Dat was me het reisje wel. Leuk volk, de Colombianen. En Bogotá is een verademing in vergelijking met het vreselijke, verknipte Caracas. Na deze eerste indruk (zie foto beneden) van de snelweg van het vliegveld naar stad kon de meest fietsvriendelijke stad van het continent eigenlijk al niet meer stuk.
In het volgende drieluik lees je over mijn bevindingen in Colombia: respectievelijk een stukje over de benarde situatie van Tanja, het vluchtelingendrama op het Colombiaanse platteland en de inspanningen om gedeserteerde guerrillero's en paramilitairen aan een nieuw bestaan te helpen. Smeuïge details van de reis zijn vanaf 12 december in Amsterdam verkrijgbaar, want ik kom weer een paar weken terug.
------------------------------------------------------------------------------------
'Tanja nu gijzelaar'
De gedeserteerde FARC-strijdster ‘Sonja’ (23) begrijpt wel wat de Denekampse guerrillera Tanja Nijmeijer naar de Colombiaanse jungle heeft gelokt. “De verhalen zijn mooi, over Ché, de Bolivariaanse idealen, sociale rechtvaardigheid. In de dorpen geniet je respect als guerrillera, je krijgt eten en drank van de mensen. En de feesten tussen kerst en nieuwjaar zijn chevere” (leuk).
De Colombiaanse vertelt dat ze op haar 14e vrijwillig toetrad tot de FARC, in drie maanden leerde een AK-15 te hanteren en op haar 15e opdracht kreeg een ‘pad’, ofwel informant, in de eigen eenheid dood te schieten.
Net als Tanja, die op slag wereldberoemd werd toen haar kritische dagboek werd ontdekt bij een legeraanval op haar kamp, zag Sonja de romantiek langzaam afbrokkelen. “Elke dag om vier uur op, om 4.15u klaarstaan, tot 6.00u op wacht; het leek wel een kantoorbaan.”
Toen ze voor de tweede keer straf kreeg na een ruzie met een kameraad, brak er iets. “Ik moest vijfhonderd keer brandhout halen en twintig meter loopgraf en latrines graven. Ik ben weggerend, drie dagen lang.” Ze dook onder bij een tante en gaf zich later over bij een politiepost.
Oud-FARC-man ‘Bruno’ (38), die drugs dealde voor de guerrilla en de benen nam toen hij werd geacht een gouverneur te ontvoeren, ziet het somber in voor Tanja. “Ze heeft een ideologisch delict gepleegd en daar staat de doodstraf op. Ze heeft het geluk dat ze buitenlandse is. Maar ontsnappen zal nu nog lastiger zijn.”
De tweede man van de FARC, ‘Raúl Reyes’, vertelde in het tv-programma NOVA dat Tanja best een maandje op verlof mag om haar familie in Nederland op te zoeken, mits ze daarna terugkeert in de gelederen. En of de Nederlandse regering gelijk even kon lobbyen om de FARC van de EU-terroristenlijst te krijgen.
“Schaamteloos. PR van jaren ‘60/’70-gehalte”, aldus de Nederlandse FARC-kenner Liduine Zumpolle. Ze hielp onlangs bemiddelen om Tanja vrij te krijgen, maar kreeg nul op het rekest van de FARC. “Tanja is nu een gijzelaar”, stelde de krant El Mundo deze week, daarbij Den Haag tot actie manend.
In diplomatieke kringen wordt gevreesd dat de FARC door alle aandacht een tweede Ingrid Bétancourt in de schoot geworpen krijgt, ofwel, onderhandelingsaas met een hoge politieke prijs.
Maar anders dan de gegijzelde Frans-Colombiaanse politica, hoeft Tanja op weinig medeleven van de Colombianen te rekenen. Het wil er bij hen niet in dat een afgestudeerde vrouw uit het rijke Nederland haar leven vergooit voor een club bejaarde revolutionairen en ordinaire bandieten, waar het land massaal de buik van vol heeft.
------------------------------------------------------------------------------------
Gevecht om land en cocaïne
“Ik had 3325 cacaobomen op mijn boerderij”, vertelt Severino Moquera Blan (60) in zijn blubberige tuintje in de sloppen van Quibdó, een Colombiaanse oerwoudstad waar het vrijwel elke dag regent.
