zaterdag, maart 06, 2010

Repo uit het rampgebied in Chili

Iets na zessen begint de vloer van de hotelkamer te swingen en te grommen. Even later is het weer raak, en nog een keer, alsof de wekker op ‘snooze’ staat. Naschokken tot 6.8 op de schaal van Richter zorgden gisterochtend voor paniek in Chili. Maar grote extra schade bleef uit.

Terwijl het openbare leven in Concepción, de hoofdstad van de rampprovincie Bio Bio, gestaag op gang komt, is de nabijgelegen marinestad Talcahuano er veel slechter aan toe.

De tolweg naar Concepción ligt er nog bij als een 2-baans biljartlaken. Het verkeer zoeft op volle snelheid tussen de dennenplantages langs de snelweg. Maar achter Concepción is het alsof je een oorlogsgebied inrijdt.

Auto’s slalommen in slakkengang tussen diepe kraters en zakken vismeel die zijn aangespoeld. De honderd meter die de weg van de zee scheiden, zijn veranderd in een moeras van dode vissen en verdwaalde containers. Honderden Chilenen trotseren de zilte rottingslucht op zoek naar bruikbare spullen.

“We hebben een container met flessen bakolie gevonden”, zegt Alejandra Pinto (16) terwijl ze de besmeurde inhoud van haar juten zak laat zien. De container met blikjes sardines bleek helaas al leeggehaald.

Talcahuano (170.000 inwoners) is één van de belangrijke industriesteden van Chili. Ze leunt op scheepsbouw, visserij en een grote olieraffinaderij. De schade in de haven loopt in de honderden miljoenen euro’s.

Door de drie vloedgolven, die hier in een trechter tussen een eiland en het vasteland tot tien meter werden opgestuwd, is een 175 meter lang vrachtschip op de kade geslagen. Achter de haven liggen drie vissersboten op de daken. De hoofdstraat is onbegaanbaar door een laag stinkende zeesmurrie.

Ambachtelijke vissers als Miguel Gonzalez Cortes zijn alles kwijt. “De marine riep na de beving per megafoon om dat de zee kalm was. Dat geloof je toch niet. De ramp is hier, niet in Concepción, waar de media zitten,” ratelt hij, letterlijk scheelziend van de honger.

“We moeten op eigen houtje overleven. Natuurlijk heb ik geplunderd, ik heb zes kinderen. Water halen we boven in een bergbeekje. Wat we vanavond eten?” De stoere Chileen schiet even vol. “Ik weet het niet.”

Talcahuano klaagt dat er na de anarchie van het rampweekend nu wel veel soldaten in de stad zijn, maar nog geen eten en drinken. Als er ‘s middags water wordt uitgedeeld bij de kerk, staat zowat de halve stad in de rij onder de brandende zomerzon.

Hoe tragisch de situatie in het kustgebied ook is, in vergelijking met Haïti is de ramp kinderspel. Achter de kustlijn staan de meeste gebouwen fier overeind. Er liggen geen lijken op straat.

Waar de Haïtiaanse regering onthoofd werd door de aardbeving, hebben de Chileense autoriteiten de regie na een trage start strak in handen. Buitenlandse hulpverleners zijn er nauwelijks. Chileense organisaties als Techo por Chile (Dak voor Chili) zijn zelf al druk bezig met de wederopbouw. Jonge vrijwilligers zetten tienduizenden provisoire houten huisjes in elkaar voor daklozen.

Alles wijst erop dat het Zuid-Amerikaanse land, dat voor 2018 qua welvaart tot de eerste wereld wil toetreden, de klap zelf wel te boven komt. Daarbij helpt het dat de grootste inkomstenbron van het land, de koperindustrie, de ramp vrijwel ongehavend heeft doorstaan.

Het dodental is door de regering met 261 naar beneden bijgesteld. Het komt daarmee – voorlopig, want langs de kust worden nog honderden mensen vermist - uit onder de zeshonderd.

Rampencoördinator Onemi had doden en vermisten dubbel geteld in de provincie Maule. Gisteren rolde bij de marine de eerste kop van een verantwoordelijke voor het uitblijven van een tsunami-alarm tijdens de ramp.

Verder gaat een advocaat in Concepción de aannemer van de – voorlopig enige – ingestorte woontoren aanklagen voor doodslag. Het voorheen vijftien verdiepingen tellende ‘ground zero’ van de stad was een gebouw van amper drie maanden oud. Er vielen zes doden en er worden nog vier bewoners vermist.