maandag, december 29, 2008

Mes in zieke Chileense zalmindustrie

Uit de Financiële Telegraaf.
-----------------------------------------------------------------------------------
Chili’s opmars tot ’s werelds grootste producent van kweekzalm is een halt toegeroepen door een virus. Pech voor de Rabobank, dat vorig jaar de Chileense HNS-bank overnam en 10 procent van zijn leningen in het Zuid-Amerikaanse land in de zalmsector heeft uitstaan.

“Chileense zalm is te snel gegroeid”, zegt de Rabo-topman in Chili, Thos Gieskes, in een interview op het hoofdkantoor in Santiago.

Zalm komt van nature niet voor in zuidelijke wateren, maar toch is wereldwijd één op de vier geconsumeerde zalmen Chileens. Begin jaren tachtig begon Chili naar Noors concept zalm te kweken in drijvende kooien in de koude fjorden langs de zuidkust.

De productie werd steeds intensiever, totdat vorig jaar ISA (‘Besmettelijke Bloedarmoede bij Zalmen’) uitbrak. Het virus doet de vis langzamer groeien, waardoor deze te klein en te duur geoogst wordt.

ISA trof eerder ook grote concurrent Noorwegen en andere zalmlanden, maar raakt Chili harder, op een moment dat de sector volgroeid is.

Chileense zalmkwekerij

De bond van zalmproducenten SalmonChile verwacht dat de export, in 2007 nog goed voor 1,6 miljard euro, volgend jaar 15 tot 20 procent slinkt. Er zijn al 4000 banen gesneuveld. Reden voor de Chileense regering om deze maand honderden miljoenen euro’s in een reddingsplan te pompen.

Dat plan behelst een reeks sanitaire verbeteringen die de Chileense zalm op den duur sterker zullen maken, stelt Gieskes. “Het aantal vissen per kooi wordt verlaagd. En waar producenten voorheen op een kluitje kweekten, concentreren ze hun bassins nu in verschillende fjordarmen.”

ISA, dat voor mensen ongevaarlijk is, kan zich via vissenpoep razendsnel verspreiden in water.

De Rabo-topman verwacht dat het herstel door de trage groeicyclus van zalmen zo’n twee moeilijke jaren zal vergen. “Maar de sector is zonder twijfel levensvatbaar. We gaan dus gewoon door met financieren. Onze klanten zijn de grootste spelers in de markt en hebben genoeg vet op de botten om aan hun verplichtingen te voldoen.”

De vroegere HNS-bank schreef vorig jaar rode cijfers, maar de totale activiteiten van de Rabobank in Chili waren goed voor een nettowinst van circa 7,5 miljoen euro.

Chili hoort naast koper en zalm ook bij de top vijf producenten van appels, tafeldruiven, kiwi's, avocado’s en bessen. Food- en agrimarkten waarbij de Rabobank zich thuis voelt, aldus Gieskes.

"Bovendien is het een stabiel land met een marktvriendelijke overheid. Door het inlijven van een lokale bank breiden we onze portfolio uit naar het MKB en middelgrote boeren."

woensdag, december 17, 2008

Wiedergutmachung in Chili

Column uit de krant van vandaag.
------------------------------------------------------------------------------------
Benieuwd hoe het is om een weekendje uit te blazen in een voormalig martelkamp? Op zoek naar een bijzondere locatie voor een bruiloft? In een idyllische vallei aan de voet van de Chileense Andes prijst het griezeldorp Colonia Dignidad zich tegenwoordig aan als toeristische trekpleister.

De Duitse kolonie leefde onder de knoet van de pedofiele nazipastoor Paul Schäfer veertig jaar volledig afgesloten van de buitenwereld. Een ideale plek om lastpakken af te tuigen en te laten verdwijnen, zo vond oud-dictator Pinochet. Met de arrestatie van Schäfer in 2005 kwam een einde aan het sinistere heilstaatje. De achterblijvers doopten het dorp om tot Villa Baviera en werken nu hard aan de ‘Wiedergutmachung’.

Verdwenen zijn de wachttoren en de muur rond het enorme terrein. Terwijl hier drie jaar geleden nog raketwerpers, een gifpijltjes schietende camera en een tank werden gevonden, wordt het bezoek nu ‘Wilkommen’ geheten door een dame in bloemetjesjurk bij de ingang.

Verderop in restaurant Zippelhaus smelt de varkenspoot op de tong zo mals. De knusse hotelletjes in Duitse stijl steken schilderachtig af tegen besneeuwde bergtoppen, meertjes en weelderige dennenbossen. Geen wonder dat Schäfer zijn oog liet vallen op deze Zuid-Amerikaanse uitvoering van het Zwarte Woud.

“Ook wij bewoners hebben veel geleden”, verzekert Anna Schnellenkamp, de drijvende kracht achter de wederopbouw van Villa Baviera. Zaken als telefoneren, studeren of de liefde bedrijven waren al die tijd taboe. Mannen en vrouwen leefden gescheiden en werden gedrogeerd om de lusten te temmen. Maar nu beleeft de uitgedunde kolonie een heuse babyboom.

Anna Schnellenkamp

“Ik ben op mijn 40e alsnog getrouwd”, vertelt Jurgen Szurgeles, die door de grote leider werd misbruikt en als slaaf op het land moest werken. “Nu heb ik een salaris, een mobieltje en draadloos internet om te skypen met Duitsland. We hebben weer toekomst.”

Het slechte nieuws is dat de kolonie door een serie rechtszaken financieel kopje onder dreigt te gaan. “Toerisme is onze enige kans om uit het dal te komen,” aldus Schnellenkamp.

De Oktoberfeesten kwamen dit jaar nog te vroeg. Maar voor volgend jaar is het plan om de bittere nasmaak van het verleden weg te spoelen met liters Duits bier.

zondag, december 14, 2008

Zondagpagina mennonieten

Uit de krant van vandaag.
-------------------------------------------------------------------------------------
Mennonieten zijn al eeuwen op de vlucht voor de vooruitgang. Maar de streng protestantse volgelingen van de Friese priester Menno Simons worden ingehaald door de globalisering, tot in de binnenlanden van Paraguay aan toe. “Je kunt je niet eeuwig blijven verstoppen voor moderne invloeden.”

J.E. Estigarribia, een gemoedelijk stadje in het zuiden van het Zuid-Amerikaanse land, is van een prettige overzichtelijkheid voor een nieuwkomer. Algauw blijkt alles wat aan de ene kant van de hoofdweg ligt eigendom van de mennonieten te zijn. Aan de andere kant van de weg wonen de latino’s.

“Het leven is hier goed zonder Paraguayanen”, aldus de blonde verpleegster Tina Sawotszky in Kolonie Sommerfeld, in het achterland van de Germaanse helft van het stadje. Vanwaar die afstand tot de lokale bevolking, ze woont toch in Paraguay?

“We hebben gewoon weinig gemeen. Ons bloed is anders”, zegt ze in een mix van Hoogduits en Plautdietsch, de taal van de mennonieten die doorspekt is met oud-Nederlandse klanken.


Tina Sawotszky

De migranten voelen zich openlijk de meerdere van de bewoners van hun gastland, zo blijkt tijdens een driedaags bezoek. Ze noemen de Paraguayanen steevast lui en onverantwoordelijk, doch zeer sympathiek.

Vermenging wordt koste wat kost vermeden. Een bewoner van de kolonie die het aanlegt met iemand van de andere kant van de weg, riskeert verstoting uit de hechte gemeenschap. En daarmee een ongewis leven in een vreemde buitenwereld.

In Paraguay leven zo’n 30.000 mennonieten, meer dan waar ook in Zuid-Amerika. En ondanks dat velen een dikke halve eeuw na aankomst nog met één been in het vorige gastland Canada staan – het Canadese paspoort wordt aangehouden voor mindere tijden – hebben ze zich uit het niets opgewerkt tot grote soja-, vlees- en melkboeren in het straatarme land.

Door het economische succes zijn vooral de rijke mennonietenkoloniën in het noorden van het land steeds verder uit hun schulp gekropen. Drie mennonieten traden zelfs toe tot de vorige Paraguayaanse regering, een ongekende stap voor de doopsgezinden die zich altijd verre van de wereldlijke macht hielden. Onder de oerzuinige minister van Financiën Bergen Schmidt werd een groot deel van de staatsschuld afbetaald.

Mennonieten van de oude stempel gaat dit soort integratie veel te ver. Maar ook in een meer behoudende kolonie als Sommerfeld brokkelt de anti-moderne mores langzaam af.

Binnen de enclave is internet verboden, maar de eigen bloeiende meel- en soja-coöperatie in het stadje kan gewoonweg niet meer zonder. En waar auto’s in de strengste dorpen in de omgeving nog als duivels worden gezien, staan in Sommerfeld al Land Rovers op het erf.

Sommige bewoners hebben thuis een tv (“wel een doek overheen gooien als er bezoek komt”). “Ik heb zelfs mobiele telefoons gezien,” gruwelt viervoudig overgrootmoeder Tina Schröder, die het bezwaar van elektronica vindt dat deze “extreem gedrag” uitlokken.

“Er zijn veel demonen rond ons”, zegt de “bezorgde” tegelhandelaar Johan Hildebrand Klaasen, voordat hij het bezoek uit Nederland vraagt of “dat naast Pruisen ligt.”

De grens van het toelaatbare schuift beetje bij beetje op. Een proces dat in een stroomversnelling is geraakt sinds 1994, toen een vooruitstrevende dominee zich afsplitste van de ‘oude kerk’ van Sommerfeld. Inmiddels is circa een kwart van de duizend dorpsbewoners lid van zijn ‘nieuwe kerk’.

Beide takken wonen in één dorp, maar het mentaliteitsverschil is groot. Zo leren de kinderen van de nieuwe kerk wél Spaans en brokkelt het taboe op sociaal contact met Paraguayanen af. Ook gebruikt de nieuwe kerk al een microfoon (elektriciteit!) tijdens de kerkdienst, wat in de oude kerk ondenkbaar is.

De Nederlandse Katarina Thijink-van der Vlugt is bestuurslid van de wereldwijde koepel van mennonieten, de MWC. Ze zegt dat de leden zelf hun balans moeten zoeken tussen vooruitgang en traditie. “Er zijn geen richtlijnen. Al leren we wel dat geloof en welvaart hand in hand kunnen gaan.”

Persoonlijk vindt de Enschedese de ‘weltfeindliche’ houding van sommige geloofsgenoten “beperkt. Ze zijn kennelijk alleen op het eigen zielenheil uit. Zo zien wij onze opdracht niet. Maar ik verwacht dat de koloniën in Paraguay elkaar op den duur aansteken in de vooruitgang. Je kunt je niet eeuwig blijven verstoppen voor moderne invloeden.”

De MWC heeft een levendige website. Geen probleem? “Welnee! Zonder internet is het niet te doen. Onze broeders en zusters wonen verspreid over 75 landen! Brieven schrijven is mooi werk, maar mail gaat gewoon vlotter. Niets belet je om als mennoniet met je tijd mee te gaan.”
-------------------------------------------------------------------------------------
Column

Een bezoek aan traditionele mennonieten in Paraguay biedt een fascinerend kijkje in een radicaal calvinistische cultuur.

Zaterdagavond, het barbecue-restaurant van J.E. Estigarribia, eat what you can. Een groot gezin komt binnen: vader in overall, moeder in bloemenjurk, sneeuwblonde zoontjes met scheiding en dochters met lange vlechten.

Algauw beginnen ze zonder omhaal te schrokken, gebogen over hun bord, mes en vork met vier vingers omklemd, zwijgend. Aan een andere tafel viert een groep jongeren stoïcijns een bruiloft, nu en dan opkijkend naar een televisie waarop de Braziliaanse versie van Big Brother te zien is. Eén jongen permitteert zich een biertje. Na het eten gaat de groep direct huiswaarts. Morgen is het immers weer vroeg dag in het dorp.

Etentje bruiloft

Mennonieten staan bekend om hun ijzeren arbeidsethos. En met recht. De fabriek van de coöperatie Sommerfeld doet niet aan vakantiedagen. Overwerk? Hoezo ‘over’?

Neem David Buhler, afdelingschef, die na een werkdag van dertien uur nog zo hyper is dat je je afvraagt wat hij ’s ochtends in zijn melk heeft gegooid. “Ik sta om 4.15 uur op om de koeien te melken, ben om zes uur hier en werk door zolang dat nodig is. Ook op zaterdag ja”, briest hij, terwijl hij het onaangekondigde bezoek nog even de fabriek laat zien om zeven uur ‘s avonds.

Tegen dit soort rücksichtsloze werkpaarden is het lastig opboksen voor de wellevende, katholieke Paraguayanen. “Ik vind de mennonieten geweldig. Ze creëren banen en ze hebben een ziekenhuis gebouwd,” zegt Waldimir Penayo.

“Ik snap wel dat ze bang voor ons zijn, want zij hebben ‘plata’ (geld, red.) en wij niet. Jammer, want ik zou graag zo’n blond meisje daten. Die huid, de ogen, prachtig!” Maar andere lokale Paraguayanen hekelen de “racistische” mennonieten en hun gebrekkige integratie.

Waldimir Penayo(midden): "Mennonieten geweldig" (voor de duidelijkheid: de muzikanten op de achtergrond zijn albino's, geen mennonieten)

Toch komt er langzaam meer contact tussenbeide, met dank aan de groei van de ‘nieuwe kerk’ in de kolonie Sommerfeld. Neem Wesley Bolt (16), verpakker in een meelfabriek van de nieuwe kerk. Een stoere jongen met pretoogjes die in zijn vrije tijd bier drinkt buiten de kolonie. “Liefst met Paraguayanen, want die zijn veel gezelliger.”

Zijn collega Edwin Braun (25), oude kerk, blijkt zo schuchter dat een praatje maken onbegonnen werk is. “Edwin mag thuis geen deodorant gebruiken”, zegt zijn Paraguayaanse chef. “Dat is onwerkbaar, want hij verpakt voedsel. Nu doet hij ‘s ochtends in de fabriek deo op, stiekem.”
-------------------------------------------------------------------------------------
Achtergrond

De wortels van de mennonieten in Paraguay gaan terug tot 16e-eeuws Nederland, Vlaanderen en Duitsland. Omdat ze daar werden vervolgd om hun geloof, trokken ze langzaam richting Rusland. Daar vluchtten ze rond 1900 voor het communisme, naar Canada.

Maar ook daar kwam de gewenste vrijstelling van de dienstplicht (mennonieten zijn pacifisten) onder druk te staan, net als hun recht op eigen onderwijs. Een deel ruilde de ijzige Canadese reservaten voor het snikhete Paraguay. Dat was onderbevolkt geraakt door een verwoestende oorlog en lokte de mennonieten met de belofte van vrijheid en grote stukken land.

maandag, december 08, 2008

Interview Cristovam Buarque

Geïnteresseerden in Braziliaans hoger onderwijs opgelet: het tijdschrift Transfer heeft deze maand een Brazilië-special. Daarin onder meer dit interview met oud-minister van Onderwijs Cristovam Buarque.
-------------------------------------------------------------------------------------
Universiteiten die zich afschermen voor internationalisering, verliezen op den duur hun bestaansrecht. Dat stelt de Braziliaanse senator Cristovam Buarque (64), oud-rector van de Universiteit van Brasilia, oud-onderwijsminister en één van de belangrijkste denkers over onderwijs in zijn land. “Over een jaar of dertig à vijftig vormen universiteiten één wereldwijd netwerk.”

Na het passeren van de veiligheidspoortjes van de ‘tweelingtorens’ van het Congresgebouw in Brasilia wacht het Nederlandse bezoek een tegenvaller. De senator is er niet op het afgesproken tijdstip. Hij is druk met een filmpje voor de zendtijd van politieke partijen, aldus zijn voorlichter.

Wat nu? Gelukkig wordt er naar goed Braziliaans gebruik snel een oplossing gevonden. We gaan de senator achterna in een glimmende dienstslee en treffen hem vijf kilometer verderop in een studio waar het interview alsnog kan beginnen.

Algauw blijkt dat internationalisering in het hoger onderwijs Buarque aan het hart gaat. “Het akkoord tussen Nuffic en Capes is erg belangrijk voor Brazilië. Ten eerste omdat we achterlopen bij Europa. We kunnen dus alleen maar beter worden van samenwerking."

"Ten tweede zie ik het als een nieuw stapje in een niet te stuiten ontwikkeling. Op middellange termijn komen universiteiten over de hele wereld met elkaar in contact te staan. Er ontstaat een universele ‘oceano cognos’ en we moeten onze kennis halen waar die is. Aan de andere kant zal het voor een Nederlandse biologiestudent makkelijker worden om een vak over de Amazone aan een Braziliaanse universiteit volgen.”

Buarque, in 2006 nog presidentskandidaat nadat hij drie jaar eerder door president Lula aan de kant was gezet als onderwijsminister, bespeurt onder Braziliaanse ho-instellingen “wil” en “besef van de noodzaak” om werk te maken van internationalisering. Wel vindt hij dat sommige vakgebieden nog onnodig huiverig zijn voor het accepteren van in het buitenland behaalde diploma’s.

“Vooral bij traditionele opleidingen als Geneeskunde of Rechten heerst een protectionistische houding. Het is vrijwel onmogelijk om buitenlandse diploma’s te laten erkennen.”

Om uitwisseling tussen Nederlandse en Braziliaanse instellingen te stimuleren vindt Buarque het “van groot belang” dat de overeenkomst tussen Nuffic en Capes uitmondt in een joint-degree-programma. Voorlopig deelt Brazilië die alleen met Frankrijk, Duitsland en Argentinië.

Braziliaanse studenten die met een beurs in het buitenland gaan studeren, doen dat doorgaans aan een Amerikaanse of Europese universiteit. Uit gegevens van de OCDE blijkt dat ruim 30 procent voor de VS kiest, gevolgd door Frankrijk, Spanje en Duitsland met elk bijna 10 procent.

Buarque, doctor in de Economie (Sorbonne), is blij dat hij zelf in Europa is gepromoveerd. Samenwerking met het “continent van onze wortels” vindt hij nog belangrijker dan met de VS en de rest van Latijns-Amerika. “Europese universiteiten hebben een meer open visie en een gevarieerder aanbod dan Amerikaanse instellingen.”

Volgens de oud-rector is de aantrekkingskracht van de VS onder Braziliaanse studenten bovenal een kwestie van faciliteiten. “Europa zou meer kunnen doen om buitenlands talent te lokken. De Amerikanen geven traditioneel veel meer beurzen dan Europa. Meer Engelstalig onderwijs zou ook helpen. De taalbarrière naar het Engels is voor Braziliaanse studenten kleiner dan naar Nederlands of Duits.”

Zodra Buarque over het onderwijs in eigen land komt te spreken, wordt de toon somberder. Hij vindt dat Brazilië nodig toe is aan een ‘onderwijsrevolutie’, een term waar de bevlogen senator weinig vrienden mee maakte binnen het gematigde kabinet Lula I.

“Ons hoger onderwijs staat er nog het beste voor. Maar het probleem is dat slechts een derde van de leerlingen de middelbare school afmaakt. En hun niveau is gemiddeld laag. Dat dwingt universiteiten de lat lager te leggen.”

Derhalve raadt hij buitenlandse studenten aan hun opleiding in Brazilië zorgvuldig te selecteren. “Onze universiteiten hebben goede opleidingen, maar niet één biedt louter hoge kwaliteit. Zelfs aan de gerenommeerde Universiteit van São Paulo zijn opleidingen afgekeurd.”

Het goede nieuws, zo stelt Buarque, is dat Braziliaanse ho-opleidingen strak en gedetailleerd geëvalueerd worden en dat de beoordelingen toegankelijk zijn op internet. Voor master- en PhD-opleidingen is dat de driejaarlijkse evaluatie van Capes.

Daarnaast wordt alle 2270 Braziliaanse ho-instellingen de maat genomen via de net vernieuwde kwaliteitsindex van het ministerie van Onderwijs, de zogeheten IGC. Deze houdt naast de bevindingen van Capes rekening met de kwaliteit van lagere opleidingen, laboratoria, bibliotheken, docentencorps, curricula en – een noviteit – de sociale impact van de opleiding.

“Zo wordt een extra punt toegekend aan medische opleidingen die een redelijk aantal artsen voor de basiszorg afleveren. Ik juich dat toe, want specialistenzorg voor de rijken heeft Brazilië genoeg,” zegt de linkse senator.

De eerste, voorlopige IGC-cijfers zijn echter kritisch ontvangen in het veld. Zo vindt de bekende onderwijsanalist Simon Schwartzman dat de index te veel criteria op een hoop gooit en daarmee zijn doel – inzicht geven in sterke en zwakke punten van ho-instellingen – voorbij schiet.

