vrijdag, juli 08, 2011

Column Serra Pelada

Uit de krant van vandaag.
------------------------------------------------------------------------------------
Alfredo Bandeira (58), een taaie, vriendelijke Braziliaan met grijs haar en een neus als een aardappel. Oud-soldaat, oud-goudzoeker en nu de trotse eigenaar van een motortaxi in de noordelijke cowboystad Marabá.

We rijden op mijn verzoek samen naar Serra Pelada, waar Alfredo zich begin jaren tachtig met honderdduizend man in een krankzinnige goudrush stortte.

Ze hakten met blote handen een complete goudberg weg en groeven daarna een honderd meter diepe krater uit. De goudkoorts in dit modderige Grote Gat liep zo hoog op dat zelfs tijdens een aardverschuiving werd doorgewerkt. Op beelden is te zien hoe de politie daarop in de lucht schiet en per ongeluk een goudzoeker raakt, dodelijk. Kort daarna wordt Serra Pelada gesloten.

„Het was een maffe tijd, maar ook een mooie. Serra Pelada had alles, een cinema, bordelen. Een wip kostte vijf gram goud”, mijmert Alfredo, terwijl we achtereenvolgens de gehuchten 35, 46, 50 en 65 doorkruisen.

Pas een goede 3,5 uur later komen we – ik inmiddels met een houten kont – aan bij het Grote Gat. Het is veranderd in een meer. Een man neemt een duik in het met kwik vervuilde water. „Kwik is zo zwaar dat het op de bodem ligt”, zegt hij onbekommerd.

Op de oever ligt een dorp. Er leven nog zo’n zesduizend goudzoekers. Ze zijn werkloos, terwijl er nog een geschatte 150 ton goud in de bodem zit.

„We mogen niet meer graven”, vertelt Erminio Pereira. Een Canadees mijnbouwbedrijf (Colossus) heeft de rechten gekocht. Waarom de goudzoekers dan blijven?

„We wachten op een vertrekpremie. Maar het duurt eindeloos.” De sjofele man heeft zijn vrouw en zes kinderen niet meer gezien sinds het vollopen van de krater. „Ik durf hen alleen met een gewassen gezicht onder ogen te komen. Ze weten dat ik een goudklomp van 977,4 gram had. Mijn geld ging op aan cabaret en vrouwen in Marabá, ik schaam me.”

Zo is het eldorado van weleer veranderd in een miserabel bedelaarsoord. Het enige wat herinnert aan het gouden verleden, is de videotheek met dvd’s over de jaren tachtig.

Alfredo kan het niet langer aanzien. Hij wil weg. Als we na ontelbaar veel gaten in de weg in het donker terugkeren in Marabá, is zijn opluchting groot: „Glorie voor God. Dit doe ik niet meer.”

Het Grote Gat (Buracão) is volgelopen


Bijna thuis!

Geen opmerkingen: