook rijkere Brazilianen goed hebben geboerd onder Lula. Er is veel nieuw geld in omloop.
Dure jachten tieren welig in de badplaatsen rond de stad. Er rijden steeds meer geblindeerde wagens door de straten. Er worden zoveel auto’s verkocht dat het verkeer dichtslibt. Sommige superrijken hoppen al liever per helikopter van toren naar toren.
’s Avonds zitten de terrassen vol op de chique Gastronomieboulevard langs de rivier. Even verderop wordt er luxe gewinkeld de nieuwe kooptempel van Belém, Boulevard Shopping. Het moderne gebouw van marmer en glas telt zeventien juwelenzaken. Op de spiegelgladde gangen ruikt het naar parfum. Buiten stroomt een open riool voorbij.
Boulevard Shopping
Het geurige contrast is een mooie illustratie van een treurig gegeven. Brazilië staat als achtste economie van de wereld op een 75e plek op de menselijke ontwikkelingsindex (HDI) van de VN (meetjaar 2007). De infrastructuur en de sociale voorzieningen blijven achter bij de economie, ondanks de hoge belastingdruk.
Om met zo’n 6% per jaar te blijven groeien, moeten de investeringen in infrastructuur (‘fysiek kapitaal’) omhoog van de huidige 18% naar zeker 25% van het nationaal inkomen, zo berekende de Beweging Efficiënt Brazilië, een onlangs door ondernemers opgerichte lobbygroep. Helemaal nu het land het WK en de Olympische Spelen mag organiseren.
Volgens de regering zijn die investeringen dit jaar voor het eerst hoger dan de kosten van het zware ambtenarenapparaat. Ook beweert ze dat de 75e plek in de genoemde VN-index achterhaald is. Sinds 2007 zijn er miljarden in riolering geïnvesteerd. In 2008 was het aantal Brazilianen met riolering gestegen tot 45% (tegen 33% in 2000). En de (bescheiden) verbeteringen in het onderwijs werken nu eenmaal langzaam door, aldus Brasília.
Lula’s gedoodverfde opvolger Rousseff denkt met veel extra oliegeld de volgende sociale slag te kunnen maken. Dankzij gigantische voorraden onder de diepzee bij Rio wordt tot 2020 een verdubbeling van de productie verwacht (nu twee miljoen vaten per dag).
Er is dus alle reden voor optimisme. Ook omdat Lula het toenemende economische gewicht diplomatiek heeft weten te verzilveren. In de mondiale fora over handel, financiën en klimaat zit Brazilië tegenwoordig aan de beslissende tafels.
De president waagde zich dit jaar zelfs in de nucleaire crisis rond Iran. Die broek bleek nog te groot. De VN-Veiligheidsraad negeerde het Braziliaans-Turks akkoord met Teheran. De sancties tegen Iran werden verscherpt, tot grote irritatie van de altijd verzoenende Lula.
Brazilië zal niet rusten tot het een permanente zetel in de Veiligheidsraad heeft veroverd. Met ‘soft power’ kweekt het over de hele wereld sympathie voor deze zaak. Onder Lula zijn in acht jaar werden veertig nieuwe ambassades geopend, met een focus op Afrika en Azië.
De grote vriendelijke reus van Zuid-Amerika is de eigen regio ontgroeid. In 2032 is Brazilië volgens Goldman Sachs de vijfde economie ter wereld. Of het daarmee ook een ontwikkeld land wordt? Rousseff zegt van wel.
“Imperatriz ligt er nog bij als een stad uit de Derde Wereld,” geeft Kyt toe. “De bestrating is slecht, er ligt overal afval. Het bedrijfsleven loopt in Brazilië harder dan de overheid. Maar de stad heeft bij voorbeeld wel al zes universiteiten. Talentvolle jongeren blijven tegenwoordig in de stad. Uiteindelijk is de vooruitgang hier niet te stoppen.”
maandag, augustus 09, 2010
Lief Land
Column uit de krant van vandaag.
------------------------------------------------------------------------------------
Brazilië staat bekend om zijn relaxte omgangsvormen. Mijn ouders reizen momenteel door Brazilië en ze worden er verlegen van.
Beide zijn leraar, maar hier lijken ze soms wel filmsterren. Op straat worden ze van alle kanten begroet en toegelachen. Afgewimpelde verkopers op het strand reageren met een vriendelijk knikje of een opgestoken duim. Het horecapersoneel is overal beleefd en behulpzaam.
Na een festival in de swingende strandstad São Luis stonden we als haringen in een ton in een stadsbus. De chauffeur deed er een schepje bovenop en schudde de passagiers twintig minuten lang als een centrifuge door elkaar. De typisch Braziliaanse reactie: iedereen lachen.
“Wat een lief land is dit”, zei mijn vader verbaasd. “Het lijkt wel alsof iedereen een engeltje op zijn schouder heeft dat continu influistert: ‘Het gaat goed, wees blij, wees gelukkig.’”
Goed, een reisgenoot uit Martinique droeg dan wel pepperspray bij zich omdat hij al drie keer was beroofd in de Amazonestad Belém. Maar verder doen de Brazilianen er alles aan om de gasten op hun gemak te stellen.
Brazilië is een jong land met een jonge bevolking. Wat gaat er gebeuren nu de Zuid-Amerikaanse reus volwassen wordt? Het land raakt beetje bij beetje strakker georganiseerd. Blijven de mensen in de toekomst zo speels en vrolijk met elkaar omgaan?
Mijn ervaringen in São Paulo stemmen hoopvol. Ook in de meest volgroeide stad van het land is de communicatie doordesemd van de ‘calor humano’ (menselijke warmte).
Arm en rijk houden zich keurig aan de gedragscode van de ‘homem cordial’ (hoffelijke mens), zoals de Braziliaan ooit werd getypeerd door de antropoloog Sergio Buarque de Holanda. We lijken met een diepgeworteld cultureel fenomeen te maken te hebben.
De dikke laag suiker over al het contact heeft overigens wel een schaduwkant. Als iedereen aardig tegen je doet, hoe weet je dan wat de ander echt van je vindt?
Menig buitenlander vindt het lastig om blijvende vriendschappen met Brazilianen op te bouwen.
Maar daarvoor zijn mijn enthousiaste ouders ook niet op vakantie gegaan.
------------------------------------------------------------------------------------
Brazilië staat bekend om zijn relaxte omgangsvormen. Mijn ouders reizen momenteel door Brazilië en ze worden er verlegen van.
Beide zijn leraar, maar hier lijken ze soms wel filmsterren. Op straat worden ze van alle kanten begroet en toegelachen. Afgewimpelde verkopers op het strand reageren met een vriendelijk knikje of een opgestoken duim. Het horecapersoneel is overal beleefd en behulpzaam.
Na een festival in de swingende strandstad São Luis stonden we als haringen in een ton in een stadsbus. De chauffeur deed er een schepje bovenop en schudde de passagiers twintig minuten lang als een centrifuge door elkaar. De typisch Braziliaanse reactie: iedereen lachen.
“Wat een lief land is dit”, zei mijn vader verbaasd. “Het lijkt wel alsof iedereen een engeltje op zijn schouder heeft dat continu influistert: ‘Het gaat goed, wees blij, wees gelukkig.’”
Goed, een reisgenoot uit Martinique droeg dan wel pepperspray bij zich omdat hij al drie keer was beroofd in de Amazonestad Belém. Maar verder doen de Brazilianen er alles aan om de gasten op hun gemak te stellen.
Brazilië is een jong land met een jonge bevolking. Wat gaat er gebeuren nu de Zuid-Amerikaanse reus volwassen wordt? Het land raakt beetje bij beetje strakker georganiseerd. Blijven de mensen in de toekomst zo speels en vrolijk met elkaar omgaan?
Mijn ervaringen in São Paulo stemmen hoopvol. Ook in de meest volgroeide stad van het land is de communicatie doordesemd van de ‘calor humano’ (menselijke warmte).
Arm en rijk houden zich keurig aan de gedragscode van de ‘homem cordial’ (hoffelijke mens), zoals de Braziliaan ooit werd getypeerd door de antropoloog Sergio Buarque de Holanda. We lijken met een diepgeworteld cultureel fenomeen te maken te hebben.
De dikke laag suiker over al het contact heeft overigens wel een schaduwkant. Als iedereen aardig tegen je doet, hoe weet je dan wat de ander echt van je vindt?
Menig buitenlander vindt het lastig om blijvende vriendschappen met Brazilianen op te bouwen.
Maar daarvoor zijn mijn enthousiaste ouders ook niet op vakantie gegaan.
zaterdag, augustus 07, 2010
Treinvervoer leeft op in Brazilië
Uit de krant van vandaag.
----------------------------------------------------------------------------------
De trein maakt in Brazilië een comeback. Er komt een hsl-lijn tussen Rio de Janeiro en São Paulo. Elders in het land worden duizenden kilometers goederenspoor gelegd.
De ‘trem bala’ (kogeltrein) zal de vijfhonderd kilometer tussen de twee metropolen in anderhalf uur afraffelen. De lijn moet voor de Olympische Spelen van 2016 (in Rio) klaar zijn. Prijskaartje: 14,3 miljard euro.
Geïnteresseerd in de megaklus zijn bedrijven uit China, Frankrijk, Duitsland en Japan. De bieder die het goedkoopste treinkaartje belooft (maximumtarief: 90 euro), wint komende maanden de aanbesteding.
De regering neemt een 33%-aandeel in het project en zorgt voor een gunstige lening. Het is de bedoeling dat de hsl-technologie later voor meer lijnen wordt gebruikt.
Het ooit florerende Braziliaanse spoor zit al vijftig jaar in het slop. Met 29.000 km rails blijft het continentale land achter bij de andere BRIC-landen India (64.000), China (77.800) en Rusland (87.200). Het meeste spoor is bestemd voor goederentransport.
Sinds 1960 daalde het aantal passagiers van honderd naar amper anderhalf miljoen per jaar. Politici gaven de voorkeur aan vervoer op vier wielen en vliegen. In het achterland van São Paulo staan overwoekerde spookstations die eind 19e eeuw nog aan de wieg stonden van de groei van de wereldstad.
Dat Brazilianen wel degelijk graag per trein reizen, blijkt op de noordelijke IJzerlijn van São Luis naar Parauapebas, één van de laatste lange passagierslijnen. Bij vertrek is het ruim vijfhonderd meter lange gevaarte vrijwel tot de laatste stoel gevuld.
“Je wordt er niet zo moe van als van reizen per bus”, zegt student Katiana Miranda Marques (21) in haar goedkope 1e-klasse-stoel. “En het is veiliger. De wegen zijn hier slecht en gevaarlijk. De trein is alleen een beetje langzaam.”
Met tachtig kilometer per uur glijdt de dieseltrein langs palmbossen, eucalyptusbomen, indianenreservaten en ledige dorpjes.
“Voor de lokale bevolking is dit echt een uitkomst”, vertelt treininspecteur Rubinaldo Pinto terwijl hij een tussentijd op zijn blocnote noteert. Hij werkt voor de mijnbouwgigant Vale. Het bedrijf is verplicht om de lijn runnen als tegenprestatie voor zijn lucratieve transport van ijzererts op het spoor.
“Het is zwaar verliesgevend voor ons. Méér passagiersvervoer kan alleen als de regering fors de portemonnee trekt.”
De trein van São Luis naar Parauapebas rijdt drie keer per week op en neer
----------------------------------------------------------------------------------
De trein maakt in Brazilië een comeback. Er komt een hsl-lijn tussen Rio de Janeiro en São Paulo. Elders in het land worden duizenden kilometers goederenspoor gelegd.
De ‘trem bala’ (kogeltrein) zal de vijfhonderd kilometer tussen de twee metropolen in anderhalf uur afraffelen. De lijn moet voor de Olympische Spelen van 2016 (in Rio) klaar zijn. Prijskaartje: 14,3 miljard euro.
Geïnteresseerd in de megaklus zijn bedrijven uit China, Frankrijk, Duitsland en Japan. De bieder die het goedkoopste treinkaartje belooft (maximumtarief: 90 euro), wint komende maanden de aanbesteding.
De regering neemt een 33%-aandeel in het project en zorgt voor een gunstige lening. Het is de bedoeling dat de hsl-technologie later voor meer lijnen wordt gebruikt.
Het ooit florerende Braziliaanse spoor zit al vijftig jaar in het slop. Met 29.000 km rails blijft het continentale land achter bij de andere BRIC-landen India (64.000), China (77.800) en Rusland (87.200). Het meeste spoor is bestemd voor goederentransport.
Sinds 1960 daalde het aantal passagiers van honderd naar amper anderhalf miljoen per jaar. Politici gaven de voorkeur aan vervoer op vier wielen en vliegen. In het achterland van São Paulo staan overwoekerde spookstations die eind 19e eeuw nog aan de wieg stonden van de groei van de wereldstad.
Dat Brazilianen wel degelijk graag per trein reizen, blijkt op de noordelijke IJzerlijn van São Luis naar Parauapebas, één van de laatste lange passagierslijnen. Bij vertrek is het ruim vijfhonderd meter lange gevaarte vrijwel tot de laatste stoel gevuld.
“Je wordt er niet zo moe van als van reizen per bus”, zegt student Katiana Miranda Marques (21) in haar goedkope 1e-klasse-stoel. “En het is veiliger. De wegen zijn hier slecht en gevaarlijk. De trein is alleen een beetje langzaam.”
Met tachtig kilometer per uur glijdt de dieseltrein langs palmbossen, eucalyptusbomen, indianenreservaten en ledige dorpjes.
“Voor de lokale bevolking is dit echt een uitkomst”, vertelt treininspecteur Rubinaldo Pinto terwijl hij een tussentijd op zijn blocnote noteert. Hij werkt voor de mijnbouwgigant Vale. Het bedrijf is verplicht om de lijn runnen als tegenprestatie voor zijn lucratieve transport van ijzererts op het spoor.
“Het is zwaar verliesgevend voor ons. Méér passagiersvervoer kan alleen als de regering fors de portemonnee trekt.”
De trein van São Luis naar Parauapebas rijdt drie keer per week op en neer
zondag, augustus 01, 2010
Column Rondkomen
Stond laatst in De Telegraaf.
------------------------------------------------------------------------------------
Denk je in een land te wonen dat ’booming’ is, blijkt ruim twee derde van de huishoudens niet rond te komen. Dat meldde het Braziliaanse CBS (IBGE) onlangs.
De koopkracht zit onder president Lula in de lift. De inkomens zijn gestegen en de inflatie ligt aan de ketting.
Maar Brazilianen lijken wel verslaafd aan schulden. Het beetje extra geld in kas wordt gelijk weer uitgegeven.
Ik ken een alleenstaande 31-jarige architect die met 2000 euro een schappelijk inkomen heeft. Toch staat ze continu in het rood.
Autorijden, uitgaan, in een leuke buurt wonen, wie wil dat immers niet? Zorgen over de wurgende creditcardrentes maakt ze zich niet. Een beetje Nederlander zou er doodnerveus van worden.
Ik mag graag kijken naar de column Huishoudboekje (’Conta Pessoal’) van de tvzender Globo News. Onlangs legde een financieel specialist de kijkers geduldig uit dat de 13e maand niet is bedoeld om schulden af te betalen.
Ene William reageerde: „Maar ik raak in januari al in de problemen. Dan moeten de schoolboeken en de autobelasting worden betaald. En carnavalskleding natuurlijk, want ik blijf een Braziliaan.” Volgende kwestie: „Ik heb geen geld en ik wil een auto kopen. Hoe doe ik dat?”
Dat krijg je kennelijk in een land waar je vroeger met je salaris naar de winkel moest rennen, zo hoog was de inflatie.
Gezegd mag trouwens dat het gegoochel met afbetalingen voor armere Brazilianen vaak bittere noodzaak is. Het is lastig rondkomen in São Paulo, de duurste stad van Latijns-Amerika volgens recent onderzoek van Mercer.
Neem mijn huishoudster Fatima. Een dik, lief, hardwerkend vrouwtje dat de sprong heeft gemaakt naar de nieuwe middenklasse waar Lula zo trots op is.
Je kunt haar kwaad krijgen met een campagnetekst van Lula’s waarschijnlijke opvolger, Dilma Rousseff: ’Brazilianen eten tegenwoordig biefstuk en Danone.’
Fatima verdient omgerekend 700 euro per maand. Vorige week wilde ze 900 euro van me lenen. „Heus niet om luxedingen te kopen. Hoezo biefstuk? Ik zou graag sparen, maar ik houd geen cent over.”
------------------------------------------------------------------------------------
Denk je in een land te wonen dat ’booming’ is, blijkt ruim twee derde van de huishoudens niet rond te komen. Dat meldde het Braziliaanse CBS (IBGE) onlangs.
De koopkracht zit onder president Lula in de lift. De inkomens zijn gestegen en de inflatie ligt aan de ketting.
Maar Brazilianen lijken wel verslaafd aan schulden. Het beetje extra geld in kas wordt gelijk weer uitgegeven.
Ik ken een alleenstaande 31-jarige architect die met 2000 euro een schappelijk inkomen heeft. Toch staat ze continu in het rood.
Autorijden, uitgaan, in een leuke buurt wonen, wie wil dat immers niet? Zorgen over de wurgende creditcardrentes maakt ze zich niet. Een beetje Nederlander zou er doodnerveus van worden.
Ik mag graag kijken naar de column Huishoudboekje (’Conta Pessoal’) van de tvzender Globo News. Onlangs legde een financieel specialist de kijkers geduldig uit dat de 13e maand niet is bedoeld om schulden af te betalen.
Ene William reageerde: „Maar ik raak in januari al in de problemen. Dan moeten de schoolboeken en de autobelasting worden betaald. En carnavalskleding natuurlijk, want ik blijf een Braziliaan.” Volgende kwestie: „Ik heb geen geld en ik wil een auto kopen. Hoe doe ik dat?”
Dat krijg je kennelijk in een land waar je vroeger met je salaris naar de winkel moest rennen, zo hoog was de inflatie.
Gezegd mag trouwens dat het gegoochel met afbetalingen voor armere Brazilianen vaak bittere noodzaak is. Het is lastig rondkomen in São Paulo, de duurste stad van Latijns-Amerika volgens recent onderzoek van Mercer.
Neem mijn huishoudster Fatima. Een dik, lief, hardwerkend vrouwtje dat de sprong heeft gemaakt naar de nieuwe middenklasse waar Lula zo trots op is.
Je kunt haar kwaad krijgen met een campagnetekst van Lula’s waarschijnlijke opvolger, Dilma Rousseff: ’Brazilianen eten tegenwoordig biefstuk en Danone.’
Fatima verdient omgerekend 700 euro per maand. Vorige week wilde ze 900 euro van me lenen. „Heus niet om luxedingen te kopen. Hoezo biefstuk? Ik zou graag sparen, maar ik houd geen cent over.”
maandag, juni 28, 2010
Babylama's, cocabier en de gouden dwerg
Uit de reiskrant.
------------------------------------------------------------------------------------
La Paz hoort bij de kleurrijkste steden van Zuid-Amerika. Bovendien is de Boliviaanse bergmetropool spotgoedkoop, relatief veilig en vertrekpunt voor veel uitstapjes in de omgeving. Maar wie alleen op vakantie gaat om uit te rusten, kan het enerverende La Paz beter aan zich voorbij laten gaan.
De eerste impressie van het Den Haag van Bolivia (La Paz is wel de regeringszetel maar niet de hoofdstad van het land) is alvast adembenemend. Komend vanaf het vliegveld op de naastgelegen hoogvlakte kukelt ons busje pardoes een grote kom in. Gadegeslagen door zes kilometer lange Andesreuzen storten we onder luid getoeter de diepte in.
In een kom kukelen bij aankomst
Eenmaal ‘beneden’ – La Paz ligt nog altijd 3650 meter hoog – weet je bij de eerste wandeling niet waar je kijken moet. Indiaanse vrouwen met lange vlechten gaan verstopt onder bolhoeden en felgekleurde plooirokken over straat. Gifgroene Dodge-bussen toeteren zich een baan door het knotsgekke verkeer. En algauw blijkt dat La Paz één grote exotische straatmarkt is. Naar een supermarkt hoef je dus niet te zoeken.
Als laaglander hijg je wel wat af in de ijle lucht. Maar de gevreesde misselijkheid en hoofdpijn blijven in mijn geval achterwege. Wel verraderlijk (en lekker!) is de felle hoogtezon, dus vergeet niet om een robuuste zonnebrand in de koffer te stoppen.
Mijn hotelletje tegenover de San Francisco-kerk blijkt op een steenworp van de heksenmarkt (‘Mercado de Brujas’) te liggen. Niet geschikt voor zwakke magen! Het koopwaar bestaat uit dode babylama’s en foetussen. Waarom? “Je kunt hen op een vuurtje offeren aan Moeder Aarde, dat brengt geluk. Veel jonge dieren zouden de winter toch niet overleven”, aldus een verkoopster.
Babylama's te koop
Naast markten wemelt het in La Paz van de musea. Alhoewel wat amateuristisch van opzet, is het cocamuseum één van de meest interessante. Bij de ingang kunnen gelijk wat cocabladeren in de wang worden gepropt. Vergeet niet er wat kalkpoeder bij te likken, opdat de alkaloïden in de bladeren beter oplossen en de mond licht verdoofd raakt.
Vervolgens krijgen de bezoekers een boekje met informatie uitgereikt, dat ook beschikbaar is in het Nederlands. Daarin leggen de Bolivianen fijntjes uit dat het cocablad in de Andes al millennia wordt gebruikt tegen honger en vermoeidheid. Pas nadat een 19e-eeuwse Duitse chemicus er cocaïne van brouwt, raakt de plant gaandeweg uit de gratie in het buitenland.
“Het is alsof je ijzererts verbiedt omdat er antipersoonsmijnen van worden gemaakt”, concluderen de Bolivianen geïrriteerd. Boven in het Cocacafé kan proefondervindelijk kennis worden gemaakt met de veelzijdigheid van het heilige blaadje. Op het menu staan onder meer cocabier, cocakoffie en - doe is gek - coca-cheesecake.
Na wat potjes cocasnoep te hebben ingeslagen voor het thuisfront gaat het terug naar de Calle Sagarnaga, een smal en steil slenterstraatje vol reisbureaus en souvenirwinkels. In plaats van ‘gewoon’ terug te lopen naar Plaza San Francisco, besluit ik op aanraden van een Boliviaanse vriend hogerop een kijkje te nemen op de Algemene Begraafplaats van La Paz.
Na andermaal wat enerverende ervaringen in het verkeer (zo langzamerhand begin ik te begrijpen dat een overstekende voetganger zich gewoon voor de auto’s moet werpen – de meeste bestuurders lijken daar in ieder geval op te rekenen) is de rust van het kerkhof een verademing. Je hebt op deze hoogte al een aardig uitzicht over de stad.
Mooi is het ook om te kijken naar de levendige economie die tussen de bomen en dodenmuren is ontstaan. Zo zijn er ladderverhuurders, een huilvrouwtje (inderdaad, zij laat zich betalen voor haar tranen) en een tiental zwartgeklede troubadours die de rouwende families voor anderhalve euro trakteren op nummers als ‘I wish you were here’ van Pink Floyd.
“Maar het populairste lied is Despedida de Tarija (Afscheid van Tarija),” vertelt de Boliviaanse bard Serafin Calisaya. Er staat een zekere tragiek in zijn gezicht gebeiteld en hij blijkt ontroerend mooi te kunnen zingen. En wie het Spaans machtig is, kan hij ook gloedvol vertellen over de gouden dwerg en de witte verloofde die ’s nachts over de begraafplaats dolen.
Intussen zien de bewakers op het kerkhof erop toe dat er geen hekserij plaatsvindt bij de graven, zoals het populaire offer van de genoemde babylama’s.
Serafin Calisaya, rouwmuzikant
Na deze stevige dosis couleur locale pak ik een taxi terug naar beneden naar de meest westerse straat van de stad, El Prado. Het is etenstijd en hier liggen de betere restaurants (zie kader).
Vroeger was dit trouwens verboden terrein voor indianen, maar nu flaneren de bolhoedvrouwen trots mee op de gezellige boulevard. Zo merk je ook als toerist dat Bolivia op drift is nu het in Evo Morales voor het eerst een indiaan als president heeft.
In de loop van de avond zoekt het stappubliek zijn heil op en rond het geanimeerde Plaza Abaroa in de wijk Sopocachi. La Paz is geen non-stop uitgaansstad als São Paulo of Buenos Aires, maar er zijn zat mogelijkheden om door tot de halen tot de vroege uurtjes (bij voorbeeld in de club Forum).
Maar blijf ’s ochtends niet te lang in bed liggen, want ook in de omgeving van La Paz is er nog een hoop te zien (zie kaders).
-------------------------------------------------------------------------------------
Eten en drinken
Het is echt niet zo dat de Bolivianen alleen maar lamavlees eten. Kijk maar naar de vele kiprestaurantjes in La Paz. Maar het vlees van het koddige dier is het proeven waard. Het is stevig en heeft een sterke, moeilijk te definiëren smaak. Café-restaurant Marbella op El Prado specialiseert zich bij voorbeeld in lamagerechten.
Als toetje bezoekt u één van de vele ijssalons op deze gezellige boulevard. Of u koopt naar Boliviaanse gebruik een bekertje gelatine op straat. Voor een kwartje kan het zoet worden weggespoeld bij verkopers van verse sinaasappelsap.
Veiligheid
Om geen risico te lopen is het aan te raden om de bovengelegen satellietstad van La Paz, El Alto, te mijden. Het gaat er hier wat ruiger aan toe en tussen de overwegend indiaanse bevolking valt een Nederlander extra op. Op de heksenmarkt van El Alto – wel minder toeristisch dan die van La Paz – werd de Telegraaf-verslaggever gelijk belaagd door zakkenrollers.
Schrik in La Paz overigens niet als er iemand met een bivakmuts naar uw voeten grijpt. Dit hoofddeksel geldt namelijk als ‘dress code’ van het lokale schoenpoetsersgilde.
Excursies in de omgeving
In hotels in La Paz (Hotel Naira bij Plaza San Francisco is een aanrader voor wie geen overdreven luxe zoekt) is een reeks excursies buiten de stad te boeken. De Valle de la Luna (een prachtig maanlandschap), de Andes-toppen Chacaltaya (afhankelijk van de sneeuwval ook te beklimmen per auto) en Huayna Potosi (6088m, zie foto's), de ruïnes van Tiwanaku en Isla del Sol (Zonne-eiland) in het Titicacameer zijn stuk voor stuk meer dan de moeite waard.
Het meest spectaculair is misschien wel de fietsafdaling over El Camino de la Muerte (Dodenweg) – niet zo gevaarlijk als de naam doet vermoeden, mits vergezeld van een gids.
Er zijn geen rechtstreekse vluchten van Nederland naar La Paz. Air France-KLM vliegt wel direct naar São Paulo en Lima. Vandaar bieden respectievelijk TAM en TACA vluchten naar La Paz.
Wie zeker wil zijn dat de eerste vakantiedagen niet worden verpest door hoogteziekte, kan de Bolivia-reis beter in een lager gelegen stad beginnen, zoals Sucre (2900m) of Santa Cruz (400m).
Regionaal busvervoer is goed geregeld en – zoals alles in Bolivia – spotgoedkoop. Wie ’s nachts reist, kan wel beter de bedbus (‘bus cama’) pakken, want de gemiddelde Boliviaan heeft korte benen.
------------------------------------------------------------------------------------
La Paz hoort bij de kleurrijkste steden van Zuid-Amerika. Bovendien is de Boliviaanse bergmetropool spotgoedkoop, relatief veilig en vertrekpunt voor veel uitstapjes in de omgeving. Maar wie alleen op vakantie gaat om uit te rusten, kan het enerverende La Paz beter aan zich voorbij laten gaan.
De eerste impressie van het Den Haag van Bolivia (La Paz is wel de regeringszetel maar niet de hoofdstad van het land) is alvast adembenemend. Komend vanaf het vliegveld op de naastgelegen hoogvlakte kukelt ons busje pardoes een grote kom in. Gadegeslagen door zes kilometer lange Andesreuzen storten we onder luid getoeter de diepte in.
In een kom kukelen bij aankomst
Eenmaal ‘beneden’ – La Paz ligt nog altijd 3650 meter hoog – weet je bij de eerste wandeling niet waar je kijken moet. Indiaanse vrouwen met lange vlechten gaan verstopt onder bolhoeden en felgekleurde plooirokken over straat. Gifgroene Dodge-bussen toeteren zich een baan door het knotsgekke verkeer. En algauw blijkt dat La Paz één grote exotische straatmarkt is. Naar een supermarkt hoef je dus niet te zoeken.
Als laaglander hijg je wel wat af in de ijle lucht. Maar de gevreesde misselijkheid en hoofdpijn blijven in mijn geval achterwege. Wel verraderlijk (en lekker!) is de felle hoogtezon, dus vergeet niet om een robuuste zonnebrand in de koffer te stoppen.
Mijn hotelletje tegenover de San Francisco-kerk blijkt op een steenworp van de heksenmarkt (‘Mercado de Brujas’) te liggen. Niet geschikt voor zwakke magen! Het koopwaar bestaat uit dode babylama’s en foetussen. Waarom? “Je kunt hen op een vuurtje offeren aan Moeder Aarde, dat brengt geluk. Veel jonge dieren zouden de winter toch niet overleven”, aldus een verkoopster.
Babylama's te koop
Naast markten wemelt het in La Paz van de musea. Alhoewel wat amateuristisch van opzet, is het cocamuseum één van de meest interessante. Bij de ingang kunnen gelijk wat cocabladeren in de wang worden gepropt. Vergeet niet er wat kalkpoeder bij te likken, opdat de alkaloïden in de bladeren beter oplossen en de mond licht verdoofd raakt.
Vervolgens krijgen de bezoekers een boekje met informatie uitgereikt, dat ook beschikbaar is in het Nederlands. Daarin leggen de Bolivianen fijntjes uit dat het cocablad in de Andes al millennia wordt gebruikt tegen honger en vermoeidheid. Pas nadat een 19e-eeuwse Duitse chemicus er cocaïne van brouwt, raakt de plant gaandeweg uit de gratie in het buitenland.
“Het is alsof je ijzererts verbiedt omdat er antipersoonsmijnen van worden gemaakt”, concluderen de Bolivianen geïrriteerd. Boven in het Cocacafé kan proefondervindelijk kennis worden gemaakt met de veelzijdigheid van het heilige blaadje. Op het menu staan onder meer cocabier, cocakoffie en - doe is gek - coca-cheesecake.
Na wat potjes cocasnoep te hebben ingeslagen voor het thuisfront gaat het terug naar de Calle Sagarnaga, een smal en steil slenterstraatje vol reisbureaus en souvenirwinkels. In plaats van ‘gewoon’ terug te lopen naar Plaza San Francisco, besluit ik op aanraden van een Boliviaanse vriend hogerop een kijkje te nemen op de Algemene Begraafplaats van La Paz.
Na andermaal wat enerverende ervaringen in het verkeer (zo langzamerhand begin ik te begrijpen dat een overstekende voetganger zich gewoon voor de auto’s moet werpen – de meeste bestuurders lijken daar in ieder geval op te rekenen) is de rust van het kerkhof een verademing. Je hebt op deze hoogte al een aardig uitzicht over de stad.
Mooi is het ook om te kijken naar de levendige economie die tussen de bomen en dodenmuren is ontstaan. Zo zijn er ladderverhuurders, een huilvrouwtje (inderdaad, zij laat zich betalen voor haar tranen) en een tiental zwartgeklede troubadours die de rouwende families voor anderhalve euro trakteren op nummers als ‘I wish you were here’ van Pink Floyd.
“Maar het populairste lied is Despedida de Tarija (Afscheid van Tarija),” vertelt de Boliviaanse bard Serafin Calisaya. Er staat een zekere tragiek in zijn gezicht gebeiteld en hij blijkt ontroerend mooi te kunnen zingen. En wie het Spaans machtig is, kan hij ook gloedvol vertellen over de gouden dwerg en de witte verloofde die ’s nachts over de begraafplaats dolen.
Intussen zien de bewakers op het kerkhof erop toe dat er geen hekserij plaatsvindt bij de graven, zoals het populaire offer van de genoemde babylama’s.
Serafin Calisaya, rouwmuzikant
Na deze stevige dosis couleur locale pak ik een taxi terug naar beneden naar de meest westerse straat van de stad, El Prado. Het is etenstijd en hier liggen de betere restaurants (zie kader).
Vroeger was dit trouwens verboden terrein voor indianen, maar nu flaneren de bolhoedvrouwen trots mee op de gezellige boulevard. Zo merk je ook als toerist dat Bolivia op drift is nu het in Evo Morales voor het eerst een indiaan als president heeft.
In de loop van de avond zoekt het stappubliek zijn heil op en rond het geanimeerde Plaza Abaroa in de wijk Sopocachi. La Paz is geen non-stop uitgaansstad als São Paulo of Buenos Aires, maar er zijn zat mogelijkheden om door tot de halen tot de vroege uurtjes (bij voorbeeld in de club Forum).
Maar blijf ’s ochtends niet te lang in bed liggen, want ook in de omgeving van La Paz is er nog een hoop te zien (zie kaders).
-------------------------------------------------------------------------------------
Eten en drinken
Het is echt niet zo dat de Bolivianen alleen maar lamavlees eten. Kijk maar naar de vele kiprestaurantjes in La Paz. Maar het vlees van het koddige dier is het proeven waard. Het is stevig en heeft een sterke, moeilijk te definiëren smaak. Café-restaurant Marbella op El Prado specialiseert zich bij voorbeeld in lamagerechten.
Als toetje bezoekt u één van de vele ijssalons op deze gezellige boulevard. Of u koopt naar Boliviaanse gebruik een bekertje gelatine op straat. Voor een kwartje kan het zoet worden weggespoeld bij verkopers van verse sinaasappelsap.
Veiligheid
Om geen risico te lopen is het aan te raden om de bovengelegen satellietstad van La Paz, El Alto, te mijden. Het gaat er hier wat ruiger aan toe en tussen de overwegend indiaanse bevolking valt een Nederlander extra op. Op de heksenmarkt van El Alto – wel minder toeristisch dan die van La Paz – werd de Telegraaf-verslaggever gelijk belaagd door zakkenrollers.
Schrik in La Paz overigens niet als er iemand met een bivakmuts naar uw voeten grijpt. Dit hoofddeksel geldt namelijk als ‘dress code’ van het lokale schoenpoetsersgilde.
Excursies in de omgeving
In hotels in La Paz (Hotel Naira bij Plaza San Francisco is een aanrader voor wie geen overdreven luxe zoekt) is een reeks excursies buiten de stad te boeken. De Valle de la Luna (een prachtig maanlandschap), de Andes-toppen Chacaltaya (afhankelijk van de sneeuwval ook te beklimmen per auto) en Huayna Potosi (6088m, zie foto's), de ruïnes van Tiwanaku en Isla del Sol (Zonne-eiland) in het Titicacameer zijn stuk voor stuk meer dan de moeite waard.
Het meest spectaculair is misschien wel de fietsafdaling over El Camino de la Muerte (Dodenweg) – niet zo gevaarlijk als de naam doet vermoeden, mits vergezeld van een gids.
Er zijn geen rechtstreekse vluchten van Nederland naar La Paz. Air France-KLM vliegt wel direct naar São Paulo en Lima. Vandaar bieden respectievelijk TAM en TACA vluchten naar La Paz.
Wie zeker wil zijn dat de eerste vakantiedagen niet worden verpest door hoogteziekte, kan de Bolivia-reis beter in een lager gelegen stad beginnen, zoals Sucre (2900m) of Santa Cruz (400m).
Regionaal busvervoer is goed geregeld en – zoals alles in Bolivia – spotgoedkoop. Wie ’s nachts reist, kan wel beter de bedbus (‘bus cama’) pakken, want de gemiddelde Boliviaan heeft korte benen.
Abonneren op:
Posts (Atom)