“Waar is het goed voor om te weten dat de Federale Universiteit van Rio de Janeiro 35e staat in de index? Helpt dat studenten die overwegen zich aan te melden voor Economie, Medicijnen, Lichamelijke Opvoeding of een PhD biofysica?”, vraagt hij zich retorisch af op zijn weblog.

Ook stelt Schwartzman dat de IGC de toegevoegde waarde van opleidingen niet blootlegt, omdat geen rekening wordt gehouden met het beginniveau van studenten. Dat geeft volgens hem een vertekening ten gunste van publieke instellingen, die door hun betere reputatie betere leerlingen aantrekken dan de privésector.

Terwijl buitenlandse kenniswerkers in Brazilië meestal op publieke universiteiten belanden, is ruim 80 procent van de Braziliaanse studenten aangewezen op privé-universiteiten. Vooral in de jaren negentig is hun aantal enorm gegroeid, een ontwikkeling die Buarque ondanks hun mindere kwaliteit als positief beschouwt. “Twintig jaar geleden was er in kleinere steden in het binnenland helemaal geen hoger onderwijs. Nu wel, en meestal zijn dat privé-instellingen.”

Onder de huidige Braziliaanse regering komt daar langzaam verandering in. Het aantal studieplekken aan federale universiteiten moet volgend jaar zijn verdubbeld tot 227.000 (ten opzichte van 2003), en daarbij is regionale spreiding het uitgangspunt.
“Een goede zaak, want veel te veel studenten stoppen uit geldgebrek voortijdig met hun studie”, zegt Buarque.

Vreemd genoeg zijn het in Brazilië vooral de rijkere studenten die profiteren van het goede gratis onderwijs van publieke universiteiten. De toelatingstoetsen zijn namelijk zo scherp dat kandidaat-studenten van de slechte openbare middelbare scholen er nauwelijks aan te pas komen tegen leerlingen van dure privéscholen.

Om deze scheve situatie te corrigeren heeft de regering voorgesteld de helft van de plekken op federale universiteiten te reserveren voor leerlingen van openbare middelbare scholen. Zo’n 20 procent van deze plekken wordt bestemd voor zwarte en indiaanse studenten, afhankelijk van de bevolkingssamenstelling van de betreffende Braziliaanse deelstaat. Het controversiële wetsvoorstel, dat Buarque als voorzitter van de onderwijscommissie door de senaat heeft gekregen, lijkt alleen muurvast te zitten in de Kamer van Afgevaardigden.

Vooruitlopend zijn meer dan zestig federale universiteiten op eigen houtje begonnen met selectie op basis van huidskleur. Uitgangspunt daarbij is de zelfperceptie van de kandidaat-student. Ofwel, wie zich zwart beschouwt, is zwart. Bij volkstellingen is dat ruim 5 procent van de Braziliaanse bevolking (zo’n 55 procent noemt zich blank en 40 procent halfbloed), maar dat percentage is aan de poort van de universiteit gestegen.

Tegenstanders van rasquota wijzen vaak op een relletje op Buarques Universiteit van Brasilia, die meedoet aan de positieve discriminatie. Toen zich daar een eeneiige tweeling met een zwarte vader en een blanke moeder aanmeldde als zwart, werd de ene broer op basis van een foto toegelaten, terwijl de ander te bleek werd bevonden door de ballotagecommissie.

“Dat was een misser die niets af doet aan de noodzaak van de wet”, verdedigt Buarque. “Het is goed dat meer Brazilianen zich zwart verklaren, dat bestrijdt het vooroordeel. Critici beweren ten onrechte dat kleur er niet toe doet in een gemêleerd land als Brazilië.

Maar hoeveel zwarte rectoren van universiteiten zijn er dan? Juist, nul. We moeten de kleur van onze elite zien te veranderen. Ik zou dat liever niet via quota doen, maar via goede openbare basis- en middelbare scholen. Maar dat gaat zeker twintig jaar duren.”

Zoals het een Braziliaanse politicus betaamt mag Buarque graag een vergelijking trekken met voetbal. “Brazilië heeft nog nooit een Nobelprijs gewonnen, maar we produceren de ene na de andere voetbalster. Hoe komt dat? Kijk, iedere Braziliaan, arm of rijk, heeft wel gelegenheid om een balletje te trappen. Maar lang niet iedereen kan naar een fatsoenlijke school. Voetbal laat zien wat mogelijk is op een gelijk speelveld.”

donderdag, november 27, 2008

Apenonderzoeker op vrije voeten

De Tilburgse bioloog Marc van Roosmalen is weer een vrij man. Hij is in hoger beroep grotendeels vrijgesproken door de rechtbank in Brasilia.

De celstraf voor de voormalige Held van de Planeet, die vorig jaar als een ordinaire biopiraat in een gevangenis in de Amazonestad Manaus belandde, is verminderd van veertien tot één jaar.

Volgens zijn advocaat Creuza Cohen komt de 61-jarige Van Roosmalen er nu vanaf met een alternatieve straf.

De wetenschapper had vorig jaar door een gebrekkige verdediging de maximale twaalf jaar cel gekregen voor het ‘misbruik van zijn ambtenaarschap’ als onderzoeker van het Braziliaanse overheidsinstituut INPA.

Dit vanwege het te koop aanbieden van de namen van zelf ontdekte diersoorten en het doorverkopen van steigerpijpen waarvan hij een apenkooi in zijn tuin had gebouwd.

De rechter in Brasilia veegde deze veroordeling van tafel. Alleen de straf voor het illegaal vervoeren van apen en orchideeën is volgens Cohen deels blijven staan.

Van Roosmalen kondigt in zijn jongste boek ‘Blootsvoets door de Amazone’ aan dat hij zijn strijd voor behoud van het Amazonewoud zal staken. Hij zegt zich bedreigd te voelen.

zondag, november 16, 2008

Worstelen met het woud

Uit de zondagkrant.
---------------------------------------------------------------------------------
Elf uur lang ploegen en stuiteren door een gehavend landschap van geblakerde boomstompjes, rookpluimen en koeien op resten onverzettelijk groen. Wie optimistisch wil zijn over de toekomst van het Amazonewoud, kan beter niet de bus nemen van Juína naar Colniza, dwars door de zogeheten ‘Boog van Ontbossing’ in het noordwesten van de Braziliaanse deelstaat Mato Grosso.

Het prille houthakstadje Colniza, één van de meest gewelddadige en snelst ontbossende gemeenten van Brazilië, staat sinds een maand op zijn kop. De lokale sporthal is tijdelijk omgebouwd tot een basis van tachtig soldaten, politieagenten en milieuambtenaren die proberen de cultuur van ‘kappen wat je kappen kan’ langs de bosrand te breken.

“Het lastige is dat bijna niemand hier papieren heeft,” vertelt Anderson Nunes van de milieuautoriteit Ibama. “Met deze operatie schonen we meteen het kadaster op. Daarna kunnen we het gebied per satelliet in de gaten houden en illegale houthakkers per post beboeten.”

De sojaprovincie Mato Grosso (‘dicht struikgewas’) worstelt met zijn bos. Om dit stuk Amazonegebied te begrijpen is het goed te weten dat houthakkers hier vroeger helden waren. Zij temden namelijk de wildernis en brachten zo economische ontwikkeling.

De militaire dictatuur (1964-1985) moedigde kolonisering van het noorden van Mato Grosso aan, met het idee dat anders de buitenlanders het bos zouden bezetten. Geraldo Bento, voorzitter van de regionale bond van houtindustrieën (Simno), was één van de vele migranten die het zuiden verliet voor goedkope Amazonegrond.

“Bij aankomst waren we verplicht minimaal 20 procent van het bos te kappen. Tot de helft was toegestaan, en bijna iedereen kapte dat ook,” vertelt hij in het kantoor van een laminaatfabriekje in Juína.


Boomstompjes tussen onverzettelijk groen (en een kastanjeboom)



Destructie buiten Colniza


In 1998 zette de Braziliaanse regering het sein plots op groen: sindsdien geldt 80 procent bos als de norm. Hoe zacht die tien jaar later nog is, blijkt tijdens een trip per motortaxi ten noorden van Colniza.

Langs de stoffige grindwegen staan kastanjebomen fier en eenzaam overeind, sommige met weidse kruin, andere als kale zwarte karkassen (ook op het kappen van een dode kastanje staan gepeperde boetes). Het opmerkelijke is dat dit allemaal grond van de staat is en dat het keuterboeren zijn die zo veelvuldig de motorzaag hanteren. Het Braziliaanse Instituut voor Landhervorming (Incra) gaf dit gebied eind jaren negentig in beheer van landlozen.

“Je krijgt alleen land als je het bewerkt, werd erbij gezegd,” vertelt Cicero Silvino Luis bij een praatje met enkele boeren in de berm. Zijn vijftig hectare grote perceel staat voor bijna de helft vol met bomen, een kwart koffieplanten en een kwart weiland.

“Met 80 procent bos wordt het nog gecompliceerder. Van tien hectare kan ik mijn gezin niet voeden.” Of hij wist dat zijn koffieplanten als bos meetellen als hij er bepaalde bomen tussen plant? “Hoe moet ik dat weten? Incra heeft ons volledig in de steek gelaten. Maar nu een vraagje voor u. Hoeveel bos hebben jullie in Holland nog staan?”


Incra-boer

Om de milieukennis van de kleine boeren bij te spijkeren gaat Ibama hun nederzettingen langs met een revolutionaire boodschap: ‘Bos is meer waard is als het overeind staat.’ Zo’n vijftig families luisteren in een schooltje aandachtig naar een verhaal over de groeiende populariteit van de tropische bosbes acaí (‘een apotheek aan vitaminen’), kastanjes (‘doen twee à vier euro per pakje op de markt) en groene geldpotjes van Braziliaanse banken en rijke buitenlandse ngo’s.

“Jullie moeten wel gaan samenwerken om je producten te verkopen”, zegt de Ibama-man. En zonder 80 procent bos op het perceel krijgen de boeren geen milieuvergunning en geen eigendomstitel, dreigt hij.

De operatie in Colniza duurt nog een paar weken. Eens maar nooit weer, vindt één van de machtigste mannen van de streek, de parlementariër José Riva. Om de bemoeials van Ibama en Greenpeace voorgoed buitenspel te zetten, stelt hij voor Mato Grosso los te koppelen van het officiële Amazonegebied. “Het leven van buitenlanders verbeteren met de misère van de Brazilianen is onacceptabel”, aldus Riva.

De grens van het bos nadert de deelstaat Amazônia. Achter de grens met Mato Grosso heeft de Braziliaanse regering alvast een groene buffer van reservaten gelegd. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.


Eenzame kastanje

Column Colniza

Uit de zondagkrant.
---------------------------------------------------------------------------------
De zaken gaan slecht bij houthandel Vader van het Bos en veewinkel De Sterke Lasso. De snookerhallen en de supermarkt zijn verlaten en de motortaxichauffeurs staan zich te vervelen. Alleen het plaatselijke bordeel beleeft naar verluidt een opleving.

Colniza, een stadje van bijna 30.000 inwoners aan de rafelrand van het Amazonewoud, is veranderd in een gemoedelijk spookstadje nu de sterke arm er voor het eerst zijn spierballen toont. De houtzagerijen waar de lokale economie op draait, houden zich gedeisd bij zoveel controles. Plots zit de helft van de bevolking zonder werk, zo klagen lokale politici.

Terwijl ’s ochtends een legerhelikopter rondcirkelt, maken bewoners op straat zich boos over de boete van 93.000 reais (ruim 30.000 euro) die boer João heeft gekregen voor het omhakken van een kastanjeboom.

“Ik durf mijn onkruid niet eens meer in brand te steken. Iedereen is bang”, zegt boerin Dona Nina. Bij de ingang van de sporthal waken soldaten over de gehate bonnenschrijvers van Ibama binnen.

Colniza telt de dagen af tot het vertrek van leger en politie volgend maand. Sommige bewoners keren terug naar het zuiden.

Zo niet hoteleigenaar Elias Antonio Barbosa, die in 1986 als eerste kolonist een huis bouwde in Colniza. “Toen waren er slechts slangen, lynxen en malaria. We hebben alles zelf opgebouwd. De regering heeft zich hier nog nooit laten zien en nu maken ze de stad kapot. Zet maar in de krant dat iedereen gewoon doorgaat met houthakken als ze vertrokken zijn.”

Ook het zwaar onderbezette personeel van Ibama, veelal jonge idealisten die hun onmogelijke werk een paar jaar denken vol te houden, koestert zich weinig illusies over de toekomst van het bos in Mato Grosso.

“Het is dat we veel indianenreservaten hebben, maar daarbuiten gaat alles in tien jaar plat”, zegt milieuanalist Adamastor Martins de Oliveira somber.

“Het controlesysteem is gemaakt om niet te werken. Het is ironisch. Mijn vader was één van de bekendste ‘desbravadores’ van de streek, een held die ontboste. Nu vecht ik ervoor dat er later nog wat bos over is voor mijn zoon.”



Op de achtergrond de sporthal annex legerbasis.

dinsdag, november 11, 2008

Laatste der Mohikanen

Uit de krant van vandaag.
----------------------------------------------------------------------------------
Twee indianen van de bijna uitgestorven Piripkura-stam zijn inzet van een kat en muisspel tussen indianenbeschermers en illegale houthakkers aan de zuidrand van het Amazonewoud.

De geïsoleerd levende mannen, genaamd Tamandua en Tititi, zwerven tussen twee rivieren in één van de snelst ontbossende gemeenten van Brazilië, Colniza, in het noorden van de deelstaat Mato Grosso.

Omdat het opgejaagde duo “in groot gevaar is”, zocht Leonardo Lênin van het overheidsorgaan voor indianenzaken Funai hen onlangs op met twee tolken van een verwant volk.

“Ze zijn als de dood voor het kabaal van de boskranen. De houthakkers hebben de routes naar hun voedselvindplaatsen afgesneden. Toch blijven ze liever in het bos leven. We kunnen hen niet dwingen mee te komen.”

Een rechter heeft hun leefgebied, bijna zo groot als Drenthe, tot verboden terrein verklaard. Er wordt een helikopteroperatie voorbereid om alle indringers te verwijderen.

Intussen zouden houthakkers de sporen van het duo proberen uit te wissen om te voorkomen dat het gebied een indianenreservaat wordt. “Het is een race tegen de klok”, vertelt Lênin telefonisch.

Bij het eerste contact met de Piripkura in de jaren tachtig, waren ze nog met 15 à 20. “Dit zijn vermoedelijk de laatste overlevenden van de stam”, zegt de Braziliaanse antropologe Inês Hargreaves.

De Piripkura (‘vlinders’) staan bij andere volkeren bekend om hun beweeglijkheid, kleine gestalte en grote penis. “Ze spreken Tupi-Kawahib en vormen een oertak van de Tupi’s. Dat zijn de trotse krijgers die na de komst van de Portugezen landinwaarts zijn gevlucht en nu worden uitgeroeid in Mato Grosso”, aldus een verontruste Hargreaves.

Funai heeft momenteel 66 meldingen van geïsoleerde indianenstammen in Brazilië, van wie er negen leven in Mato Grosso.

Onder niet-indianen in de landbouwprovincie kan de geplande operatie op weinig bijval rekenen. Het heersende idee is dat indianenreservaten economische ontwikkeling in de weg zitten.

Een grootgrondbezitter in Colniza klaagt in de Braziliaanse pers: “Indianenbeschermers vinden dat de soort moet worden bewaard. Maar hoe gaan die twee mannen dan kinderen krijgen?” Een derde overlevende Piripkura, Rita, is getrouwd met een man van een andere stam, omdat ze nabije familie is van Tamandua en Tititi.



Tamandua en Tititi bij het laatste contact. (Credits: Funai)

zondag, november 09, 2008

Ontsnappen aan São Paulo

Ik was op reis naar de frontier van het Amazonewoud, waarover meer in de krant van volgende week zondag.

Maar nu eerst even dit.
-------------------------------------------------------------------------------------
Een zilveren mes voor geen 1100 euro, handtassen van krokodillenleer à 21.000 euro en een reusachtige LCD-tv voor een meeneemprijs van 68.000 euro. Vol waardigheid paraderen oude dames in Lacoste-pakjes en Braziliaanse meisjes met siliconenborsten door het nieuwe paradijsje van rijk São Paulo: Shopping Cidade Jardim. “Geïnspireerd door ’s werelds meest elegante straten”, zo ronkt het persbericht.

Grote winkelcentra zijn voor ‘paulistanos’ oases van orde en veiligheid in hun chaotische megastad. Ze blijven dan ook als paddenstoelen uit de grond schieten.

Voor sommige miljonairs (tot voor de kredietcrisis telde São Paulo er bijna honderdduizend) is al dat aanbod alleen een tikkeltje te gewoon en daar probeert Shopping Cidade Jardim iets aan te doen.

Om de doelgroep beter te bereiken heeft het winkelcentrum geen ingang voor voetgangers: de ondergrondse garage fungeert als entree. Eenmaal binnen kunnen de bezoekers zich te buiten gaan aan buitenlandse topmerken als Louis Vutton, Chanel en Tiffany & co.

Wie even niet meer weet wat hij nodig heeft, kan advies inwinnen bij ‘personal shoppers’: vriendelijke koopassistenten die weten wat “de ideale hakhoogte bij een bloemetjesjurk is” en hoe je een portemonnee snel lichter maakt.

Voor een chique oma die liever niet zonder poedel inkopen doet, liggen zelfs heuse hondenluiers klaar. Naar buiten moeten lopen om je trouwe viervoeter op zo’n vulgaire openbare stoep te laten poepen, het idee al!

Over een tijdje hoeven de fans van exclusief shoppen zelfs helemaal de straat niet meer op. Pal achter het winkelcentrum verrijzen dertien super de luxe woon- en werktorens, die samen één afgesloten tuinstad gaan vormen.

De appartementen, tot 6,5 miljoen euro per stuk, gaan als zoete broodjes over de toonbank. “U moet snel zijn. Op acht na zijn ze allemaal verkocht”, zegt makelaar Rinaldo Lozano, die verzekert dat de bewoners van de naastgelegen sloppenwijk netjes zijn uitgekocht.

Het enige smetje op zoveel gemak en goede smaak is de groezelige stadsrivier Pinheiros die pal voor Cidade Jardim langs stroomt. Geen hek dat is opgewassen tegen dit stinkende monument van gebrekkige stadsplanning. Helemaal aan São Paulo ontsnappen blijft lastig.

dinsdag, oktober 21, 2008

Cariokaal in São Paulo/ Column Liberdade

Pff, dat was een zware bevalling: verhuizen van Rio naar São Paulo. Maar na wekenlang te zijn getart door een kafkaësk makelaarsbureau heb ik een mooi appartement weten te bemachtigen, dat ik overigens deel met een Nederlandse leraar.

Ik woon dichtbij de metro (een must) in een wijk vol barretjes (Vila Madalena) en heb het dus toch weer erg goed getroffen.

Het enige nadeel is dat fietsen hier gekkenwerk is, omdat de wijk gedrapeerd ligt over heuvels met Ardenner stijgingspercentages en stoplichten die ook het afdalen bemoeilijken.

Een mooie strandstad uit eigen beweging de rug keren voor een lelijke geldstad; in Rio vroegen ze zich af of ik gek was geworden.

Welnu, we zullen het merken. In ieder geval geeft het stof voor nieuwe verhalen. Om te beginnen deze column uit De Telegraaf.
----------------------------------------------------------------------------------

De karakters op de uithangborden in Liberdade, de Japanse wijk van São Paulo, zijn nog overwegend Japans. Maar achter de winkelgevels rukken de Chinezen op.

Marktmeester Tsuguo Kondo verkoopt al dertig jaar Japanse mie (yakisoba) op de zondagmarkt van Liberdade en heeft de buurt ingrijpend zien veranderen.

“De verhouding tussen Japanners en Chinezen is nu zo 50/50. Ze nemen de handel over. Onze kinderen hebben daar geen zin meer in.”

In Brazilië wordt dit jaar herdacht dat in 1908 de eerste Japanse migrantenboot aanmeerde voor contractarbeid op de koffieplantages rond São Paulo.

Een eeuw later is het aantal Brazilianen van Japanse afkomst opgelopen tot bijna anderhalf miljoen, veelal advocaten, dokters en politici die liever in São Paulo’s luxe appartemententorens wonen dan in het krioelende Liberdade.

Chinese gelukzoekers nemen maar wat graag hun plek in, want tussen Aziatische broeders is het toch makkelijker integreren in een vreemd land.

Op het eerste gezicht is de wijk Japans gebleven. De typische straatlantaarns, mangawinkeltjes, advertenties van al dan niet Japanse prostituees die zich aanprijzen als ‘japonesinhas’, handig inspelend op mannelijke fantasieën over geisha’s.

In de hoofdstraat verlekkeren toeristen zich in de afgeladen supermarkt Marukai aan sushi, sake en geroosterd zeewier. Maar al doen de Japanse karakters op
de gevel anders vermoeden, Marukai heeft een Chinese eigenaar.

“Het zijn slimmeriken”, lacht Kondo. “Ze doen zich voor als Japans, want dat verkoopt hier. Bezoekers komen voor de Japanse wortels van de wijk.”

Op straat blijkt het nog een hele opgave om Chinezen te vinden die een beetje Portugees spreken. Tussen een groep punkers bij de uitgang van het metrostation staat Hiu, een jonge Chinees met een steile kuif en mascara op. “Voor onze generatie maakt Chinees of Japans zijn geen verschil. Liberdade is een Aziatische wijk geworden.”

Onder ouderen in de traditioneel gesloten Japanse gemeenschap wordt minder luchtig gedacht over de Chinese invasie. Maar volgens Kondo valt uiteindelijk niet te ontkomen aan vermenging in de Braziliaanse smeltpot.

Zijn Japanse mie is alvast niet bestand gebleken tegen de Braziliaanse mengdrift, zo blijkt verderop op de menukaart van een Chinees-Japans restaurant: ‘Chinese yakisoba’.



Tsuguo Kondo

woensdag, augustus 27, 2008

Indianen vs niet-indianen

Uit de krant van vandaag en net begonnen in de rechtszaal.
------------------------------------------------------------------------------------

Braziliaanse indianen houden vandaag hun hart vast. Het Hooggerechtshof doet uitspraak in een landconflict dat bepalend is voor de toekomst van hun reservaten.

Inzet is het reservaat Raposa Serra do Sol bij de grens met Venezuela en Guyana, waar 19.000 indianen leven op een schitterende lap natuur van 1,7 miljoen hectare. Sinds 2005 is het gebied afgebakend, ofwel, in principe verboden voor niet-indianen.

Maar een handvol grote rijstboeren in een hoek van het reservaat blijft stug zitten en laat zich niet uitkopen door de overheid. Toen de politie hen in april kwam uitzetten, ontstond een veldslag en legde het hof de ontruiming stil.

Belangrijk als de grootgrondbezitters zijn voor de economie van de arme deelstaat Roraima, die voor bijna de helft uit reservaat bestaat, wordt hun verzet in eigen regio gesteund. Ook door sommige indianen die werken op hun plantages. Bovendien betoogt het Braziliaanse leger dat het riskant is om het van goud en diamanten bulkende grensgebied exclusief aan de indianen over te laten.

De voorzitter van het hof, Gilmar Mendes, liet al doorschemeren dat hij ruimte in de wet ziet voor een ‘eilandmodel’ dat delen van Raposa Serra do Sol toegankelijk houdt voor niet-indianen. In dat geval dreigt ook de status van andere reservaten te worden uitgehold.

“Daarmee zou het hof de grondwet verscheuren”, aldus Dionito José de Sousa van de Indianenraad van Roraima. Terwijl de Macuxi-indiaan invasies van de blanke landerijen niet uitsluit, zweren enkele boeren “zelfs dood” niet te zullen vertrekken. Uit vrees voor rellen zijn driehonderd politieagenten neergestreken in het reservaat.

De Braziliaanse regering is tegen versnippering van het reservaat. Maar om het bezorgde leger tegemoet te komen, staat president Lula sinds kort wel permanente militaire bases toe in indianengebieden bij de grens. Hetgeen volgens indianenclubs ook tegen de grondwet indruist.

donderdag, augustus 21, 2008

Gehaaide pinguïns

Column uit de krant van vandaag.
----------------------------------------------------------------------------------
Net als haar voorbeeld ‘Evita’ Perón mag de Argentijnse president Cristina Kirchner graag vanaf een balkon uitvaren tegen de welgestelden. Zo oreerde de ‘rode koningin’ onlangs dat “het hart van de rijken bevriest door hebzucht”, geïrriteerd als ze was over boerenprotesten tegen een gepeperde exportbelasting die uiteindelijk sneuvelde.

Bij de Dwaze Moeders en de peronistische vakbonden gaat zo’n leus er in als koek, maar ergens klopt er iets niet. ‘De’ rijken? Ahum, het vermogen van Cristina en haar man en voorganger Néstor Kirchner is op het presidentiële pluche vermenigvuldigd tot maar liefst 5,5 miljoen euro.

De gehaaide ‘pinguïns’ uit het ijzige Patagonië zeggen zo goed te boeren door enkele geslaagde risico-investeringen en het rendement op de 41 stuks onroerend goed die ze samen bezitten.

Bovendien blijken ze over een slimme boekhouder te beschikken. Over de miljoenen peso’s die ze vorig jaar opstreken met huisjes melken, is nog geen half procent belasting betaald, zo vogelde dagblad La Nación uit.

Cristina gaat sinds kort fiscaal gunstig door het leven als ‘kleine belastingplichtige.’ Maximaal toegestane bedrijfsruimte: 20 vierkante meter. We moeten dus maar aannemen dat ze op haar paleis geen tijd steekt in dat bijbeunen op de woningmarkt.

Kortom, het koppel dat vindt dat peso’s van de rijken naar de armen moeten rollen, spaart daarbij liever de eigen portemonnee. Zo blijft er voor de vrouw des huizes wat over voor een gouden Rolex aan de pols en een damestas van het merk Hermes die volgens kenners 30.000 dollar doet. “Het zijn wolven vermomd als Robin Hood,” zo reageerde een lezer die zich belazerd voelde.

De financiële wandel van de pinguïns doet ook bij argwanende aanklagers de wenkbrauwen fronzen en er loopt een aanklacht bij justitie.

Nee, neem dan Cristina’s collega in Bolivia, Evo Morales. Links tot op het bot als de indiaan is, veegt ook hij veelvuldig de vloer aan met de hebzuchtige ‘oligarchie’ in zijn land. Een vaag begrip, maar op de één of andere manier klinkt het geloofwaardiger uit de mond van iemand die zijn eigen salaris heeft gehalveerd en rustig een week in dezelfde streepjestrui rondloopt.

maandag, augustus 11, 2008

Column Bob en de Bope

Uit Wakker Nederland.
------------------------------------------------------------------------------------
Onlangs op eigen houtje ’s avonds een sloppenwijk in mijn buurt binnengelopen. Zelfmoordneigingen? Nee hoor. Als buitenstaander kun je ongestoord over een steil weggetje naar de top van de heuvel slingeren.

De ‘favela’ Tavares Bastos is namelijk één van de weinige waarin de onderwereld het niet voor het zeggen heeft. Dat is te danken aan het elitekorps van de politie van Rio, de Bope, bekend van de Braziliaanse film ‘Tropa de Elite’ die al een tijdje in de Nederlandse bioscopen draait.

Sinds de Bope een basis heeft op de heuvel, is deze veranderd in een klein Hollywood. Amerikaanse sterren als Snoop Dogg en Edward ‘De Hulk’ Norton komen er opnamen maken in een stoer en toch veilig decor.

In het doolhof van steegjes vinden de filmploegen onderdak in een heuse Bed & Breakfast, met een adembenemend uitzicht over de stad. De Britse eigenaar Bob geeft daar ook jazzfeesten die veel hip volk omhoog lokken.

Helaas blijft Tavares Bastos de uitzondering die de regel bevestigt. De politie doet wel veel invallen in de sloppen om wapens en drugs in beslag te nemen, want Rio’s gouverneur Cabral heeft de oorlog verklaard aan de bendes (in de eerste vijf maanden van dit jaar schoot de politie 649 (!) mensen dood). Maar aan het structureel bezetten van favela’s wagen de autoriteiten zich niet.

Zo kan het dat de aanstaande lokale verkiezingen weer vertekend worden door veel zogeheten ‘halsbandstemmen’. Sloppenbewoners staan ‘aangelijnd’ in het stemhokje, met in het achterhoofd een dringend stemadvies van de crimineel die de wijk runt.

Om aan te geven hoeveel randfiguren mede hierdoor politiek carrière kunnen maken: van de huidige zeventig volksvertegenwoordigers van Rio hebben 33 het aan de stok hebben met justitie. Toen een lid van de liberale partij onlangs thuis gearresteerd werd, onthaalde hij de politie op een kogelregen. Dat zie je Eric van der Burg van de Amsterdamse VVD-fractie toch niet doen.

“Rio lijkt het Chicago van de jaren twintig wel”, verzuchtte mijn vaste tafelgenoot in de leeszaal in mijn wijk onlangs boven zijn krant. Maar Bob en de Bope zorgen in elk geval voor een leuk lichtpuntje in de heuvels.

zondag, augustus 10, 2008

Beide Bolivia's weer naar de stembus

Uit De Telegraaf van vandaag. ----------------------------------------------------------------------------------
“Als ze me wegstemmen, dan keer ik terug naar mijn coca-akker.” Na een ouderwets roerige aanloop stemt het diep verdeelde Bolivia vandaag over het aanblijven van president Evo Morales en acht gouverneurs, onder wie zijn grootste politieke vijanden.

Volgens peilingen zal de eerste indiaanse leider van het Zuid-Amerikaanse land het ‘recall’ referendum overleven. Ook de meeste gouverneurs van de oppositie, van wie er drie in hongerstaking zijn, lijken het vege lijf te redden.

Wegblokkades, stakingen, demonstraties; zelfs de beweging van Boliviaanse gehandicapten raakte deze week slaags met de politie. Woedende rolstoelers protesteerden voor een jaarlijkse toelage van zo’n driehonderd euro en moesten dat met een lading traangas bekopen. Eén gehandicapte overleed later.

Politiek wordt in Bolivia voor een belangrijk deel op straat uitgevochten, al doet de zoveelste gang naar het stemhokje vandaag wellicht anders vermoeden. Naar het voorbeeld van zijn bondgenoot Hugo Chávez probeert Evo Morales via referenda zijn socialistische 'revolutie' te versnellen.

Pure democratie, maar wel met een prijs. Door de bevolking telkens ‘ja’ of ‘nee’ te laten stemmen, raakt deze steeds verder verdeeld. De kloof tussen het arme, indiaanse hoogland en het (gas)rijke, meer blanke laagland lijkt onoverbrugbaar geworden na 2,5 jaar Morales aan het roer.

De oud-cocaboer kon deze week in een groot deel van zijn land niet eens campagne voeren, omdat tegenstanders vliegvelden omsingelden. “We staan op de drempel van een coup”, klaagde de regering in La Paz.

Ook over de spelregels voor het referendum is tot op de valreep gesteggeld. Uitkomst: waar Morales pas uit het zadel wordt gewipt als een onwaarschijnlijke 53,7 procent van de kiezers dat wenst, zijn acht gouverneurs de klos als meer dan de helft van de eigen provinciebevolking voor vertrek stemt.

Als het stof morgen is opgetrokken, kan meteen de volgende boksronde beginnen. De grote twistappel in Bolivia is de nieuwe grondwet die nog wacht op goedkeuring van de bevolking.

De tekst werd eind vorig jaar in de hooglandstad Oruro in noodtempo afgehamerd door Morales’ partijgenoten van de Beweging naar het Socialisme, in afwezigheid van de dwarsliggende oppositie. De grondwet moet de indianen meer rechten en land geven en meer olie- en gasgelden naar La Paz laten vloeien, wat in het laagland op weinig enthousiasme kan rekenen.

Ook druist de antikapitalistische toon van de tekst volledig in tegen de realiteit van een liberale provincie als Santa Cruz. Dat besloot zich dan ook, net als drie andere provincies, op eigen houtje meer autonomie toe te kennen, via een illegaal referendum.

“Er is maar één uitweg uit de impasse en dat is om de tafel gaan over een andere grondwettekst”, zegt Bolivia-kenner Guillermo Cuppers vanuit Cochabamba. Hij ziet daarvoor echter geen animo bij Morales. “Hij regeert als een vakbondsman en niet als een staatsman die boven de partijen staat.”

Morales kan de grondwet moeilijk terugtrekken, want een deel van zijn achterban vindt hem nu al veel te soft. “Het gaat er nu slechts om wie de schuld krijgt voor het mislukken van het project”, stelt Cuppers.

Terwijl de Boliviaanse economie door de hoge grondstofprijzen stevig in de lift zit, lijkt de politieke situatie dus uitzichtloos. Maar analisten verwachten niet dat het land uiteen valt.

Al was het maar omdat het “ondenkbaar is dat Argentinië en Brazilië gas zouden kopen van de Onafhankelijke Republiek van Santa Cruz”, aldus Jim Shultz van het Democracy Center.
-----------------------------------------------------------------------------------
Update:

Ruim 60 procent van de Bolivianen heeft zondag gestemd voor het aanblijven van president Evo Morales. Ook de meeste gouverneurs van de oppositie komen volgens de eerste tellingen steviger in het zadel te zitten.

De uitslag onderstreept de patstelling tussen het indiaanse hoogland en het meer blanke laagland van Bolivia. Waar Morales in de Andesstad La Paz op ruim 80 procent goedkeuring kon rekenen, was dat in de oostelijke gasstad Santa Cruz slechts 36 procent.

De regering kondigde meteen een nieuw referendum aan. Begin volgend jaar wordt de omstreden nieuwe socialistische grondwet aan de bevolking voorgelegd. De oppositie dreigt deze te saboteren.

woensdag, juli 30, 2008

Strandindianen: 'Wij gaan hier niet weg'

Uit de krant van een paar dagen terug.
------------------------------------------------------------------------------
“Toen we hier een huis kochten, wisten we niets van een indianenbegraafplaats”, vertelt de Nederlandse ondernemer Ton van Hoorn verbaasd. “Maar ik mij niet zoveel zorgen. In deze wijk wonen veel invloedrijke personen die dit zeker zullen stoppen.”

Een dure strandwijk in Niterói, een satellietstad van Rio de Janeiro, is in rep en roer door een vijftigtal indianen dat kamp heeft gemaakt aan een populair strand. De guaraní, overgekomen uit een naar eigen zeggen overbevolkt reservaat, menen recht te hebben op het paradijselijke plekje, waar ze leven van visvangst en de verkoop van snuisterijen.

“In die duin liggen onze voorvaderen begraven. Kijk maar,” zegt het jonge opperhoofd Darci Tupã (29) terwijl hij wat brokjes bot uit een kommetje pakt.

Archeologen bevestigen de aanwezigheid van ‘sambaquis’, indianenbegraafplaatsen, op de geclaimde 180 hectare. Toch wordt de stam steeds dringender gemaand de aftocht te blazen.

Hun ‘sloppenwijk’ zou de waarde van de omliggende villa’s doen dalen, ze zouden badgasten afschrikken met naakt zwemmen en ze bezetten ook nog eens een natuurgebied.

Na enkele dreigementen staken onbekenden het dorp vorige week op klaarlichte dag in brand toen de mannen even weg waren. “We zetten nu twee keer zoveel hutten neer. Ze krijgen ons niet weg. Er is versterking op komst”, zegt Tupã in strijdvaardig staccato.

Buiten houdt een krijger met pijl en boog de wacht. Het is nu oorlog.

Opperhoofd Darci Tupã

Twee uur na de brand stond bosbeheer al klaar met een bus om de indianen af te voeren, wat ze weigerden.

“Bosbeheer stelt nu cynisch dat dit natuurgebied is, terwijl het de omgeving laat volbouwen. Er staat zelfs al een hotel op een sambaquí. De indianen zijn gekomen om verdere afbraak van hun erfgoed te stoppen. En het milieu is bij hen in betere handen”, zegt José de Azevedo, voorzitter van de ngo CCOB.

“Of ze integreren in de blanke cultuur of ze behouden hun tradities in een reservaat, maar niet hier op openbaar terrein”, kaatst de bewonersvereniging.

Intussen lijken de indianen weinig haast te hebben met de wederopbouw. Er wordt wat rondgehangen bij een tent, een meisje rookt een Marlboro in een hangmat en Tupã kijkt op een meegebrachte laptop naar de laatste berichten over de affaire.

zaterdag, juli 26, 2008

Trippen tot God

Uit de krant van vandaag.
-------------------------------------------------------------------------------
Geen nood voor Nederlanders die van een trip houden. Als de paddo verboden wordt na het Haagse zomerreces, is er nog een legaal alternatief: ayahuasca, de ‘liaan van de ziel’.

De thee uit het Amazonewoud bevat de harddrug DMT, maar mag door Braziliaanse kerken in ons land worden gedronken als sacrament. Een kwestie van godsdienstvrijheid. “Ik vermoed dat de kerk erg gaat groeien na het paddoverbod ”, zegt Hans Bogers van de Santo Daime-kerk in Den Haag.

De Telegraaf ging aan de thee in een tempel in het bos van Rio de Janeiro en keek verwonderd naar het urenlange zang- en braakritueel van de – deels piepjonge – aanhangers van de kerk.
----------------------------------------------------------------------------------
Stuiterend op een zandweggetje aan de rand van Rio gaat het steeds dieper een natuurpark in. Na een paar kilometer stopt de auto bij een hek met een bord: ‘Eclectisch Centrum van de Universele Lichtstroom’.

Welkom bij Santo Daime, een mengelmoes van katholicisme en natuurreligies die wordt gedreven door een oeroude indianendrank.

We wandelen omhoog naar een huisje en worden verwelkomd door Ricardo Tadeu, een hippie met pretogen die ‘het werk’ (zoals de kerk de bijeenkomsten noemt) deze zondag zal leiden.

“In 1973 lag ik al met drieduizend mensen te slapen in het Vondelpark,” zo vertelt de vijftiger over zijn liefde voor Amsterdam. Wat de gast kan verwachten? Een soort paddotrip? “Het effect van de thee is vergelijkbaar. Maar wij maken een gestuurde reis, terwijl je in een paddotrip alle kanten op kunt.”

Santo Daime streek in 1993 neer in ons land en was lang omstreden. Tijdens een dienst in 1999 werd de kerkleiding opgepakt wegens harddrugbezit. Maar twee jaar later oordeelde de Amsterdamse rechtbank dat de thee “binnen de rituele context van de kerk geen gevaar oplevert voor de volksgezondheid” en dat de vrijheid van godsdienst derhalve zwaarder weegt dan het verbod op DMT.

De kerk heeft wereldwijd zo’n 50.000 leden, van wie 250 in ons land, en stuurt ayahuasca met duizenden liters de aardbol over vanuit de zetel in het Amazonedorpje Ceú do Mapiá, een populaire bestemming onder triptoeristen.

Liaan van de Ziel verstrengeld met kruis. Aankomst gitarist.

Terug in het bos van Rio laat een jongeman in hagelwit pak met een davidsster op de borst, de ‘dress code’ zo blijkt algauw, de nieuwe deelnemer twaalf euro betalen en plechtig intekenen in een beduimeld register.

“Ik gebruik de thee om mijn goede en slechte kanten onder ogen te zien”, zegt hij, soldaat van beroep. “Daime brengt me dichter bij God en mezelf”, zo motiveert een ICT’er zijn lidmaatschap.

Even later wordt boven in de tempel voor de derde keer een bel geluid: theetijd!

Achterin het bont versierde open gebouwtje staat een kan op tafel. Tast toe, knikt de theeschenker. Aarrggh! Het bitterzure brouwsel blijkt nogal een beproeving voor de smaakpapillen.

Na een half uur komen de eerste tripeffecten. Flipperende gedachten, gierende zintuigen.

De mannen en vrouwen – witte jurk, groene sjerp, tiara in het haar – staan gescheiden in een kring en zingen liederen uit een groen boekje, terwijl ze schudden met een soort sambabal.

‘Dai-me luz, dai-me amor’; ‘geef me licht, geef me liefde’. Met gesloten ogen danst iedereen in een eigen vak: twee stapjes naar links, twee stapjes naar rechts. ‘Leve Jezus, leve de boskoningin!’, roept men in koor. Naarmate de trip aan kracht wint, wordt de zang en gitaarmuziek mooier.

Tegelijkertijd groeit mijn verbazing over het feit dat kinderen aan deze heftige ervaring worden blootgesteld.

Een puber wankelt na zijn tweede glas – De Telegraaf is intussen blij dat het zich tot één glas heeft beperkt – met rode, tollende ogen naar de tempelrand om te braken. Hij is lang niet de enige; overgeven is eerder regel dan uitzondering.

Brakende jongen (achter)

“Je moet het als iets positiefs zien. Braken zuivert lichaam en geest,” zegt voedingsdeskundige en veelgebruiker José Luis Vázquez een goede twee uur na aanvang.

Het is pauze en iedereen lijkt weer broodnuchter. “De thee helpt tegen depressiviteit, ontstekingen, ouderdom, noem maar op. Ik heb er zelfs een halfjaar op geleefd in het bos. Zeventien glazen per dag, zonder eten. Het is de grootste schat van de Amazone.”

De Leidse toxicoloog prof. Freek de Wolff onderzocht ayahuasca in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid en concludeerde dat de drank verslavend is noch de gezondheid schaadt. Maar net als bij paddo’s bestaat het risico van een ‘bad trip’.

In Nederland worden psychiatrische patiënten geweigerd bij de kerkdiensten. Net als kinderen, verzekert Bogers. “Anders zeggen ze dat we kinderen aan de drugs helpen. In Nederland zitten we in een glazen huis. In Brazilië zijn ze er makkelijker in. Dat is een spiritueler land.”

De 11-jarige Braziliaanse Andrisa da Silva vertelt in de pauze met een bord cassave op schoot dat de thee “alleen goede dingen” in haar losmaakt. Zelfs als ze niet lekker in haar vel zit, zegt ze desgevraagd. Waaraan ze dan denkt? “Moeder, vader, God, dat soort dingen.”

Toch is het gebruik door kinderen een paar keer ernstig uit de hand gelopen in het Amazonewoud, tot moord en zelfmoord aan toe. Maar de kerk heeft de mediastorm, met beschuldigingen van sektevorming en hersenspoeling, ook in Brazilië doorstaan met een beroep op de culturele en religieuze waarde van het ritueel.

De tweede ronde

Bij het vallen van de avond in Rio is het weer tijd voor thee. Er sluit een nieuweling aan, Pedro Penha, manager, niet gelovig, maar benieuwd naar de drank. Na een kwartier houdt hij het dansen voor gezien.

“Pff, die pasjes, die regeltjes, dat ze het volhouden. Die rituelen zijn gewoon een excuus om samen te trippen. Religie is hier geen doel op zich. Maar zo zittend vermaak ik me wel. De thee is krachtig.”

Pedro Penha: 'Pff, die pasjes.'

Terwijl het steeds kouder wordt in de tempel, zingen Tadeu en gevolg gedisciplineerd door tot de 129e en laatste hymne van het groene bijbeltje.

Na tien uur en twee trips neemt men afscheid. Morgen is weer een gewone werkdag. En het wonderlijkste is: de ‘liaan van de ziel’ zal geen spoortje van een kater nalaten.
-------------------------------------------------------------------------------------
De Santo Daime-kerk is in 1930 opgericht door een boomlange Braziliaanse rubbertapper, beter bekend als Meester Irineu.

Op een dag gaf een Peruaanse sjamaan hem ayahuasca te drinken, het gekookte aftreksel van een blad (Rainha) en een liaan (Jagube). Irineu kreeg een Maria-visioen en de opdracht een nieuwe christelijke doctrine te verspreiden, gebaseerd op de spirituele, gekerstende thee.

Bij de door De Telegraaf bezochte kerkdienst werd de sterfdag van Meester Irineu herdacht.

Column Drooglegging

Column uit de krant van afgelopen week.
---------------------------------------------------------------------------------
President Lula zette onlangs zijn krabbel onder een verkeerswet die een hoop stof doet opwaaien in Brazilië.

Wie na één biertje achter het stuur gaat zitten, riskeert een boete van bijna 400 euro en verlies van het rijbewijs voor een jaar. Twee drankjes zijn al goed voor een half tot drie jaar celstraf.

Dat is even schrikken in een land waar drank en autorijden elkaar tot dusver weinig in de weg zitten, blijkens de 17.000 alcoholdoden in het verkeer vorig jaar.

De cultuurschok is des te groter doordat de nieuwe limiet (voorlopig in de praktijk 0,2 promille, maar de wet schrijft letterlijk ‘zero tolerance’ voor) tot dusver on-Braziliaans strak wordt gehandhaafd.

Op internet woedt dan ook een stormloop op doe het zelf blaasapparaatjes. Niet alleen onder automobilisten, maar ook onder corrupte politieagenten die een zakcent willen scoren, zo gaan de geluiden in Rio.

De eerste resultaten van de ‘Droge Wet’ liegen er niet om. Het aantal verkeersdoden slonk tientallen procenten afgelopen weekenden. Verzekeringsmaatschappijen kondigen al premieverlagingen aan en uit enquêtes blijkt dat de meeste Brazilianen de wet toejuichen.

Maar er klinkt ook gemor. Een boete van 2,5 minimumloon wegens consumptie van een kersenbonbon, alcoholhoudend mondwater of een wijntje bij de mis? Waarom moeten de goeden onder de kwaden lijden, vragen matige drinkers zich af.

Volgens critici was de oude norm van 0,6 promille prima (Nederland hanteert 0,5) en ontbrak het slechts aan controle. Nu er gepeperde boetes uitgedeeld kunnen worden, is de politie er plots wel als de kippen bij om fuiken te zetten, moppert men.

Bareigenaren zijn helemaal ten einde raad. Volgens de horeca van São Paulo, dat zowel verslaafd is aan auto’s als aan uitgaan, is ruim een kwart van de stappers afgehaakt sinds de drooglegging.

Het fameuze nachtleven van de megastad wordt zo de nek omgedraaid, klinkt het. Restaurants proberen de schade te beperken door goede klanten een lift naar huis te geven.

De regering doet alle klachten af als klein bier; de wet redt immers veel levens.

Ik heb overigens niets te klagen, omdat ik voor geen goud achter het stuur ga zitten in Rio’s verkeersjungle. Bussen rijden ook 's nachts af en aan hier en dat bevalt me al drie jaar uitstekend.

zaterdag, juli 19, 2008

Hamvraag Peru: 'Heeft u plastic?'

Bijna een jaar na de verwoestende aardbeving lijkt Pisco even een stad als alle andere. Op het centrale plein halen jongelui capriolen uit op crossfietsjes, profiteren ijscomannen van het vale zonnetje en zitten stelletjes te knuffelen op bankjes.

Maar de omliggende straten zijn nog steeds één grote ruïne. En van de kerk, waar tijdens de mis van die 15e augustus veel van de ruim vijfhonderd doden vielen, rest niets dan twee torens met een gapend gat ertussen.

Peru maakt de balans op van ‘de ramp na de ramp’. Het rampenfonds Forsur heeft een puinhoop gemaakt van de wederopbouw, zo is de teneur.

“Er was geld zat. Maar er is één lange strijd van gemaakt om overal zo lang mogelijk over te doen”, zegt de Nederlandse Ada van der Horst van Adesa, een hulporganisatie die ingestorte scholen opbouwt.

Met als gevolg dat tienduizenden Peruanen de winter andermaal doorkomen zonder gedegen dak boven het hoofd.

“Heeft u plastic?”, blijkt algauw de hamvraag bij een bezoek aan de buitenwijken van de halfverwoeste stad Chincha. Nadat de lemen huisjes daar als kaartenhuizen tegen de grond gingen, overleven de bewoners in rieten hutten waarin de drijfnatte winterlucht vrij spel heeft.

“Er is wel plastic uitgedeeld om het riet af te dekken. Maar alleen aan de mensen met eigendomspapieren. En die heeft niemand hier”, zegt een oude dame in een bloemetjeshemd. Verderop zit een jongetje in een PSV-shirt te kleien met de natte grond die de huiskamer voorstelt.

Doordrenkte hutjes in Chincha: 'Meer plastic graag.'

Het hoofd van Forsur heeft intussen ontslag genomen. Alle kritiek berustte volgens hem op de misvatting dat het fonds de wederopbouw niet alleen zou plannen, maar ook uitvoeren.

De minister van Woningbouw stuurt het proces nu zelf en er lijkt eindelijk schot in te komen. Gedupeerde families krijgen 1350 euro voor de bouw van een nieuw huis. Het is de bedoeling dat ook sloppenbewoners de toelage en een eigendomstitel krijgen.

De EU heeft nog eens drie miljoen euro toegezegd na de acht miljoen noodhulp van vorig jaar. Aan de rafelrand van Chincha zouden ze wensen dat de dames en heren uit Brussel de geldzak hoogstpersoonlijk komen afgeven.

“Anders bereikt de hulp ons toch niet. Heeft u echt geen plastic?”


Gat in de kerk van Pisco.

maandag, juli 07, 2008

Column Caipira

Uit De Telegraaf.
-----------------------------------------------------------------------------
Onlangs bracht ik vijftig uur van mijn vakantie door in de bus van São Paulo naar de Amazonestad Belém, dwars door de dikke bil van Brazilië. Zo zie je nog eens wat.

Nauwelijks ongerept natuurschoon helaas: de savanne en het tropisch regenwoud zijn goeddeels geweken voor de snelweg. Wat je wel ziet, zijn de akkers en weidelanden waarmee Brazilië naam maakt als steeds grotere mondiale voedselschuur.

In enkele wegrestaurants langs de route, gelegen in exotisch klinkende plaatsen als Anápolis, Gurupi en Acaílândia, werden liedjes van de Braziliaanse evenknieën van Jan Smit gedraaid.

Deze mateloos populaire zangers, met namen als Tonico & Tinoco en Edson & Hudson, zijn herkenbaar aan hun cowboyhoed, laarzen, strakke spijkerbroek en grote akoestische gitaar. Niks geen schuddende sambabillen in dit agrarische achterland, want als je gewoon doet, dan doe je hier al gek genoeg.

Ook langs de zuidoostkust, die cultureel de toon zet in Brazilië, groeit intussen het besef dat er in de diepe binnenlanden méér gebeurt dan biefstuk produceren en ethanol brouwen. Geholpen door het succes van de landbouw is de ‘caipira’, de ietwat pesterige bijnaam voor de Braziliaanse boer, zelfs een beetje hip aan het worden in Rio de Janeiro en São Paulo.

Dat bleek afgelopen maand bij de junifeesten, het Braziliaanse plattelandsfestijn bij uitstek. De societyrubrieken van de kranten uit de grote steden stonden vol Big Brother- en soapsterren die zich op speciale caipirafeesten maar wat graag met kiel en strohoed op de foto lieten zetten.

Onder genot van een stevige caipirinha (de swingende cocktail die dus gewoon ‘boertje’ heet) is het levenslied van Tonico & Tinoco eigenlijk best het luisteren waard!

Een bekende journalist uit Rio, Zuenir Ventura, toog naar het binnenlandse suikerrietmekka Ribeirão Preto en schreef verbaasd dat hij een menigte op een plein uit volle borst ‘Ik ben caipira, pirapora’ had zien zingen. In een andere stad op het platteland zag hij een lokaal theater volstromen voor een avondje bossa nova, de jazzsamba uit Rio de Janeiro.

“Er is niet alleen rijk, maar ook intelligent leven buiten de as Rio-São Paulo”, concludeerde Ventura. Daarmee toch weer terugvallend op zijn grootstedelijke superioriteitsreflex. Helemaal serieus wordt die curieuze caipira kennelijk nog niet genomen.

Big-Brother-helden in caipirakledij

zondag, juni 15, 2008

Mexico levert de doden, de VS de wapens

Achtergrondstuk over de krankzinnige drugsoorlog in Mexico uit de krant van vandaag.
----------------------------------------------------------------------------------
Urenlange veldslagen in de steden en een ongekende 493 executies in één maand. De krankzinnige geweldsexplosie in Mexico toont volgens president Felipe Calderón dat hij de oorlog tegen drugs aan het winnen is. Nog geen kwart van de Mexicanen gelooft dat en critici spreken al van “het Irak van Calderón”.

“Wandelen, winkelen of naar een restaurant gaan, is net zoiets als flirten met de dood,” zo schreef de krant El Universal onlangs met gevoel voor drama. Dat weekend was een stad ter grootte van Rotterdam, Culiacán, collectief gegijzeld.

De bevolking bleef thuis uit vrees voor wraakacties van Mexico’s ‘most wanted’ drugsbaas, Joaquín ‘El Chapo’ Guzmán, wiens zoon net per bazooka geliquideerd was voor een winkelcentrum.

De zondag daarop ontwaakte de hoofdstad van de provincie Sinaloa, nadat ’s nachts weer voorzichtig geswingd was op de vrolijke regionale trompetmuziek, met onheilspellende spandoeken aan de viaducten: ‘Tinnen soldaatjes, agenten van stro, dit is het gebied van Arturo Beltrán.’

‘Regeringen en andere lastposten worden verwijderd.’ ‘Ik ben de baas van het plein. Dit is pas het begin.’

Wat eens te meer bleek toen acht agenten doorzeefd werden in een hinderlaag na een valse melding bij de politiecentrale.

Mexico ziet geschokt toe hoe de niet aflatende drugsoorlog een nieuwe vlucht heeft genomen. Steden in het noorden van het land, waar 90 procent van de Amerikaanse cocaïne de grens overgaat, worden compleet ontwricht door de hondsbrutale drugskartels.

Als reactie heeft Calderón, die het bij zijn aantreden eind 2006 als eerste president waagde het leger massaal op de drugsmaffia af te sturen, duizenden extra militairen naar Sinaloa gestuurd.

Daar belanden ze in het kruisvuur van kartels en bendes die vechten om ‘la plaza’, het territorium. Genoemde Arturo Beltrán en zijn broers voelen zich verraden door Guzmán, de baas van het Sinaloa-kartel, en hebben hun oud-handlanger de oorlog verklaard.

Ze zijn in zee gegaan met de meest geoliede moordmachine van Mexico, Los Zetas, de militaire arm van het Golf-kartel. Een explosief pact dat het volgens analisten in zich heeft de andere kartels en het leger te overrompelen.

Nog geen kwart van de Mexicanen gelooft dat de regering aan de winnende hand is, terwijl 58 procent zijn geld op de kartels zou zetten.

Opvallend genoeg blijkt uit dezelfde peiling van El Universal dat ruim vier op de vijf Mexicanen de drugsoorlog toch steunen en vinden dat het leger moet doorvechten. De zwakke, corrupte politie wordt helemaal kansloos geacht tegen de steenrijke kartels met hun zware wapentuig.

“We gaan deze oorlog niet winnen, maar we kunnen er ook niet mee stoppen. Dit is het Irak van Calderón aan het worden,” aldus politiek analist Jorge Zepeda. De conservatieve president waarschuwt dat de strijd “lang en pijnlijk” zal zijn en laat het leger nog zeker twee jaar doorvechten.

Zijn bondgenoot in Washington, beducht voor het ontstaan van een grote narcostaat pal aan de zuidgrens, draagt met 1,4 miljard dollar een steentje bij komende drie jaar. Een schijntje, vindt Mexico, dat bovendien eist dat de Amerikanen de eigen snuivers harder aanpakken.

“De kartels halen hun bazooka’s en dollars uit de VS en Mexico levert de doden. Het is ironisch,” zegt Klaas Wellinga van de Universiteit Utrecht. De Mexico-kenner deelt de analyse van Calderón in zoverre dat het “onbeschrijflijke recente geweld” het gevolg is van scheuren in de kartels.

“Het leger deelt hen wel klappen uit. Maar de plaatsvervangers staan direct klaar zolang drugs in de criminele sfeer blijven. Het waterbedeffect.”

De woelingen in maffialand, dat voorheen tientallen jaren ongehinderd zijn zakken kon vullen, gaan gepaard met bizar sadisme. Vooral Los Zetas (van ‘Z’, niet te verwarren met de nobele held Zorro) lappen alle erecodes aan de laars en deinzen er niet voor terug slachtoffers te onthoofden en ook vrouwen en kinderen te executeren.

Maar deze voormalige elitesoldaten, veelal in de VS getraind in drugsbestrijding, zijn wel de droom van iedere drugsbaron. Ook oud-militairen uit Guatemala met veel ervaring uit de eigen vuile oorlog vechten mee.

En Los Zetas proberen net als andere kartels het leger uit te hollen met spandoeken in de trant van: ‘Bij ons krijg je wel een goed salaris en hoef je geen smerige soep te eten. Bel nu!’

Dat mist zijn uitwerking niet: dagelijks deserteren tientallen militairen, vaak rechtstreeks naar de gelederen van de vijand.

Wat als de oorlog tegen drugs uiteindelijk zelfs het leger te machtig blijkt? Een vorm van legalisering? In Washington is de animo daartoe nul, maar onder de murw gebeukte Mexicanen klinkt de roep steeds luider.

‘s Lands grootste schrijver Carlos Fuentes: “Dit is alleen op te lossen als een groep van zes, zeven, acht of tien landen zou beslissen de drugs geleidelijk uit de criminaliteit te halen.”

donderdag, juni 12, 2008

Even een ballonnetje oplaten

Stukje uit Elsevier.

Vorige week vloog er nog een ballon tegen het raam van een appartement in Copacabana. Bewoner gewond, en bedankt!
------------------------------------------------------------------------------
Tijdens de Braziliaanse junifeesten is het ieder jaar weer oppassen voor neerstortende onbemande luchtballonnen. Politie, brandweer en luchtverkeersleiders zien vertwijfeld toe hoe de stuurloze creaties voor bosbranden en bijna rampen bij vliegvelden en olieraffinaderijen zorgen.

Volgens traditie worden de tot veertig meter hoge ballonnen deze maand opgelaten om enkele heiligen gunstig te stemmen. Het volksvermaak is sinds tien jaar verboden, maar de ballonmakers blijven drie jaar celstraf en gepeperde boetes riskeren voor hun passie.

Net als bij ‘Te land, ter zee en in de lucht’ zijn originaliteit en lage kosten van het ontwerp minstens zo belangrijk als de duurzaamheid. Wat maakt dat een deel van de vliegende sigaren, uien en wat dies meer zij, al snel brandend tegen de vlakte gaat.

Artistiek volksvermaak of vliegende brandbom?

Rio de Janeiro is met haar beboste bergkammen kwetsbaar voor branden, te meer nu in juni de droge winter aanbreekt. Volgens de regionale brandweer hebben de ballonnen dit jaar al vijfhonderd bosbranden veroorzaakt.

Commandant Wanius de Amorim ziet het elk jaar erger worden. “Je hebt mensen die het mooie kunst vinden, maar het is extreem gevaarlijk. Geef hen aan!”

De politie speelt kat en muis met professionele ballonclubs die veelal aan de randen van de stad opereren. In Rio en São Paulo zijn al honderden feestvierders opgepakt.

Maar De Amorim vindt dat zij er te vaak met een boete of alternatieve straf vanaf komen. “Ze zouden ook moeten worden aangeklaagd voor bendevorming en het overtreden van luchtveiligheidsregels.”

Tegelijkertijd probeert de Vereniging van Vrienden van de Ballon de juniballon uit het verdomhoekje te halen. De club uit Rio argumenteert dat het ongrondwettelijk is om uitingen van een “icoon van de Braziliaanse cultuur” te verbieden.

Een ramp lijkt een kwestie van tijd. Bij het internationale vliegveld van São Paulo explodeerde onlangs een ballon op dertig meter van een vliegtuig dat net met vierduizend liter kerosine was volgetankt.

maandag, juni 09, 2008

Doorstart Lichtend Pad

De maoïstische terreurbeweging Lichtend Pad heeft een doorstart gemaakt. De Peruaanse regering heropent de jacht op de gevreesde revolutionairen, die dankzij drugshandel een comeback maken op het platteland.

Dat is volgens het leger de prijs voor het jarenlange veronachtzamen van de splinters van Lichtend Pad, dat in 1980 een burgeroorlog begon die in twintig jaar bijna 70.000 Peruanen het leven zou kosten.

“Het blijft een latente dreiging”, aldus de verontruste generaal Raymundo Flores. Hij heeft als hoofd van een nieuw commando in de cocateeltvalleien bij Ayacucho, de bakermat van Lichtend Pad, de opdracht om de guerrilla alsnog met wortel en tak uit te roeien.

Het aantal strijders is afgelopen jaren van 200 opgelopen naar 800, zo wordt geschat. Maar waar het oude Lichtend Pad complete dorpen uitmoordde met kapmessen, stenen en bijlen, beschikt de nieuwe lichting over geweren en granaten.

Zo zijn sinds 2005 veertig agenten gedood in hinderlagen. De maoïsten proberen de bevolking onderwijl gerust te stellen; via pamfletten laten ze weten dat de tijd van slachtingen onder onwillige ‘bourgeois’ boeren voorbij is.

De operationeel leider van Lichtend Pad, ‘Artemio’, stelt vrijlating van zijn gevangen kameraden als voorwaarde voor een vredesproces. Iets waar de regering niet over peinst.

Artemio ziet oprichter Abimael Guzmán (73) nog altijd als de grote roerganger van Lichtend Pad. De oud-filosofieleraar, die Ché Guevara maar een braaf burgermannetje vond, moet vanuit zijn cel op een marinebasis voor de kust van Lima toezien hoe zijn revolutionaire idealen zijn uitgekristalliseerd tot ordinaire drugshandel, net als bij de Colombiaanse FARC-guerrilla.

Het leger claimt intussen onlangs de tweede man achter Artemio te hebben gedood.


Abimael Guzmán