Uit de reiskrant.
------------------------------------------------------------------------------------
La Paz hoort bij de kleurrijkste steden van Zuid-Amerika. Bovendien is de Boliviaanse bergmetropool spotgoedkoop, relatief veilig en vertrekpunt voor veel uitstapjes in de omgeving. Maar wie alleen op vakantie gaat om uit te rusten, kan het enerverende La Paz beter aan zich voorbij laten gaan.
De eerste impressie van het Den Haag van Bolivia (La Paz is wel de regeringszetel maar niet de hoofdstad van het land) is alvast adembenemend. Komend vanaf het vliegveld op de naastgelegen hoogvlakte kukelt ons busje pardoes een grote kom in. Gadegeslagen door zes kilometer lange Andesreuzen storten we onder luid getoeter de diepte in.
In een kom kukelen bij aankomst
Eenmaal ‘beneden’ – La Paz ligt nog altijd 3650 meter hoog – weet je bij de eerste wandeling niet waar je kijken moet. Indiaanse vrouwen met lange vlechten gaan verstopt onder bolhoeden en felgekleurde plooirokken over straat. Gifgroene Dodge-bussen toeteren zich een baan door het knotsgekke verkeer. En algauw blijkt dat La Paz één grote exotische straatmarkt is. Naar een supermarkt hoef je dus niet te zoeken.
Als laaglander hijg je wel wat af in de ijle lucht. Maar de gevreesde misselijkheid en hoofdpijn blijven in mijn geval achterwege. Wel verraderlijk (en lekker!) is de felle hoogtezon, dus vergeet niet om een robuuste zonnebrand in de koffer te stoppen.
Mijn hotelletje tegenover de San Francisco-kerk blijkt op een steenworp van de heksenmarkt (‘Mercado de Brujas’) te liggen. Niet geschikt voor zwakke magen! Het koopwaar bestaat uit dode babylama’s en foetussen. Waarom? “Je kunt hen op een vuurtje offeren aan Moeder Aarde, dat brengt geluk. Veel jonge dieren zouden de winter toch niet overleven”, aldus een verkoopster.
Babylama's te koop
Naast markten wemelt het in La Paz van de musea. Alhoewel wat amateuristisch van opzet, is het cocamuseum één van de meest interessante. Bij de ingang kunnen gelijk wat cocabladeren in de wang worden gepropt. Vergeet niet er wat kalkpoeder bij te likken, opdat de alkaloïden in de bladeren beter oplossen en de mond licht verdoofd raakt.
Vervolgens krijgen de bezoekers een boekje met informatie uitgereikt, dat ook beschikbaar is in het Nederlands. Daarin leggen de Bolivianen fijntjes uit dat het cocablad in de Andes al millennia wordt gebruikt tegen honger en vermoeidheid. Pas nadat een 19e-eeuwse Duitse chemicus er cocaïne van brouwt, raakt de plant gaandeweg uit de gratie in het buitenland.
“Het is alsof je ijzererts verbiedt omdat er antipersoonsmijnen van worden gemaakt”, concluderen de Bolivianen geïrriteerd. Boven in het Cocacafé kan proefondervindelijk kennis worden gemaakt met de veelzijdigheid van het heilige blaadje. Op het menu staan onder meer cocabier, cocakoffie en - doe is gek - coca-cheesecake.
Na wat potjes cocasnoep te hebben ingeslagen voor het thuisfront gaat het terug naar de Calle Sagarnaga, een smal en steil slenterstraatje vol reisbureaus en souvenirwinkels. In plaats van ‘gewoon’ terug te lopen naar Plaza San Francisco, besluit ik op aanraden van een Boliviaanse vriend hogerop een kijkje te nemen op de Algemene Begraafplaats van La Paz.
Na andermaal wat enerverende ervaringen in het verkeer (zo langzamerhand begin ik te begrijpen dat een overstekende voetganger zich gewoon voor de auto’s moet werpen – de meeste bestuurders lijken daar in ieder geval op te rekenen) is de rust van het kerkhof een verademing. Je hebt op deze hoogte al een aardig uitzicht over de stad.
Mooi is het ook om te kijken naar de levendige economie die tussen de bomen en dodenmuren is ontstaan. Zo zijn er ladderverhuurders, een huilvrouwtje (inderdaad, zij laat zich betalen voor haar tranen) en een tiental zwartgeklede troubadours die de rouwende families voor anderhalve euro trakteren op nummers als ‘I wish you were here’ van Pink Floyd.
“Maar het populairste lied is Despedida de Tarija (Afscheid van Tarija),” vertelt de Boliviaanse bard Serafin Calisaya. Er staat een zekere tragiek in zijn gezicht gebeiteld en hij blijkt ontroerend mooi te kunnen zingen. En wie het Spaans machtig is, kan hij ook gloedvol vertellen over de gouden dwerg en de witte verloofde die ’s nachts over de begraafplaats dolen.
Intussen zien de bewakers op het kerkhof erop toe dat er geen hekserij plaatsvindt bij de graven, zoals het populaire offer van de genoemde babylama’s.
Serafin Calisaya, rouwmuzikant
Na deze stevige dosis couleur locale pak ik een taxi terug naar beneden naar de meest westerse straat van de stad, El Prado. Het is etenstijd en hier liggen de betere restaurants (zie kader).
Vroeger was dit trouwens verboden terrein voor indianen, maar nu flaneren de bolhoedvrouwen trots mee op de gezellige boulevard. Zo merk je ook als toerist dat Bolivia op drift is nu het in Evo Morales voor het eerst een indiaan als president heeft.
In de loop van de avond zoekt het stappubliek zijn heil op en rond het geanimeerde Plaza Abaroa in de wijk Sopocachi. La Paz is geen non-stop uitgaansstad als São Paulo of Buenos Aires, maar er zijn zat mogelijkheden om door tot de halen tot de vroege uurtjes (bij voorbeeld in de club Forum).
Maar blijf ’s ochtends niet te lang in bed liggen, want ook in de omgeving van La Paz is er nog een hoop te zien (zie kaders).
-------------------------------------------------------------------------------------
Eten en drinken
Het is echt niet zo dat de Bolivianen alleen maar lamavlees eten. Kijk maar naar de vele kiprestaurantjes in La Paz. Maar het vlees van het koddige dier is het proeven waard. Het is stevig en heeft een sterke, moeilijk te definiëren smaak. Café-restaurant Marbella op El Prado specialiseert zich bij voorbeeld in lamagerechten.
Als toetje bezoekt u één van de vele ijssalons op deze gezellige boulevard. Of u koopt naar Boliviaanse gebruik een bekertje gelatine op straat. Voor een kwartje kan het zoet worden weggespoeld bij verkopers van verse sinaasappelsap.
Veiligheid
Om geen risico te lopen is het aan te raden om de bovengelegen satellietstad van La Paz, El Alto, te mijden. Het gaat er hier wat ruiger aan toe en tussen de overwegend indiaanse bevolking valt een Nederlander extra op. Op de heksenmarkt van El Alto – wel minder toeristisch dan die van La Paz – werd de Telegraaf-verslaggever gelijk belaagd door zakkenrollers.
Schrik in La Paz overigens niet als er iemand met een bivakmuts naar uw voeten grijpt. Dit hoofddeksel geldt namelijk als ‘dress code’ van het lokale schoenpoetsersgilde.
Excursies in de omgeving
In hotels in La Paz (Hotel Naira bij Plaza San Francisco is een aanrader voor wie geen overdreven luxe zoekt) is een reeks excursies buiten de stad te boeken. De Valle de la Luna (een prachtig maanlandschap), de Andes-toppen Chacaltaya (afhankelijk van de sneeuwval ook te beklimmen per auto) en Huayna Potosi (6088m, zie foto's), de ruïnes van Tiwanaku en Isla del Sol (Zonne-eiland) in het Titicacameer zijn stuk voor stuk meer dan de moeite waard.
Het meest spectaculair is misschien wel de fietsafdaling over El Camino de la Muerte (Dodenweg) – niet zo gevaarlijk als de naam doet vermoeden, mits vergezeld van een gids.
Er zijn geen rechtstreekse vluchten van Nederland naar La Paz. Air France-KLM vliegt wel direct naar São Paulo en Lima. Vandaar bieden respectievelijk TAM en TACA vluchten naar La Paz.
Wie zeker wil zijn dat de eerste vakantiedagen niet worden verpest door hoogteziekte, kan de Bolivia-reis beter in een lager gelegen stad beginnen, zoals Sucre (2900m) of Santa Cruz (400m).
Regionaal busvervoer is goed geregeld en – zoals alles in Bolivia – spotgoedkoop. Wie ’s nachts reist, kan wel beter de bedbus (‘bus cama’) pakken, want de gemiddelde Boliviaan heeft korte benen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten