woensdag, september 02, 2009

Als een mammoettanker

Uit Elsevier van vorige week.
-----------------------------------------------------------------------------------
De grootste economie van Zuid-Amerika wordt in één adem genoemd met China, India en Rusland. Maar wordt het land ook een supermacht?

Kieran Kaal in São Paulo

Brazilië komt de economische crisis relatief goed door. De zwaarlijvige overheid blijkt een zegen. Het land is geen snelle groeitijger, maar een logge walvis. ‘We blijven tegenwoordig zelfs drijven bij een tsunami,’ zegt de econoom Marcelo Neri.

De economie zit na een korte, krachtige recessie sinds mei weer in de lift. Verwacht wordt dat er per saldo dit jaar sprake zal zijn van nulgroei.

De beurs van São Paulo (Bovespa) is dit jaar al 50 procent gestegen en terug op het niveau van voor de crisis. Buitenlandse investeerders zoeken snelle winsten in aandelen als Petrobras en Vale. Het staatsoliebedrijf en de mijnbouwgigant zijn samen goed voor bijna 30 procent van de beurswaarde.

Het herstel is deels te danken aan het snelle herstel van de Chinese economie. China koopt veel ijzererts, olie en soja van Brazilië en loste de Verenigde Staten in maart af als belangrijkste handelspartner.

Maar de opkomende Zuid-Amerikaanse reus profiteert vooral van het strakke begrotingsbeleid dat sinds tien jaar wordt gevoerd. President Lula en voorganger Fernando Henrique Cardoso hebben een stevig economisch fundament gelegd. De tijden van hyperinflatie en torenhoge internationale schulden lijken voorbij.
Brazilië heeft 210 miljard dollar aan reserves in kas.

De Brazilianen betaalden een prijs voor de prille stabiliteit. De belastingdruk is hoog voor een gemiddeld rijk land met matige publieke voorzieningen. De reële rente (rente minus inflatie) is één van de hoogste ter wereld. Beide dempen onze groei, vertelt Neri.

Voordeel is wel dat er tijdens crises ruimte is voor anticyclische ingrepen. Zo is het mes gezet in de belasting op bouwmaterialen en motorvoertuigen. En na enig dralen verlaagde de centrale bank de rente naar 8,75 procent, historisch laag.

De maatregelen missen hun effect niet. Er blijkt veel mogelijk in de interne markt met maar liefst 190 miljoen Brazilianen.

Dat is toe te schrijven aan de nieuwe middenklasse, die voor het eerst de meerderheid van de bevolking vormt. Niet dat deze Brazilianen allemaal zo ruim bij kas zitten; 400 euro per maand geldt al als een middeninkomen. Maar mede door de Braziliaanse gewoonte om in termijnen te betalen, zijn ze wel aan het kopen geslagen.

Om ook de consumptie van de armste Brazilianen aan te jagen, werd de zogeheten gezinsbeurs onlangs 10 procent verhoogd. Elf miljoen families ontvangen nu 26 euro per maand en hoeven in ruil alleen de kinderen in te enten en naar school te sturen.

Volgend jaar gaat Brazilië naar de stembus en niemand verwacht dat Lula’s opvolger de economische koers zal verleggen. Lula komt nog voor zijn afscheid met een nieuw groeiprogramma, dat extra miljarden in de gebrekkige infrastructuur moet pompen. Voor de financiering daarvan kunnen de volgende presidenten leunen op de gigantische olievelden die zijn ontdekt voor de kust van Rio de Janeiro.

De opbrengsten kunnen linea recta naar de schatkist, want de Braziliaanse economie is zelfvoorzienend met olie. Elektriciteit wordt grotendeels opgewekt met waterkracht en 90 procent van de nieuwe auto’s kan op ethanol rijden.

Is de aanstaande oliemacht, nu de tiende economie ter wereld, in 2050 ook een supermacht, zoals zakenbank Goldman Sachs heeft voorspeld?

Wellicht, maar dan moet er nog wel veel gebeuren. Zo heeft Brazilië in vergelijking met de andere zogeheten BRIC-landen Rusland, India en China een opmerkelijk gesloten economie.

Import en export bedragen slechts 21,5 procent van de omvang van de economie – drie keer zo weinig als in China. Handig tijdens een mondiale crisis, maar in het algemeen zit het protectionisme de ontwikkeling van het land nog te veel in de weg, vindt Hans Mulder, directeur van de Nederlands-Braziliaanse Kamer van Koophandel in São Paulo.

De invoerrechten zijn met gemiddeld 14 procent niet eens zo hoog. Maar achter de schermen wordt een enorm arsenaal aan maatregelen gehanteerd ter bescherming van de eigen industrie.

Dat werkt alleen op korte termijn. De Braziliaanse auto- en vliegtuigindustrie konden erdoor ontspruiten. Maar op lange termijn vreet protectionisme het concurrentievermogen van een land aan.

Mulder geeft een voorbeeld. General Motors maakte voor het failliet ging hetzelfde model Opel Corsa in Brazilië en in Duitsland. Omdat de loonkosten in Brazilië zeven keer lager liggen, had GM de productie daar ook volledig kunnen laten doen.

Maar Brazilië presteert het om zo’n concurrentievoordeel om zeep te helpen. Dat heeft vooral te maken met het complexe belastingstelsel en de grote bureaucratie.
Brazilië heeft dus nog wel wat werk te verrichten om nog beter te scoren.

Bijvoorbeeld in het onderwijs dat onder Lula van dramatische kwaliteit is gebleven.
De oud-vakbondsman toont meer belangstelling voor de koopkracht van arbeiders dan voor hun scholing. Maar met alleen de productie van grondstoffen wordt een land geen supermacht.

Geen opmerkingen: