zondag, december 19, 2010

Op planetenjacht in Chili

Uit de krant van gisteren.
------------------------------------------------------------------------------------
“Welkom in Europa,” zegt een Chileen bij de slagboom van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in de Atacamawoestijn. De weg slingert door naar een bergtop vol glimmende telescoopkoepels, waar het muisstil is ’s middags. De koepeldaken zijn gesloten, de astronomen rusten uit van een lange nacht.

Tegen het einde van de middag komt de sterrenwacht La Silla weer tot leven. Een Franse, een Belgische en een Zwitserse astronoom zitten te ‘ontbijten’ in het restaurant. Ze hebben zin in de nacht. De hemel belooft helder te blijven, zoals dat hier gemiddeld driehonderd nachten per jaar het geval is.

“De laatste drie nachten werden verpest door de bewolking. Ik heb me een beetje verveeld. Het enige vermaak bestaat hier uit een pooltafel”, lacht de Belg boven een bord zalm. Zoals de meeste onderzoekers in La Silla, houdt hij zich bezig met ‘exoplaneten’, verre neven van onze aardbol die rond andere sterren dan de zon draaien.

“Ik heb al twee exoplaneten ontdekt”, zegt de Belg. “Ik een dozijn”, kaatst de Fransman. “Ik tien”, vervolgt de Zwitser.

La Silla

Onderzoek naar exoplaneten is ‘hot’. De exotische tak van de sterrenkunde is pas vijftien jaar oud en ontwikkelt zich steeds sneller. ESO, dat wordt gefinancierd door Nederland en dertien andere Europese landen, speelt daarin een voortrekkersrol.

Dat is vooral te danken aan HARPS, de High Accuracy Radial Velocity Planet Searcher. Dit apparaat in La Silla is goed voor circa een kwart van de vijfhonderd reeds bekende exoplaneten. Het gaat om een spectrograaf op een 3,6 meter brede telescoop. HARPS neemt de planeten niet direct waar, maar meet de schommeling van sterren die wordt veroorzaakt door de zwaartekracht van exoplaneten.

Met deze methode zijn afgelopen jaar spectaculaire ontdekkingen gedaan, vertelt de Nederlandse directeur van ESO, Tim de Zeeuw. “Het wordt almaar leuker en spannender. Vroeger werden er alleen gasreuzen zoals Jupiter bij andere sterren gespot. Maar door de toegenomen nauwkeurigheid van de meetapparatuur krijgen we nu ook kleinere, rotsachtige exoplaneten in de kijker.”

In La Silla werd er een met 1,4 keer de massa van de aarde ontdekt, de lichtste tot dusver. Deze exoplaneet maakte deel uit van een stelsel van zeven planeten, één minder dan ons zonnestelsel.

De Zeeuw: “We gaan een nieuwe fase in waarin we complexe planetenstelsels met het onze kunnen vergelijken. Lang werd gedacht dat ons zonnestelsel uniek was, net als dat we tot in de 16e eeuw geloofden dat de zon om de aarde draaide. Maar het lijkt heel normaal te zijn dat er een hele zwik planeten rond een ster draait. De volgende stap is het vinden van een evenknie van de aarde waarop leven mogelijk is. Die kleinste exoplaneet staat daarvoor te dicht bij de ster.”

Amerikaanse onderzoekers maakten onlangs melding van een eerste exoplaneet, Gliese 581 g, die in de smalle ‘bewoonbare zone’ rond een ster zweeft. Dat wil zeggen dat het er te koud noch te warm is voor vloeibaar water. Gliese 581 g is drie à vier keer zo zwaar als de aarde. Waarschijnlijk betreft het een rotsachtige planeet met genoeg zwaartekracht om een atmosfeer vast te houden.

Maar voor onderzoek naar mogelijk leven op exoplaneten zijn directe waarnemingen nodig. Alleen zo kunnen bij voorbeeld de hoeveelheid water aan de oppervlakte en eigenschappen van een mogelijke biosfeer worden bekeken. Het fotograferen van exoplaneten is alleen geen sinecure, omdat ze geen of nauwelijks eigen licht afgeven, terwijl een ster fel schijnt. Het is alsof je een kaarslicht in een bosbrand probeert te ontwaren.

“Toch hebben we al een paar een grote exoplaneten direct kunnen aanschouwen. Door nieuwe technieken denken we ook kleinere exemplaren te gaan zien”, zegt De Zeeuw.

Zo bouwt ESO aan de zogeheten Extreem Grote Telescoop met een spiegel van 42 meter breed. Twee bestaande ESO-telescopen in Chili krijgen volgend jaar nieuwe instrumenten ter observatie van exoplaneten. De ruimte-agentschappen ESA en NASA zijn bezig met satellieten die kunnen speuren naar zuurstof, koolstofdioxide en bladgroen op exoplaneten.

De jacht op de Heilige Graal van de sterrenkunde zal dus in een stroomversnelling komen. Met een beetje geluk is er in 2020 een nieuwe tak van wetenschap ontstaan: exobiologie, het bestuderen van leven op buitenaardse planeten.

Geen opmerkingen: