zondag, maart 22, 2009

De Mexicaanse ladder is altijd hoger

Uit de krant van vandaag.
------------------------------------------------------------------------------------
Op de zuidoever van de Rio Grande blaast een bedelaar met een rode cape deuntjes op een scheidsrechtersfluitje. Boven op de brug maakt een blinde collega in Goofy-pak een dansje op de melodie.

Merkwaardige taferelen spelen zich af op de bruggen tussen de Mexicaanse drugsstad Ciudad Juarez en het Amerikaanse wapenparadijs El Paso, de grens tussen derde en eerste wereld.

Aan het einde van de brug gaat de rij, na een uur wachten, plots vlot de ‘hemelpoort’ door. Achter de Amerikaanse douane ontvouwt zich een landerige Texaanse stad.

Mensen op straat dragen sombrero’s tegen de woestijnzon. Spaans is de voertaal, want 80 procent van de bevolking van El Paso is ´Hispanic´. Maar verder valt vooral het contrast op met de bandeloze zusterstad Ciudad Juarez.

El Paso is één van de veiligste steden van de VS. Er werden vorig jaar zeventien moorden gepleegd (op 0,6 miljoen inwoners), tegen ruim 1600 in Ciudad Juarez (1,4 miljoen inwoners).

Mede dankzij de lokale legerbasis Fort Bliss en de af en aan rijdende jeeps van de Border Patrol (grenspatrouille) heerst er ‘law and order’ in de straten. In El Paso riskeer je nog een boete van duizend dollar als je een blikje op straat gooit of het waagt de vogels te voeren in een parkje.

Geen wonder dat de schrik voor de Mexicaanse drugskartels er goed in zit in deze Texaanse oase. “Moet je kijken wat gruwelijk”, zegt ‘special agent’ Joseph Arabit van de DEA (Drug Enforcement Administration) in El Paso.

Hoofdschuddend toont de drugsbestrijder een foto van een Mexicaan die is opgehangen met een varkenskop over zijn hoofd. Ook de kiek van een onthoofde agent van de politie Juarez – compleet met kerstmuts op het hoofd – maakt diepe indruk op de man.

'Voor wie het nog niet wil geloven' (Credit: Hector Dayer)

“Interesting”, noemt hij het dat De Telegraaf verblijft in Ciudad Juarez. Zelf waagt Arabit zich daar niet meer. En ook jongere Amerikanen, die de stad sinds de drooglegging in de jaren twintig gebruiken als uitlaatklep, laten de Mexicaanse disco’s en casino’s voorlopig links liggen.

Toch is de drugsoorlog in Ciudad Juarez de laatste weken geluwd, met dank aan de bezetting door het Mexicaanse leger. Met zo’n 8500 soldaten in de stad is de corrupte lokale politie ontwapend en wordt dag en nacht gepatrouilleerd door de straten. Voor het eerst in tijden beleefde de geterroriseerde bevolking afgelopen week zestig uur zonder één executie in de stad.

Aan de overkant van de – goeddeels drooggevallen – Rio Grande bouwen de Amerikanen intussen koortsachtig door aan een hek op de grens. In en rond El Paso is het omstreden stalen bouwwerk bijna af. ‘The Fence’ meet op dit gevoelige stuk grens maar liefst zes meter.

Grensbewakers liggen erachter op de loer om de oversteek verder te ontmoedigen. In totaal slingert het hek, een creatie van oud-president Bush waar toenmalig senator Obama vóór stemde in 2006, over ruim een derde van de ruim drieduizend kilometer lange grens met Mexico. Volgens de Border Patrol is de illegale immigratie daardoor sterk gedaald.

Maar boven het hek blijven dagelijks tienduizenden mensen pendelen over de drie bruggen tussen El Paso en Ciudad Juarez. Veel Mexicanen werken aan de overkant, waar de lonen tien keer hoger liggen.

Omgekeerd laten Amerikaanse fabrieken hun auto’s goedkoop in elkaar zetten aan de andere kant. Bewoners van de grensstreek kunnen een ´lokaal paspoort´ krijgen, al zijn de voorwaarden sinds de aanslagen van 11 september verscherpt.

In het kielzog van alle drukte op de grens slaan de smokkelaars hun slag. “Ciudad Juarez en El Paso vormen één van de belangrijkste routes voor marihuana, cocaïne en Mexican brown” (heroïne), zegt DEA-woordvoerder Arabit.

“Juarez ligt dichtbij de ‘Gouden Driehoek’, het gebied waarin de meeste Mexicaanse marihuana en papaver wordt geteeld. Vanaf El Paso gaan de drugs naar Chicago, New York en Atlanta. Een pond marihuana kost in Mexico 100 dollar, in El Paso 200 dollar en in Chicago al 1200 dollar.”

Het smokkelwaar wordt verstopt in de spelonken van voertuigen, vliegtuigjes en zelfs in lijkkisten, de anus van paarden, empanada’s en pijlen die een inmiddels overleden Mexicaanse boogschutter over de rivier placht te schieten.

Wapens en dollars bewandelen de omgekeerde weg. Volgens een recent rapport van de Amerikaanse rekenkamer is op de zwarte markt van El Paso zwaar geschut uit de Irak-oorlog te koop. Wapenwinkels in de grensstreek doen mede dankzij Mexicaanse criminelen de beste zaken in de VS. Ruim 90 procent van het arsenaal van de drugskartels is van Amerikaanse makelij.

De Mexicaanse president Calderón krijgt veel lof uit Washington voor zijn oorlog tegen de kartels. Mede daardoor zou cocaïne in de VS flink duurder en minder zuiver zijn worden. Maar de Mexicanen eisen meer medewerking van Amerikaanse kant.

“Ze kunnen zich niet achter hun hek verstoppen”, zegt Victor Valencia, de hoogste provinciebestuurder in Ciudad Juarez. “Ok, we beleven een zware crisis. Maar die is deels te danken aan de Amerikaanse verslaving aan drugs en wapens.”

President Obama kondigde deze week aan meer undercover agenten naar de grens te sturen om de wapensmokkel te beteugelen. Volgende maand bezoekt hij Calderón om nieuwe afspraken te maken en komende week gaat minister van Buitenlandse Zaken Clinton hem voor.

Washington overweegt troepen naar de Mexicaanse grens te sturen.
Volgens het Amerikaanse Congres vormen de kartels een “directe bedreiging” voor de nationale veiligheid en zijn hun tentakels voelbaar tot in 230 Amerikaanse steden.


Ceballos: Mexicaanse ladder hoger dan Amerikaans hek

De terugweg van El Paso naar Ciudad Juarez gaat een stuk sneller dan de heenweg. Geen Amerikaanse of Mexicaanse douanebeambte neemt de moeite om papieren of spullen te controleren.

Achter de brug staat Sergio Ceballos reclamefolders uit te delen voor een Amerikaans bedrijf. Volgens hem is de dubieuze kruisbestuiving tussen de zustersteden niet te stoppen. “Het is eigenlijk één stad. En hoe hoog ze dat hek ook maken, er is altijd een Mexicaan met een hogere ladder.”

zondag, maart 15, 2009

Repo Ciudad Juarez

Uit de krant van gisteren.
-----------------------------------------------------------------------------------
Van acht executies per dag in februari naar geen twee per dag in de afgelopen week. De belegering van de gevaarlijkste stad van Mexico, Ciudad Juarez, werpt zijn eerste vruchten af.

Er hangt een geladen sfeer in de grauwe woestijnmetropool aan de Amerikaanse grens. Zwaarbewapende troepen met zwarte lappen voor het gezicht patrouilleren door de uitgestorven straten.

De befaamde disco’s en casino’s van de stad blijven ’s avonds leeg. De bevolking is verlamd van angst, al lijkt de furieuze drugsoorlog tussen het Juarez- en het Sinaloa-kartel even geluwd.

Dit weekend arriveren de laatste van 8500 soldaten en 2300 federale agenten die worden geacht Ciudad Juarez samen schoon te vegen. Het leger controleert inmiddels de lokale politie en de gevangenis en regelt zelfs het verkeer en de inspectie van nachtclubs.

“We willen de klok twintig jaar terugzetten in Juarez”, zegt de woordvoerder van de operatie, Enrique Torres, tijdens een wapencontrole voor de brug die de stad verbindt met El Paso, Texas. “En dat kan alleen met het leger. De stad is volledig geïnfiltreerd door de kartels. Van de politie tot de autohandel tot de disco’s.”

Wapencontrole bij de brug: 'Welkom in Mexico'

Torres is de eerste om toe te geven dat sprake is van “een kakkerlakeffect”. Elders in het noorden van Mexico, waar 90 procent van de cocaïne voor de Amerikaanse markt binnenkomt, gaat het moorden onverminderd door. In Jalisco werden deze week vijf afgehakte hoofden in koelboxen gevonden.

Critici vrezen dat de betrekkelijke rust in Ciudad Juarez stilte voor de storm is. Mensenrechtenwerker Gustavo de la Rosa wijst erop dat de moordcijfers ook vorig jaar maart tijdelijk daalden, net nadat de eerste 2500 soldaten waren neergestreken in de stad. Dat bleken er niet genoeg: eind 2008 stond de teller op 1600 moorden.

“Er is pas reden voor optimisme als het leger de daders gaat oppakken. Wat we nodig hebben is een einde aan de wetteloosheid. En geen staatsgreep zoals het leger nu feitelijk pleegt. Er is geen enkele controle op het doen en laten van de soldaten.”

Sommige bewoners klagen dat soldaten en agenten smeergeld eisen bij wegblokkades. Maar de meesten juichen de bezetting toe. “Het leger is onze laatste strohalm. Erger kan het niet worden”, zegt bakker Rosa terwijl ze een burrito prepareert met haar deegroller.

Tot overmaat van ramp wordt Ciudad Juarez ook zwaar getroffen door de financiële crisis. De lokale economie draait op buitenlandse assemblagefabrieken, voor 70 procent gelieerd aan de gecrashte auto-industrie. De vele bedelaars en lummelende handelaren op straat spreken boekdelen over de werkloosheid.

Wie daarentegen weinig last van de crisis lijkt te hebben, is de machtige capo van het Sinaloa-kartel, de 1.55 meter lange ‘El Chapo’ (Kleintje) Guzman. Op de jongste Forbes-lijst staat hij met een vermogen van een miljard dollar op nummer 701. De Mexicaanse regering reageerde woedend op de eervolle vermelding in het Amerikaanse tijdschrift.

zaterdag, maart 07, 2009

Braziliaanse exodus uit Japan

Uit Elsevier.
-----------------------------------------------------------------------------------
Vluchten van Tokyo naar São Paulo zitten vol Japans Braziliaanse gastarbeiders. Ze vliegen er als eerste uit in de noodlijdende Japanse industrie en keren massaal terug naar hun minder crisisgevoelige geboorteland.

Hiromi Hattori (30) is, zes weken na zijn ontslag in een Japanse elektronicafabriek, blij terug te zijn in São Paulo. “Veel werkloze Brazilianen hebben geen geld voor de terugvlucht. Hele families leven op straat in de winterkou.”

Hattori was voornemens drie jaar in Japan te werken om met het gespaarde geld een bedrijfje in Brazilië te beginnen. “Het werden zeven maanden. Ik kan weer opnieuw beginnen.”

In Japan leven 320.000 Brazilianen van Japanse afkomst, veelal ‘dekasseguis’: gastarbeiders die tijdelijk overkomen voor de betere salarissen overzee. Ze bewandelen zo de omgekeerde weg van hun voorvaderen, die begin 20e eeuw naar Brazilië migreerden om te werken op de koffieplantages rond São Paulo.

Japan lokt de goedkope Japanse Brazilianen sinds 1990 met tijdelijke werkvergunningen. Omdat ze meestal op uitzendcontractbasis werken, worden ze nu als eerste ontslagen door Japanse fabrieken.

Terwijl de werkloosheid in Japan is opgelopen tot 5 procent, wordt deze onder ‘dekasseguis’ op 50 procent geschat. Tot overmaat van ramp zijn uitzendbanen vaak gekoppeld aan huisvesting, waardoor werklozen ook dakloos worden.

De Brazilianen klagen over discriminatie. Zo wil het dat Japans uitziende werklozen in Japanse steden de straat op gaan om met Portugese leuzen te demonstreren voor gelijke arbeidsrechten voor buitenlanders.

Hattori kan weer opnieuw beginnen.

In de Japanse wijk van São Paulo, Liberdade geheten, verwerpt een vertegenwoordiger van het Japanse ministerie van Arbeid de kritiek.

“De situatie is erg pijnlijk. Maar de meeste buitenlanders werken nu eenmaal op tijdelijke contracten en Japanners niet”, zegt Teruhiko Sakura, directeur van een steunpunt voor ‘dekasseguis’, in gebrokkeld Portugees.

De Japanse regering heeft een noodplan voor werkloze buitenlanders gemaakt dat onder meer een “harmonieuze terugkeer” beoogt. Of dat ook het subsidiëren van een retourticket betekent, is nog niet duidelijk.

In Brazilië worden speciale cursussen geboden aan Japanse Brazilianen die moeizaam aarden na terugkeer. Hattori denkt die niet nodig te hebben. “Ik red me wel. De arbeidsmarkt staat er hier minder slecht voor.”

Al krijgt ook de Braziliaanse economie harde klappen, voor 2009 wordt voorlopig een economische groei van zo'n 1 procent voorspeld.

zondag, maart 01, 2009

McFavela

Column uit de krant van vandaag.
---------------------------------------------------------------------------------
Brazilianen zijn een creatief volk, ook buiten het voetbalveld. En dat komt goed van pas in tijden van crisis. Neem Carlos (33), die een bedrijf begon in de sloppenwijk Pantanal (Moeras) in het oosten van São Paulo.

Zijn ondernemingsplan gaat uit van een simpel idee: mensen eten graag een lekkere hamburger, maar een Big Mac is nogal aan de prijs. Dus wat deed hij? Hij opende een heuse McFavela (McSloppenwijk).

Zijn restaurant is net echt. Een sierlijke goudgele M met rode balk siert de gevel. Ook het interieur is goeddeels nageaapt.

Bovenaan het menu staat de ‘Mac Favela’: twee hamburgers, echte cheddar, groente, kortom, een creatie die niet te versmaden is. En dat voor maar 3,50 realen (1,20 euro), zo’n twee keer goedkoper dan de grote broer van de concurrent.

Het is de vraag of McDonald’s daar blij mee is. Carlos blijkt dan ook weinig te voelen voor een praatje met de pers. Het filiaal – zijn tweede al – is onlangs geopend en hij maakt liever geen slapende honden wakker.

Maar als de buitenlandse gast informeert naar de mogelijkheden om franchisenemer te worden, klapt de oester open. “Het is een geniaal concept”, vertelt hij met pretogen. “De mensen vinden het hilarisch en het logo geeft de hamburgers cachet. Je hebt de investering er zo uit. Het geld stroomt binnen als water.”

Carlos geeft toe dat hij zich heeft laten inspireren door een collega in de grootste sloppenwijk van São Paulo, Heliopolis. Hij runde de populaire snackbar Mec Favela, totdat het machtige McDonald’s hem vorig jaar op de vingers tikte.

Nogal kinderachtig, vond menigeen. De beste man had alleen een grapje met de naam uitgehaald en ging niet zo ver als Carlos. Voor de zekerheid haalde hij toch maar een rode kwast over het ‘Mec‘ -gedeelte van zijn uithangbord.

De McFavela in het Moeras wordt voorlopig ongemoeid gelaten. De buurtbewoners hopen dat de multinational er de humor van in kan zien. “Kijk, daar is de ‘playground!’,” grapt een klant, wijzend op een scharrelende hond tussen een hoopje puin en afval tegenover het terras.

maandag, februari 23, 2009

São steekt Rio naar de kroon

Langere versie van een stukje in de krant van vandaag.
-------------------------------------------------------------------------------------
De rivaliteit tussen São Paulo en Rio is overgeslagen naar het sambastadion. De carnavalparade van São Paulo doet steeds minder onder voor de beroemde evenknie in Rio.

“We zijn op weg het beste carnaval van Brazilië te worden”, blufte burgemeester Kassab dit weekend bij de opening van het bal.

In beide steden staan de optochten dit jaar in het teken van de financiële crisis. Plastic verentooien, versoberde praalwagens; door de hoge materiaalkosten (dure dollar) en afgehaakte sponsoren moesten de architecten van de sambascholen hun plannen omgooien.

Niet dat iemand in São Paulo’s sambastadion Anhembi wakker lag van de gehanteerde kaasschaaf. “Iedereen heeft er last van. En veel veren maken nog geen goede samba”, zei Marcio Leite, een directeur van een sambaschool (Rosas de Ouro) die voor de verandering helemaal geen struisvogelveren had geïmporteerd.

Sambascholen in Rio hebben zo’n drie keer meer te besteden dan die in São Paulo. Maar kwalitatief ontlopen de optochten elkaar weinig, zo constateerde deze krant in Anhembi.

Sambadame in Anhembi: 'Meer met minder'

Beide parades hebben ook hetzelfde euvel: elke school doet grofweg hetzelfde kunstje en herhaalt tot vervelens toe het eigen sambaliedje, en dat ruim een uur lang.

“In zijn ijver om zich met Rio te meten, is het carnaval van São Paulo gegroeid, maar ook zijn identiteit kwijtgeraakt”, stelde een carnavalshistorica in een lokale krant. “Het is repetitief geworden, een beetje saai.”

Rio is sinds het in 1960 als hoofdstad werd afgelost door Brasilia in veel opzichten voorbijgestreefd door het rijke São Paulo. Een aanval op de suprematie van Rio's carnavalsparade moest er nog bijkomen.

Overigens mag het carnaval op straat in São Paulo niet in de schaduw staan van Rio. Terwijl de strandmetropool vier dagen op zijn kop staat, is het hier buiten het sambastadion een tamelijk dooie boel.

maandag, februari 09, 2009

'Hurricane Hugo' wijkt voor niemand

Uit De Telegraaf.
-------------------------------------------------------------------------------------
Zijn ‘one man revolution’ duurt al tien jaar en liefst plakt hij er nog tien of twintig aan vast. Hugo Chávez vraagt de Venezolanen zondag opnieuw of hij eindeloos president mag blijven. Intussen zet de val van de olieprijs de bijl aan de wortel van zijn olie-socialisme.

Het grauwe Caracas is weer rood gekleurd dezer dagen. Het ‘sí!’ schalt door de straten en ook in de metro klinkt het jawoord uit de speakers. Tot in overheidsgebouwen hangen pro-Chavez-posters.

Dat mag niet volgens de kieswet, maar ach, er mag hier zoveel niet. Politiek leeft als nooit tevoren in Venezuela en dat heeft de mistroostige hoofdstad van misschien wel het mooiste land van Zuid-Amerika in ieder geval wat kleur gegeven.

"Mijn hart zegt het me, de wind zegt het me, jullie blik zegt het me. We moeten en we zullen winnen op 15 februari”, oreerde Chavez (54) afgelopen week tijdens een feestelijke herdenking van zijn mislukte staatsgreep in 1992.

‘Hurricane’ Hugo vreest dat het einde van zijn tweede en – in principe – laatste termijn in 2012 tevens het einde van zijn ‘Bolivariaanse’ revolutie zou inluiden.

Groot was dan ook zijn teleurstelling toen de kiezers eind 2007 een stokje staken voor een aanpassing van de grondwet die hem onbeperkt herkiesbaar had gemaakt. Maar volgens peilingen gaat het Chavez zondag wèl lukken. En mocht het ‘nee’ toch winnen, dan kan hij het volgend jaar gewoon weer proberen, zo zei hij alvast.

De verslaving aan referenda van de Venezolaanse president is begrijpelijk, want meer dan de helft van de bevolking ziet het nog steeds in hem zitten. Afgelopen tien jaar is het aantal Venezolanen dat armoede lijdt gedaald van 50 naar 30 procent. Mede dankzij sociale ‘missies’ in arme buurten verklaarde Unesco het land in 2005 “vrij van analfabetisme”, wat betekent dat meer dan 96 procent van de bevolking ouder dan 15 jaar kan lezen en schrijven.

Sloppenbewoners die het bestaan van oogartsen voorheen alleen van soaps op televisie kenden, worden nu gratis geopereerd door Cubaanse artsen. En de gesubsidieerde supermarkten van de staat houden het dure dagelijkse leven nog een beetje betaalbaar.

Van andere beloften van Chavez, zoals het bestrijden van corruptie en het decentraliseren van het bestuur, is minder terecht gekomen. Venezuela is na Haïti het meest corrupte land van Latijns-Amerika en de centrale overheid is opgezwollen tot een reusachtige banenmachine voor getrouwen van de Socialistische Eenheidspartij PSUV.

“De geschiedenis zal Chavez één ding nageven”, zegt Teodoro Petkoff, een oud-bondgenoot die zich heeft afgekeerd van zijn autoritaire ‘je-bent-voor-me-of-tegen-me’-stijl.

“Hij heeft ervoor gezorgd dat politici de pijn van de armoede weer voelen. De sociale kwestie staat weer bovenaan de politieke agenda en dat was in de twintig jaar vóór hem wel anders.”

De oppositie voert evenwel aan dat de daling van de armoede geen kunst is in een oliebonanza zoals Venezuela (de negende olieproducent ter wereld) die afgelopen jaren beleefde.

Toen Chavez aan de macht kwam, deed een vat Venezolaanse olie acht dollar. Vorig jaar lag die prijs gemiddeld elf keer hoger. De inkomsten uit olie dekken meer dan de helft van de overheidsuitgaven en de export is er voor maar liefst 94 procent van afhankelijk (69 procent in 1998).

Het moge duidelijk zijn dat de vrije val van de olieprijs rampzalig is voor het land. De prijs van een vat Venezolaanse olie is onder de veertig dollar gedoken, terwijl de overheidsbegroting dit jaar nog uitgaat van zestig dollar. Bovendien stokt de productie van het inefficiënte staatsoliebedrijf PDVSA. Buitenlandse investeringen zijn opgedroogd.

De Venezolaanse economie brengt verder weinig voort: 80 procent van het voedsel wordt geïmporteerd. De centrale bank heeft nog veertig miljard dollar aan reserves, maar alom wordt verwacht dat de regering na 15 februari de buikriem moet aanhalen.

“Hij zal impopulaire maatregelen moeten nemen en dat kan hem de kop kosten”, aldus de Nederlandse Venezuela-kenner ‘Alpha’, wiens kritische weblog Free Opinion Venezuela onlangs tot beste van Nederland werd gekozen. Hij is het land net ontvlucht en wil anoniem blijven wegens doodsbedreigingen en een eventuele terugkeer.

“Je maakt in vijf jaar Venezuela meer mee dan een Amsterdamse hoofdagent in veertig jaar. Ik ken wel honderd gevallen van overvallen en schietpartijen in mijn naaste omgeving. Mijn huis in Valencia was omgebouwd tot een fort. En nog probeerden ze met kettingen de ijzeren poort eruit te rijden.”

De Venezolaanse misdaadcijfers laten zien dat armoede en criminaliteit niet hand in hand hoeven te gaan. Dag in dag uit worden er 35 mensen vermoord, drie keer zoveel als tien jaar terug. Volgens critici is dat deels te wijten aan de strijdlustige manier waarop de oud-militair Chavez politiek bedrijft.

De president vergelijkt de Israëlische aanval op de Gaza-strook met de Holocaust en prompt vliegt er in Caracas een synanoge in brand. Chavistische pistoleros intimideren politieke tegenstanders.

“In zijn tv-show ‘Alo Presidente’ zei Chavez eens dat hij brood zou stelen als hij zonder geld zou zitten. Dat soort uitspraken hebben een uitwerking op een bevolking die het niet zo breed heeft”, laat ‘Alpha’ weten vanuit Spanje. Door de zwakte van de – veelal Chavez-gezinde – justitie is de kans op straf bovendien klein.

Volgens een Nederlandse ondernemer (“als je mijn naam noemt, knoop ik je aan de hoogste boom”, lacht hij) die Chavez persoonlijk kent, is er in tien jaar in wezen niet zo gek veel veranderd in Venezuela.

“De president is een hele aanstekelijke, grappige man en ik geloof dat hij met de beste intenties aan de macht is gekomen. Maar ook zijn regering lijdt aan de Venezolaanse ziekte: het is allemaal potverteren. Alleen is het land nu nog crimineler, corrupter en chaotischer dan voorheen.”

“Ok, de 20 procent van de bevolking die vóór Chavez aan de touwtjes trok, was een corrupte bende. Maar ze gaven het land wel enige structuur. Nu zijn het de Bolivariaanse partijmannen die hun zakken vullen. En het is gedaan met die betrekkelijke orde.”

De oude elite van Venezuela zit intussen in Miami te wachten op Chavez’ aftocht. Hun Cubaanse stadsgenoten die voor de Castro's zijn gevlucht, weten dat een revolutie zo maar een halve eeuw kan duren.

zondag, januari 18, 2009

Tussen Nederland en Chili

Uit de krant van gisteren.
------------------------------------------------------------------------------------
“We zijn de Andes nog niet over of we missen haar al en uiteindelijk keren we altijd terug”, schreef Isabel Allende. Veel Chilenen die in ons land asiel kregen na de bloedige coup van oud-dictator Pinochet (1973-1990), keren met een remigratie-uitkering terug naar hun verre vaderland. De Telegraaf zocht hen op. “Ook voor Nederland was het beter dat we teruggingen.”

Luis Cáceres (62) lacht terwijl we in zijn tweedehands Nederlandse BMW (‘86) van de havenstad Valparaiso naar de badplaats Viña del Mar rijden. “Eigenlijk mag ik hem alleen op zondag gebruiken. Hij mist een katalysator die hier niet is te krijgen voor deze auto. Dus gaat mijn uitkering deels op aan boetes de rest van de week.”

Cáceres ontvluchtte Chili in 1975, nadat hij als linkse rechtenstudent twee jaar was opgesloten en gemarteld. De paar jaar die hij hooguit in Nederland dacht te blijven, werden er maar liefst 21. “Al die tijd had ik een koffer naast mijn bed liggen in mijn flat in de Bijlmer.”

Begin jaren tachtig begon hij met zijn Zuid-Amerikaanse kameraden in Den Haag te lobbyen voor een remigratieregeling. “We zeiden tegen jullie politici: ‘De werkloosheid is hoog, we gebruiken jullie voorzieningen; ook voor Nederland is het beter als we teruggaan.’”

De argumenten sloegen aan: in 1985 was de regeling een feit. Maar Cáceres vertrok pas elf jaar later, toen hij als 50-jarige recht kreeg op een remigratie-uitkering.

Aangekomen in Viña del Mar bekoelt het humeur van de Chileen, een onberispelijke, gescheiden man met een jong dochtertje. Zijn BMW begeeft het in de parkeergarage van een supermarkt. Bij gebrek aan de Wegenwacht belt hij een handige vriend, maar die is druk.

Dus lopen we naar zijn Mercedes (’82, zonder katalysator, met NL- en S-sticker, omdat zijn ex in Zweden woonde) even verderop. Helaas blijkt ook zijn tweede importbak niet vooruit te branden vandaag. “Laat dat duwen maar, we pakken de bus wel.”

Uit cijfers van de Sociale Verzekeringsbank in Amstelveen blijkt dat, inclusief AOW’ers, momenteel ruim 250 Chileense remigranten een maandelijkse uitkering uit Nederland ontvangen. De hoogte varieert van 345 euro (alleenstaanden die voor de Remigratiewet van 2000 terugkeerden) tot 645 euro (samenwonend en nadien vertrokken). Wie denkt dat ze daarmee als God in Frankrijk leven achter de Andes, vergist zich.

“In Nederland was ik economisch veel beter af. Ik kreeg in 1975 een ruime woning in de Bijlmer toegewezen. Dat was toen nog een wijk van dokters en advocaten. Ik werkte als cateraar op Schiphol, bakte shoarma op booreilanden en had het best ruim.

Maar wat is levenskwaliteit? Mijn contact met de buren beperkte zich tot de lift. ‘Dag meneer. Dag mevrouw’. Goed, ik mis de haring wel, die haalde ik iedere dag voor twee gulden bij de visboer. Maar in Chili moet ik mijn politieke strijd voeren. Pinochet mag dood zijn, zijn beulen lopen nog vrij rond.”


Luis Caceres met zijn dochtertje en de Mercedes

Isabel Allende, die als nicht van de afgezette president Salvador Allende zelf ook vluchtte voor de dictatuur, schrijft in haar boek ‘Herinnering aan mijn Chili’ over het cruciale verschil tussen een balling en een economische migrant. Waar de laatste vol optimisme voor een nieuwe toekomst in het gastland pleegt te gaan, blijft de eerste volgens haar achterom staren, likkend aan zijn wonden.

Oud-politiek vluchteling Leandro Ojeda vindt dat de Chileense schrijfster de spijker op zijn kop slaat. “Ik werd gek in Nederland. Het verleden bleef door mijn hoofd spoken”, zegt hij thuis op de bank in de Zuid-Chileense stad Temuco.

Tegen het einde van de dictatuur, nog voor zijn 50e, vertrok hij met zijn vrouw en twee tienerdochters van Zaanstad naar Chili. Zonder uitkering, maar met een verhuisvergoeding.

“In Nederland waren we buitenstaanders, en bij terugkeer bleven we dat eigenlijk. Onze familie vindt onze open Hollandse mentaliteit maar maf. Zo had mijn vader al kort na de dood van mijn moeder een nieuwe partner. De rest van de familie snapte niet dat wij dat accepteerden.”

Dochter Marcella, inmiddels 33, vertelt in vloeiend Nederlands dat ze niet rouwig is om de terugkeer. “Je weegt af wat het belangrijkste voor je is. Dat is voor mij dichtbij mijn familie leven, in een omgeving van vulkanen en meren.”

Wat ze mist aan ons platte kikkerlandje? “Fietsen zonder voor je leven te hoeven vrezen in het verkeer. Dat is zo’n vrij gevoel!” Haar jongere zus heeft het moeilijker met de overgang en zit al anderhalf jaar in Nederland en België.

Zeldzaam zijn de gezinnen die de remigratie zonder kleerscheuren doorstaan. Aan de rand van Temuco is te zien hoe het gezin van een onlangs overleden teruggekeerde Hoogovens-werker volledig aan diggelen ligt. Voor de vernederlandste dochters uit zijn eerste huwelijk was de terugkeer naar Chili zo zwaar dat ze hun vader in de steek lieten om hun leven in Nederland weer op te pakken.

De man scheidde. Zijn tweede vrouw, Alejandra Sanhueza, zit nu zonder water en licht thuis met twee zoontjes en heeft haar hoop gevestigd op een Nederlandse uitkering.

Zevenhonderd kilometer noordelijker, in Santiago, vertelt Dolores Carvajal (62) hoe ook zij haar man verloor na een verhuizing van Abcoude naar de Chileense hoofdstad. “Ik ging niet terug voor de Andes, de ‘empanadas’ of de wijn, maar voor de mensen. Ik voelde me alleen in Nederland.”

Haar ex kon evenwel niet meer wennen aan het Latijnse ritme en keerde met een andere vrouw terug naar ons land. Zoon Elias Ciudad (34) bleef wel. “Ik heb goede herinneringen. Kinderen voor Kinderen, Ciske de Rat, Sesamstraat. Maar het mooie aan Chili is dat mensen warmer met elkaar omgaan.”

Een ietwat kil land met een vriendelijke overheid, daar moet ons land het grofweg mee doen. “Het is ironisch. Terwijl de Chileense staat mijn leven op zijn kop heeft gezet, repareert Nederland nog steeds de schade”, besluit Caceres, terwijl hij met zijn socialistische partijgenoten een pak wijn soldaat maakt om de winst van een zetel in de wijkraad van Valparaiso te vieren.

“Ik ben Nederland altijd dankbaar. Maar hier ben ik op mijn plek.”

----------------------------------------------------------------------------------
Met de Remigratiewet van 2000 is de minimumleeftijd voor een remigratie-uitkering verlaagt naar 45 jaar. Naast erkende vluchtelingen zoals de Chilenen, is de wet bestemd voor allochtonen uit twintig landen, waaronder Turkije, Marokko en Suriname.

De hoogte van de uitkering wordt aangepast aan de levensstandaard in het land van herkomst. Wie spijt krijgt, kan binnen een jaar terugkeren naar Nederland.

Oud-minister Verdonk probeerde de wet in 2004 af te schaffen, maar daar stak de Tweede Kamer een stokje voor. Volgens het SCP is de Nederlandse staat per saldo goedkoper uit met de gefinancierde terugkeer van oudere allochtonen.