“Het Subversieve Front (de marxistische guerrilla FARC, red.) gaf ons een uur om te vertrekken. Ze vermoordden mijn broer en mijn schoonvader. We zijn ontsnapt onder een berg bananen in een kano. We wonen hier al elf jaar, teruggaan kan niet. Ik ben boer, maar wat kan ik zaaien op een paar vierkante meter? Meneer, wij zijn jodidos.
De pisang, zijn ze, vrij vertaald. Land kwijt, spullen kwijt, familie kwijt, wortels kwijt. Jaarlijks worden zo’n 200.000 Colombianen van huis en haard verdreven; opgeteld zo’n drie van de 42 miljoen inwoners van het Zuid-Amerikaanse land. Maar druppelsgewijs als de volksverhuizing zich voltrekt, staat de ‘grootste humanitaire ramp van het westelijke halfrond’ (aldus de VN) nauwelijks op het internationale netvlies.
In de provincie die Quibdó als hoofdstad heeft, de Chocó, is in tien jaar 20% van de bevolking op de vlucht geslagen. Grote boerenfamilies van weduwen en veel kinderen die stranden in de steden, waar hen, zo te zien, weinig anders rest dan zittend voor vermolmde huisjes hun tijd stuk te slaan.
De boosdoeners zijn extreemlinkse guerrillero’s en extreemrechtse (oud-)paramilitairen, die de bevolking geen rust en neutraliteit gunnen in hun bloedige twist om de jungle. De Chocó is daarin een strategisch brandpunt. De streek aan de Panamese grens is een labyrint van rivieren en heeft zowel een Caribische als een Pacifische kust; ideaal voor de drugshandel waarmee beide groepen zich financieren.
“Het conflict explodeerde in 1997 met de Operatie Genesis, toen paramilitairen met steun van het leger een offensief begonnen om de guerrilla terug te dringen”, zegt documentairemaker Jesús Durán. “In wezen is het niets meer dan een ordinair gevecht om land en drugs. Boeren die voedsel verbouwen, worden weggejaagd ten faveure van het cocablad en de oliepalm. Als excuus voor het landjepik wordt gezegd dat de grond nodig is als buffer tegen de vijand. Of ze beweren dat de boer gecollaboreerd heeft.”
Een varkensboer die varkens verkocht aan guerrillero’s die zijn dorp controleerden? Laat de binnengevallen paramilitairen het niet horen. Een winkelier die paramilitairen op krediet liet kopen? Collaboratie, oordeelt de nieuwe lokale guerrillacommandant. En met een beetje pech staat daarop de doodstraf.
Colombia-kenner Piet Spijkers heeft een buitenverblijf bij Paz de Ariporo, een provincieplaatsje waar guerrillero’s en paramilitairen actief waren. “Er werden iedere nacht een paar mensen vermoord. De bevolking kon geen kant op."
Maar Spijkers zegt dat hij dit jaar voor het eerst weer veilig naar zijn buitenhuis kan reizen, omdat het Colombiaanse leger het gebied heeft terugveroverd op de illegale groepen. “De veiligheid is enorm verbeterd onder president Álvaro Uribe. Bij zijn aantreden in 2002 had één op de vijf Colombiaanse gemeenten geen politiebureau. Nu hebben ze dat allemaal.”
Dat dit nog geen garantie op bewegingsvrijheid geeft, blijkt als De Telegraaf Quibdó niet uit kan door diverse schermutselingen in de omgeving, met tientallen doden en zo’n duizend vluchtelingen als gevolg.
Volgens de Colombiaanse grondwet hebben de ontheemden recht op opvang. In 2004 tikte het Constitutioneel Gerechtshof de regering op de vingers vanwege de “systematische ontkenning” van het recht op veiligheid, onderwijs en zorg.
“Een historische uitspraak,” zegt Fanny Uribe van Plan Internacional Colombia, een kindgerichte ontwikkelingsorganisatie. “Te meer daar het hof oordeelde dat er geen specifieke aandacht is voor kinderen, terwijl 60% van de vluchtelingen kind is.”
Veel is er sindsdien niet verbeterd, vinden mensenrechtenorganisaties. Plan springt derhalve bij om de jonge vluchtelingen te helpen met het wegpraten van trauma’s, het inhalen van verloren schooljaren en het vullen van de maag via gaarkeukens.
De 12-jarige Jessenia Mina Rivas uit de vluchtelingenwijk Brisas del Poblado in Quibdó zou niet eens meer naar haar dorp terug wíllen. “Ik mis het wel, maar hier heb ik meer kansen. Ik kan gratis met de bus naar school en er is muziekles. Ik wil zangeres worden”, zegt ze gedecideerd. Een originele ambitie, zo blijkt, want de meeste buurtgenootjes worden liever soldaat of politieagent om guerrillero’s dood te schieten.
