dinsdag, april 03, 2018

Column Piripkura

Uit De Telegraaf van vandaag.
----------------------------------------------------------------------------------
De broers Pakyi en Tamandua zijn amper anderhalve meter lang. Toch kun je na het zien van het ontroerende Piripkura - afgelopen week vertoond op het Movies that Matter Festival in Den Haag - alleen maar opkijken tegen beide Braziliaanse indianen.

Ze zijn de laatste twee mannen van de vrijwel uitgeroeide Piripkurastam. Toen ik tien jaar geleden hun leefgebied aan de zuidrand van de Amazone bezocht, gaf ik weinig voor hun overlevingskansen. Het nomadisch levende duo was vogelvrij verklaard door de houtkapmaffia hier in het wilde noordwesten van de deelstaat Mato Grosso. Hun sporen werden gewist om te voorkomen dat een grote lap regenwoud in een reservaat zou veranderen.

Piripkura volgt een eenzame indianenbeschermer die een stokje probeert te steken voor de dreigende genocide. De Braziliaan struint de Amazone af naar een levensteken van de Piripkura (Vlinders). “Het zijn de ninja’s van het bos”, zegt hij over de ongrijpbare stam die al op de vlucht leeft sinds het eerste contact met blanken in de jaren tachtig.

Wonderwel komt het in 2016 toch tot een ontmoeting voor de camera. Het zijn de spiernaakte broers zelf die hun dolende beschermheer opzoeken. Of hij wellicht een vuurtje heeft? Via gebarentaal en een tolk van een verwante stam wordt duidelijk dat hun fakkel is gedoofd – hun grootste bezit samen met een machete.

Pakyi en Tamandua blijken goedlachs gezelschap ondanks hun opgejaagde bestaan. Als ze na een medische test weer vrolijk in het bos verdwijnen, kijkt de indianenbeschermer geëmotioneerd toe. Hoe lang kunnen de Piripkura nog verstoppertje spelen voor gewapende houthakkers en goudzoekers? Door bezuinigingen is het Braziliaanse Agentschap voor Indianenzaken (Funai) afgelopen twee jaar nóg tandelozer geworden. De afbakening van tientallen reservaten ligt stil.

Goede kans dus dat dit de laatste beelden zijn geweest van beide bosninja’s.