Verderop in de krottenwijk El Futuro (De Toekomst) zijn de hulporganisaties nog niet neergestreken. Bewoners drinken water uit de regenton en in de moerasjes rond de krotten drijven drollen.
Julia del Carmen Santos (33) zit met tien familieleden thuis te wachten op haar broer, die vandaag een karweitje heeft in de stad en hopelijk weldra een lunch meebrengt. Waarom deze gezond ogende vrouw intussen niet zelf wat ontplooit? Een beetje zelfstudie wellicht? “Dat lukt niet, je ziet toch hoe we erbij zitten? Je raakt hier uit vorm.”
En wat ze ervan vindt dat een guerrillaleger dat zich al 43 jaar als belangenbehartiger van de arme boeren opwerpt, haar rustige boerenleven heeft geruïneerd? “Tja, over die zaken kun je beter niets zeggen.” Twee seconden later. “Het is maluco” (krankzinnig).
----------------------------------------------------------------------------------
Tussen vrede en gerechtigheid
Mede dankzij de gewaagde ‘Wet van Recht en Vrede’ van president Uribe, is de stroom binnenlandse vluchtelingen licht geslonken de laatste jaren. De wet is uniek in de zin dat ze illegale groepen die in volle strijd zijn, uitnodigt de wapens neer te leggen in ruil voor strafverlaging en hulp bij de opbouw van een nieuw leven.
In een klaslokaal aan de krioelende hoofdstraat van Quibdó is de Colombiaanse verzoening in volle gang. Veertien atletische jonge kerels spreken elkaar gebroederlijk toe over ‘De Inspanning’ die nodig is om ‘De Verandering’ te verwezenlijken.
Ze vertellen hoe ze door geldgebrek of gedwongen rekrutering in de guerrilla of contraguerrilla verzeild raakten. “Ze zijn vaak zo jong begonnen met vechten dat ze nog niet weten dat de ‘o’ rond is”, zegt lerares Aleida Moreno. Een baan vinden is haar leerlingen nog niet gelukt, maar zolang ze de lessen en psychotherapie volgen, krijgen ze een uitkering.
Het pardonprogramma van de regering heeft al 45.000 strijders verleid tot ontwapening. Nadat de grootste paramilitaire groep AUC dat collectief deed, zijn het nu vooral twijfelende guerrillero’s die zich uit de jungle laten weglokken.
Vermoedelijk geprikkeld door het feit dat het leger terrein wint in de oorlog met de FARC, melden zich dagelijks gemiddeld negen gevluchte guerrillero’s voor desertie.
Toch is er internationaal veel kritiek op de wet, die daders zou voortrekken boven slachtoffers. Paramilitaire kopstukken die duizend moorden op hun geweten hebben, komen weg met maximaal acht jaar celstraf. Veel misdaden tegen de menselijkheid worden niet eens onderzocht en van financiële genoegdoening voor de slachtoffers is nog nauwelijks sprake.
In Quibdó leidt dat tot wrange contrasten. Neem ‘Gerson’ (28) , een gezellige Colombiaan, maar wel eentje met de nodige moorden op zijn kerfstok.
Niets van justitie te vrezen als de gewezen paramilitair commandant heeft, wandelt hij onbekommerd door de stad. Op school gaat het zo goed dat zijn droom in vervulling lijkt te gaan: dierkunde studeren aan de universiteit. Schuldig tegenover kansloze vluchtelingen voelt hij zich niet echt. “Tja, als wij hun land niet innamen, dan deed de vijand het.”
“We moeten ergens een streep zetten,” verdedigt een regeringswoordvoerder. “Dat is de prijs van de vrede. En het is vijf keer goedkoper een ontwapende strijder op weg te helpen, dan hem te bevechten in het oerwoud.”
De uitkering voor re-integrerende strijders is na kritiek verlaagd van een dubbel naar een enkel minimumloon. Momenteel is 56% van hen aan het werk, van wie driekwart in de informele sector.
Foto's:
- Fietsen op de snelweg.
- Niet het ROC te A'dam-Zuidoost, maar een klasje oud-guerrillero's en paramilitairen in de Chocó.
- Ever the rain. Julia del Carmen Santos in Villa Futuro in Quibdó.
zondag, november 25, 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten